Posts tonen met het label vissersdorp. Alle posts tonen
Posts tonen met het label vissersdorp. Alle posts tonen

donderdag 11 februari 2021

De Zuiderzee – 67 – Volendam, het toerisme en de palingsound

Volendam is onze laatste stop, van dit deel van onze reis, langs de kusten van de voormalige Zuiderzee. Het dorp staat bekend om zijn visserij, toerisme en de palingsound. Die laatste is niet het geluid van de paling die er ooit gevangen werd, maar van de popbandjes die er vandaan komen. 

 


Van The Cats en BZN, tot Nick en Simon, Volendam heeft veel succesvolle muzikanten voortgebracht. We hebben het dan niet over rebelse, of baanbrekende rockers, maar wel heel commerciële jongens en meisjes die goed door hadden wat het grote publiek graag wou horen.

Op weg vanaf Edam beginnen we al 'One Way Wind' te neuriën, één van de hits van The Cats, uit de jaren '60. We rijden een eind terug over de provinciale weg en slaan af bij windmolen de Kathammer, met daarachter een vakantiepark, Marinapark Volendam, met groen en wit geschilderde huisjes, vormgegeven als een oud vissersdorp.

De molen is van oorsprong 17e eeuws, maar werd in 1897 herbouwd, nadat hij verwoest was door brand. Volgens Wikipedia sloeg de bliksem in op Sinterklaasavond, waardoor het dochtertje van de molenaar gedood werd en hij zelf ernstig gewond raakte. De herstelde molen verloor in 1911 zijn wieken, maar dat is, bij een restauratie in 1986, weer rechtgezet.

Op zoek naar een parkeerplaats vlak bij de haven rijden we het dorp bijna weer uit. We slaan een weggetje in dat, ondanks een bord dat aangeeft dat het doodloopt, uitkomt op de zeedijk. Links kijken we uit over het Markermeer, rechts is een industrieterrein. 

In de verte zien we het oude vissersdorp liggen. Er is vrijwel geen verkeer, slechts hier en daar een wandelaar, als we langs de eerste dijkhuisjes komen, met hun houten gevels en witgeschilderde daklijsten. Maar als we de haven naderen wordt het snel drukker. Wanneer we de eerste boetiekjes en terrasjes tegenkomen rijden we stapvoets door een dichte menigte.

Bij een van de restaurantjes stel ik voor om vanuit de auto koffie te bestellen, we komen zo langzaam vooruit dat we tijd genoeg zouden hebben om het op te drinken. We zingen nu uit volle borst 'One Way Wind', ook al komen we wat tekst betreft niet verder dan de eerste regels van het refrein en willen we eigenlijk alleen nog maar weg uit de drukte.

Het toeristenseizoen is nog niet eens begonnen. We zien een bord waarop staat dat de dijk voor auto's gesloten is van 1 april (dat is de volgende dag !) tot 1 november, tussen 11 uur 's ochtends en 11 uur 's avonds. We hadden geen dag later moeten komen.

Als ik het later nog eens bekijk, via Google Streetview, blijkt dat er hier daar nog best een leuk geveltje boven de souvenirwinkeltjes te zien is. We hebben er niet veel van meegekregen en zijn blij als we een zijstraat zien en we van de dijk weg kunnen komen. 

 

NB: De beschreven autorit maakten we in het voorjaar van 2019. Het is nu, vanwege de coronamaatregelen, waarschijnlijk heel rustig in Volendam...

 





Tekening: Gerard Kuit 

Foto's: Jan de Stripman 

Bronnen: Monumenten In Nederland - Noord-Holland 2006; Jacobus Craandijk - Wandelingen door Nederland 1887; Google maps; Wikipedia en andere websites


vrijdag 1 maart 2019

De Zuiderzee – 54 – Van Durgerdam naar Uitdam

We rijden door Durgerdam, langs de Durgerdammerdijk, maar als we het dorp verlaten verandert de naam in de Uitdammerdijk. Het eerste stuk gaat kaarsrecht, langs weilanden met hier en daar een meertje, dat zullen wel overblijfselen van dijkdoorbraken zijn.


Wat verderop komen we aan een grotere plas, het Kinselmeer. De dijk kronkelt nu tussen twee wateren door, want rechts, buiten ons zicht achter de dijk, ligt het IJmeer. De wandelaars van vroeger zullen wel over de dijk gelopen hebben en meer uitzicht hebben genoten. Ik zit af en toe wat ongemakkelijk op de passagiersstoel, de weg is smal en door de bochten heb je niet altijd zicht op tegenliggers. Gelukkig zijn die schaars op zondagochtend.

Het Kinselmeer is ontstaan na de Sint Elisabethsvloed, in 1421, het is genoemd naar de dorpjes Grote en Kleine Keynsel die hier vroeger lagen. Volgens Wikipedia is niet helemaal duidelijk wanneer de dorpjes verdwenen zijn. Door dijkdoorbraken werd de bebouwing een aantal keren verplaatst. Tot in de 19e eeuw stonden ze op landkaarten, maar nu niet meer.

Uitdam
Het Kinselmeer werd ondertussen een stuk groter, door de stormvloed van 1825, toen het nabijgelegen verdedigingswerk De Stenen Beer werd verzwolgen door de Zuiderzee. Na de stormvloed van 1916 was de ontreddering in de nabijgelegen dorpen zo groot dat ze vreesden niet genoeg geld te kunnen opbrengen voor het herstellen van huizen en dijken. Uiteindelijk liet een aantal dorpen zich annexeren door de stad Amsterdam. Hierdoor ligt het Kinselmeer nu in de gemeente Amsterdam.

Uitdam - kerk


Het meer was vroeger populair bij dagjesmensen uit de grote stad en ook nu zijn er nog recreatieterreinen en is er een zeilvereniging actief. Aan het begin van de 20ste eeuw was er een zwemgelegenheid, De Badhoeve en er is nu nog een camping met dezelfde naam. Ik stel me voor dat er verwarring kan ontstaan met Badhoevedorp, maar dat ligt aan de andere kant van Amsterdam, in de Haarlemmermeer.

Een eindje verder komen we in Uitdam. Het is een nog kleiner dorp dan Durgerdam en ligt voor een deel op een smalle strook land tussen het IJmeer en de Uitdammer Die, oorspronkelijk een zeearm waar een klein riviertje, de Waterlandse Die, door stroomde.

De huizen staan hier wat verder uit elkaar en zijn ook deels van hout gebouwd. Het kerkje is zo klein dat je er zo voorbij zou rijden. Wij weten net op tijd te stoppen. We maken een paar foto's en wandelen over het piepkleine, betegelde speelpleintje, waar gebasketbald kan worden, naar de oever van de Die. We horen eendjes, smienten, fluiten, de zon schijnt prachtig tussen dreigende wolken door. Geen wonder dat natuurorganisaties hier weidegrond hebben aangekocht ten behoeve van de vogels...




NB: Dit verhaal is geschreven in 2018, voor het verenigingsblad van Artishock in Soest. De situatie ter plaatse kan inmiddels veranderd zijn.



Tekening: Gerard Kuit 

Foto: Jan de Stripman 

Bronnen: Monumenten In Nederland - Noord-Holland 2006; Jac.P.Thijsse – Langs de Zuiderzee 1915; Google maps; Wikipedia en andere websites

Citaat Nescio: 'Buiten-IJ' uit de novelle 'Mene Tekel', 1946





vrijdag 4 januari 2019

De Zuiderzee – 52 – Naar Waterland


Een herfstige zondagochtend in november, er trekken regen- en hagelbuien over het land en Gerard en ik zijn weer op pad. Deze keer gaan we niet rechtsom, langs de kust van de voormalige Zuiderzee, maar linksom. Ons doel is het stukje kust ten oosten van Amsterdam en het eiland Marken.
Durgerdam - voormalige school en raadhuis

Volgens buienradar zou het een half uurtje na ons vertrek droog worden, dus de regendruppels onderweg trekken we ons niet al te erg aan. We nemen de A1 langs dorpjes en steden waar we eerder over schreven en tekenden, Eemnes, Naarden, Weesp. Bij Muiden gaan we nu onder de Vecht door – in plaats van er overheen – en zien we de nieuwe spoorbrug. Nog een keer onder het water, met de A10, door de Zeeburgertunnel en daar is onze afslag naar Durgerdam.

Jac. P. Thijsse wandelde hier, ruim 100 jaar geleden, en schrijft: 

'Vanaf den hoogen dijk zie je over heel het wazig Waterland heen met al zijn dorpen: Ramsdorp met den dikken toren, Zunderdorp, het spitse torentje van Broek, daarvoor wat daakjes en huisjes bij een blinkende plas; dat is Holysloot en heel in de verte een hooge dichte boomendgroep met een zwaren toren er boven, Monnikendam.'

Dat uitzicht ontgaat ons een beetje. Langs de A10 staan bomen, struiken en geluidswallen en eenmaal de afslag genomen dan is het de snelweg zelf die ons het zicht belemmert. Als we daar onderdoor zijn gereden blijkt dat de Durgerdammerdijk, zoals de weg hier heet, niet over de dijk maar er achter loopt. Naar links wordt het weidse uitzicht geblokkeerd door een volkstuinencomplex.

Maar als we daar dan voorbij zijn en met een grote bocht richting Durgerdam gaan, kunnen we hier en daar uitkijken over het lage weideland. We zien ganzen in het gras, meeuwen vliegen over en een torenvalk hangt te bidden boven de berm.

Durgerdam - hotel
Na een paar kilometer komen we in Durgerdam. Het is niet veel meer dan een rij huisjes langs de dijk maar, schrijft Thijsse:

''t Is een aardig visschersdorp, de huisjes en de haven, de werven, de taanderijen en de pakhuizen zijn even schilderachtig als in Volendam, maar de bevolking legt zich niet toe op het dragen van een opzichtig costuum. Zoo komt het dan, dat je hier nooit een Amerikaan en zelden een Amsterdammer te zien krijgt'

Tegenwoordig hoort het bij de gemeente Amsterdam, dus hoewel er nog steeds niet heel veel toerisme is, zijn de bewoners die je ziet, administratief bekeken, allemaal Amsterdammers.

We parkeren bij het hotel, om een paar foto's te maken en even de benen te strekken.







NB: Dit verhaal is geschreven in 2017, voor het verenigingsblad van Artishock in Soest. De situatie ter plaatse kan inmiddels veranderd zijn.



Tekening: Gerard Kuit 

Foto's: Jan de Stripman 

Bronnen: Monumenten In Nederland - Noord-Holland 2006; Jac.P.Thijsse – Langs de Zuiderzee 1915; Google maps; Wikipedia en andere websites






vrijdag 14 december 2018

De Zuiderzee – 50 – Het kerkplein van Vollenhove


De meeste mensen zullen bij Vollenhove denken aan Pieter van, maar het is ook een alleraardigst stadje aan de voormalige Zuiderzeekust. Gelukkig heeft men, bij de aanleg van de Noordoostpolder, hier een wat breder stuk water gepland, zodat je er ook een mooi zicht op hebt. 



De haven ligt nu vol met plezierjachten, maar Vollenhove was vroeger een vissersplaats. Jac. P. Thijsse noemt in zijn boek 'Langs de Zuiderzee' de garnalenpellerij en de ansjovispakkerij. Maar toen naderde het einde al, zoals voor alle vissersplaatsjes langs de Zuiderzee.

Het stadje wordt in de 10e eeuw voor het eerst genoemd. Een eeuw later werd er een versterkt huis gebouwd, waar nog wat later een kerkje naast verrees. In 1170 werd die eerste versterking door Bisschop Godfried van Rhenen vervangen door een echt kasteel, met gracht. Dat is nog te herkennen in de oude vissershaven, met middenin het eiland waar de burcht ooit op stond.

Rond het kasteel bouwden de belangrijkste personen uit de entourage van de bisschop, de borgmannen, hun huizen. Daaruit ontwikkelden zich in de 17e eeuw 13 havezaten, een aantal daarvan zijn nu nog in Vollenhove terug te vinden.

Na de ontruiming van Schokland vestigde een aantal Schokkers zich in de ruïnes van het kasteel. Gaandeweg werd de haven vergroot. De laatste resten van de burcht en de door de Schokkers gebouwde huisjes, werden in 1955 gesloopt.

Als wij er aankomen hebben we de pech dat een van de straten in het centrum opgebroken is. We werpen een blik op de Grote- of St. Nicolaaskerk, die waarschijnlijk de opvolger is van het oudste kerkje uit 1100. De zware 16e eeuwse toren staat los van de kerk en is vastgebouwd aan het opvallende stadhuis. Dat heeft een gevel met lichte en donkere banden, een galerij met zuilen en een uitgebouwd balkon.

Aan de rechterkant van het stadhuis staat de woning van de stadsbode, die sinds halverwege de 19e eeuw in gebruik is als herberg en later hotel-restaurant. Het stadhuis heeft sinds enige tijd ook een horecafunctie.

Een andere opvallende gevel aan het kerkplein is die van de Latijnse school. Het is een 17e eeuws pand waarvan de straatkant versierd is met zandstenen speklagen, ornamenten en bogen boven de kruisvensters. Het is later gebruikt als Franse school en kostschool. In een aanbouw aan de rechterkant zijn twee brede deuren met ronde bovenkant, voor één daarvan staan aan weerszijden rijk bewerkte stoepstenen uit de 17e eeuw. Volgens een klein uithangbordje wordt er antiek verkocht.



NB: Dit verhaal is geschreven in 2017, voor het verenigingsblad van Artishock in Soest. De situatie ter plaatse kan inmiddels veranderd zijn.



Tekening: Gerard Kuit

Bronnen: Dr. L. van Egeraat – Het Onbekende Nederland 196?; Jac.P.Thijsse – Langs de Zuiderzee 1915; Google maps; Wikipedia en andere websites

Een website met bijzonder veel informatie over Vollenhove, zijn geschiedenis en monumenten is: www.henkvanheerde.nl/vollenhove





woensdag 5 december 2018

De Zuiderzee – 48 – Schokland werelderfgoed


In de jaren '80 ben ik al eens eerder op Schokland en Urk geweest. Dat was met een uitstapje van de tekenkamer van de Oudheidkundige Dienst, waar ik toen werkte. Ik herinner me er weinig meer van, behalve dat we een uitsmijter hebben gegeten, in een restaurant aan de haven van Urk.



Bij het droogvallen van de IJsselmeerpolders werden veel archeologische vondsten gedaan. Gezonken schepen kwamen boven water en rond Schokland vond men ook sporen van eerdere bewoning. Op de website van Museum Schokland wordt met trots de vondst van 4000 jaar oude voetsporen vermeld, bewaard gebleven in de klei.

In 1960 zijn de contouren van het eiland beter zichtbaar gemaakt door er bomen langs te planten. Daardoor zie je het voormalige eiland nu, vanuit de verte, als een strook bos. Dat is nodig ook, want door inklinking van de bodem is het nu lager dan het omringende bouwland.

Aanvankelijk werden de oudheidkundige vondsten bewaard in Kampen, maar omdat de collectie snel groeide werd in 1947 besloten tot het oprichten van een Zuiderzeemuseum. Als locatie werd de leegstaande kerk van Schokland gekozen. Nou ja, leegstaand, het pand werd gebruikt als paardenstal en opslagruimte.

Het museum was direct populair, in 1953 kwamen er al 100.000 bezoekers naar de expositie over de geschiedenis van het eiland en de polders. Het kerkgebouw dateert uit 1836 en is op een terp gebouwd, niet lang voordat het eiland ontruimd werd. In 1960 bleek dat het door uitdroging van de ondergrond zo begon te verzakken dat een ingrijpende restauratie nodig was.

In de loop der jaren is het omringd door andere gebouwtjes, deels van elders hier naartoe verplaatst, zoals de voormalige visafslag, die ooit, aan het andere eind van het eiland, bij de haven stond. Een ander deel van de huisjes is gereconstrueerd om een indruk te geven van een 19e eeuws vissersdorpje. Ook is een houten waterkering nagebouwd en een basalten dijk aangelegd.

Dat alles is keurig afgesloten door een hek, waar Gerard en ik voor staan te kijken. Dat het museum dicht was, op maandag, wist ik wel, maar ik had gehoopt er toch iets meer van te zien te krijgen. Er zijn wat onderhoudslieden aan het werk, een ouder echtpaar wandelt net als wij wat verloren over de parkeerplaats. Uiteindelijk besluiten we er via het wandelpad omheen te lopen. Zo kunnen we toch een paar aardige foto's maken.

In 1995 werd Schokland op de werelderfgoedlijst van UNESCO geplaatst. De website schrijft: 'Het voormalige eiland kon immers bij uitstek worden gezien als symbool voor een oerhollands fenomeen: het leven met en de strijd tegen het water.' Door het museum '...werd naast de bewoningsgeschiedenis van het Noordoostpoldergebied grote nadruk gelegd op de unieke plaats die Schokland inneemt binnen de archeologie en historie van Nederland.'

Hoe die expositie er uitziet moeten jullie dus zelf maar eens gaan bekijken. Gerard en ik rijden nog door het Schokkerbos, waar de geologie van het eiland te zien zou moeten zijn in de vorm van keileem uit de ijstijd. We nemen nog een kijkje bij het voormalige haventje voor we verder gaan richting Vollenhove.



NB: Dit verhaal is geschreven in 2017, voor het verenigingsblad van Artishock in Soest. De situatie ter plaatse kan inmiddels veranderd zijn.



Tekeningen: Gerard Kuit 

Foto's: Jan de Stripman

Bronnen: Jac.P.Thijsse – Langs de Zuiderzee 1915; Monumenten in Nederland - Flevoland 2006; Google maps, Wikipedia en andere websites.






dinsdag 13 november 2018

De Zuiderzee – 45 – Urk, de haven en de vuurtoren


Achter de huizen zien we scheepsmasten en even later lopen we langs de haven van Urk. Die is voornamelijk gevuld met plezierbootjes. Even verderop is een stuk bestemd voor historische vaartuigen, botters en kotters, zeg ik als leek.


Historische haven Urk
Urk is nog steeds een centrum voor visserij en visverwerking, maar de moderne viskotters leggen er niet meer aan. Door de aanleg van de afsluitdijk, waardoor de Zuiderzee veranderde in het zoete IJsselmeer, is er voor de zeevisser hier niets meer te vangen.

Dat de visserij nog steeds van groot belang is komt doordat de Urkers niet betrokken werden bij de aanleg van de Noordoostpolder. Door de beleidsmakers werden ze als ongeschikt beschouwd voor de bevolking van het nieuwe land. Het vooroordeel was dat, door de langdurige isolatie, op het eiland een achterlijk volkje was ontstaan.

De gevolgen waren ietwat bizar. Voor de aanleg van de polder werd, in 1939, eerst een ringdijk aangelegd, waardoor het eiland een verbinding met het vaste land kreeg. Het heeft vervolgens bijna tien jaar geduurd voor er ook een weg kwam, waarover de eilanders naar dat land konden rijden. En toen het land in de nieuwe polder verdeeld werd, werden de Urkers vrijwel geheel overgeslagen.

Bankje van boeien en scheepsonderdelen
Dus bleef Urk een vissersplaats, met volgens Wikipedia, '...de grootste vissersvloot en visverwerkende industrie van Nederland.' Maar die vissersvloot vaart nu dus vanuit havens aan de Noordzee en de Waddenzee. Aan de haven van Urk zien we wel restaurants waar je vis kunt eten, een paar kleine scheepswerven en een bankje geconstrueerd van boeien en scheepsonderdelen.

Aan het uiteinde staat de vuurtoren. In de 17e eeuw werd er op het eiland een vuur gestookt, om de schepen de weg te wijzen. In de 19e eeuw werd de eerste stenen vuurbaak gebouwd en uiteindelijk, in 1844, de huidige bakstenen toren.

De witgeschilderde vuurtoren staat te blinken in de zon. Als wij er foto's staan te nemen komen er twee oudere mannen langs, die in onverstaanbaar dialect met elkaar praten. Oude vissers, natuurlijk.

Vlakbij de toren is het vissersmonument. Op een sokkel staat een stenen beeld, dat een vissersvrouw voorstelt, de rokken wapperend in de wind, uitkijkend over zee. Daar omheen een lage muur met namen van omgekomen vissers. Het zijn er honderden. Het monument werd in 1968 onthuld door koningin Juliana.



NB: Dit verhaal is geschreven in 2016, voor het verenigingsblad van Artishock in Soest. De situatie ter plaatse kan inmiddels veranderd zijn.



Tekeningen: Gerard Kuit 

Foto's: Jan de Stripman

Bronnen: Jac.P.Thijsse – Langs de Zuiderzee 1915; Monumenten in Nederland - Gelderland 2000; Google maps, Wikipedia en andere websites.


De Zuiderzee – 44 – Urk, het Raadhuis en verder


Toen de Zuiderzee nog een zee was lag het eiland Urk daar middenin. Het was zo'n 20 kilometer varen naar of van het vasteland. Als je geen visser was had je er vermoedelijk niet veel te zoeken en de Urkers, op hun beurt, kwamen alleen naar het vasteland om vis te verkopen. En inkopen te doen, waarschijnlijk, want veel andere producten zullen er op het eiland niet gemaakt of verbouwd zijn.



Jac. P. Thijsse schrijft, in zijn Verkade-album 'Langs de Zuiderzee', niet veel over Urk. Dat er vis gevangen werd en dat hij tijdens een zeiltochtje eens behoorlijk zeeziek is geworden, omdat er bij het eiland zoveel deining stond. Hij schrijft wel over de plannen om een afsluitdijk te bouwen en delen van de Zuiderzee droog te leggen.

Die plannen zijn inmiddels werkelijkheid geworden en wij rijden, vanaf Soestdijk door de Flevopolder, in minder dan een uur naar Urk. Het voormalige eiland ligt aan de rand van de Noordoostpolder en je ziet het vanaf de ketelbrug al in de verte liggen. Het is een zogenaamde keileembult, bestaande uit materiaal dat opgestuwd is door de gletsjers in de ijstijden.

Huisjes aan de haven
Het hoogste punt van Urk steekt zo'n 9 meter boven het omringende land en water uit. Dat merk je, als je het dorp binnenrijdt, de weg gaat omhoog en als je er rondloopt zijn er hellende straatjes en ook hier en daar trappen, om het hoogteverschil te overbruggen.

We parkeren de auto bij de Bethelkerk, een fors maar niet al te oud gebouw met een groot, rond, glas in loodraam in de gevel. We lopen naar het eerste torenspitsje dat we zien en dat van het voormalige raadhuis blijkt te zijn. Ook dat is geen stokoud gebouw, het dateert uit 1905, maar het heeft een aardig klokkentorentje, waar de zwaluwen rond zwieren en een spreeuw zit te zingen.

In de jaren '80 bouwde men een nieuw gemeentehuis, in het oude pand is sindsdien een museum gevestigd. Men heeft er uiteraard vooral aandacht voor de geschiedenis van het eiland, de klederdracht en het visserijverleden. Er zijn ook een aantal winkelinterieurs nagebouwd.

We gaan verder, een winkelstraatje in. Urk grossiert niet in monumentale panden, de huisjes zijn over het algemeen laag en niet veel ouder dan 150 jaar, maar toch is het wel sfeervol. Hoewel op deze maandagochtend niet veel winkels of horecagelegenheden open zijn. Het geeft niet, de zon schijnt, het is rustig, wij vermaken ons wel...



NB: Dit verhaal is geschreven in 2016, voor het verenigingsblad van Artishock in Soest. De situatie ter plaatse kan inmiddels veranderd zijn.



Tekeningen: Gerard Kuit 

Foto: Jan de Stripman

Bronnen: Jac.P.Thijsse – Langs de Zuiderzee 1915; Monumenten in Nederland - Gelderland 2000; Google maps, Wikipedia en andere websites.


woensdag 5 september 2018

De Zuiderzee – 36 – Elburg, stadsmuren en een onweersbui


Na de koffie rolt Gerard me verder de Jufferenstraat op, richting Vischpoort. Veel oude binnensteden zijn een wirwar van steegjes en straatje, in Harderwijk dwaalden we nog van pleintje naar pleintje, maar hier is daar geen sprake van.


Het stratenplan van Elburg is een keurig, strak ruitjespatroon. Als we links of rechts een zijstraat inkijken zien we de stadsmuur, met op regelmatige afstanden een muurtoren. Een deel daarvan is omgebouwd tot piepkleine woonhuisjes.

De Vischpoort is de enige stadspoort die in Elburg overgebleven is. Als je er onderdoor gaat kom je bij de haven. Oorspronkelijk schijnt het een gesloten toren te zijn geweest, al vraag ik me wel af hoe de Elburgers in die tijd dan toegang hadden tot de haven. Er moet een andere doorgang zijn geweest, tenzij men de goederen en vis – vanuit de haven – om het stadje heen naar een andere poort vervoerde. Boven de poortdoorgang is een wachtlokaal en de toren heeft een klok, middenin de gevel, die op de hoeken nog gesierd is met arkeltorentjes.

Wij gaan niet onder de poort door maar slaan rechtsaf, langs de stadsmuur. Het weer is nog steeds prima en op ons gemak wandelen we over de keitjes. We komen langs het Arent Thoe Boecopshuis, het stadskasteel dat rentmeester Arent in de 14e eeuw bouwde in opdracht van de hertog van Gelder.

Stel je er niet al teveel van voor, het is niet meer dan een flinke vierkante toren, flink verbouwd en met grote ramen, die alleen door de daklijst met z'n kleine hoektorentjes nog een beetje middeleeuws aandoet. Het heeft een tijd dienst gedaan als stadhuis en politiebureau. Op de binnenplaats moeten de oude politiecellen nog te zien zijn. Momenteel is er een museum in gevestigd.

Een stukje verder komen we langs de kerk, die in een hoek van het stadje geplaatst is. Men begon aan de bouw van deze St. Nicolaaskerk in 1397, vlak na de aanleg van de vesting. Het is een laatgotisch gebouw met een kruisvormige plattegrond. Vermoedelijk heeft men geen al te betrouwbare aannemer gekozen, want al halverwege de 15e eeuw, bleek de kerk zo bouwvallig dat hij ingrijpend verbouwd moest worden.

De torenspits is in 1693 door brand verwoest en niet meer herbouwd. Verder staat hij er keurig bij, als wij er voorbij wandelen. Aan het eind van de straat komen we weer bij onze auto uit, die vlak bij het Agnietenklootser geparkeerd staat. Dit is in de 15e eeuw gesticht door de Zusters Des Gemenen Levens. Momenteel doet het complex dienst als raadszaal en museum en is een deel verbouwd tot woonhuizen.

Niet ver daar vandaan, aan de Van Kinsbergenstraat, staat het voormalige weeshuis, dat later gebruikt werd als Latijns School. Boven de ingang vraagt men, met een gedicht van Vondel, om een gift voor de arme kinderen.

Terwijl de lucht langzaam betrekt rijden we over de snelweg weer naar huis. Tien minuten buiten Elburg barst er een stevig onweer los. De regen komt met bakken uit de nu diep donkere wolken. Net op tijd...




NB: Dit verhaal is geschreven in 2015, voor het verenigingsblad van Artishock in Soest. De situatie ter plaatse kan inmiddels veranderd zijn.



Tekeningen: Gerard Kuit , foto's: Jan de Stripman

Bronnen: Jac.P.Thijsse – Langs de Zuiderzee 1915; Monumenten in Nederland - Gelderland 2000; Google maps, Wikipedia en andere websites.


De Zuiderzee – 35 – Elburg, een gaaf vestingstadje


Jac. P. Thijsse wandelde, in zijn boek 'Langs de Zuiderzee', uit 1915, in twee alinea's van Kampen naar Harderwijk. Daarbij passeerde hij Doornspijk en Elburg in omgekeerde volgorde, vergeleken met onze reis. Aan Doornspijk besteedde hij niet veel woorden, Elburg komt er iets beter vanaf:

'Het is een heel oud stadje, maar in zijn bouwtrant herinnert het aan Mannheim of liever nog aan de nieuwere steden in Noord-Amerika: allemaal rechte lengtestraten en dwarsstraten, die rechthoekige huizenblokken omsluiten.'



Hij noemt de Vischpoort, de oude vestingwallen en het Klooster en schrijft nog dat hij er graag langer was verbleven, maar dat hem daar de tijd voor ontbrak. Of Gerard en ik er heel veel langer zullen zijn weet ik niet, maar ik ga er zeker meer over schrijven.

We parkeren de auto binnen de vesting, aan de Walstraat, laden de rolstoel uit en Gerard rolt me de hobbelige keitjes van de Jufferenstraat over, op zoek naar een terras en een kop koffie. In feite is dit de hoofdstraat van het stadje, die recht op de Vischpoort af loopt. Om ons te herinneren aan het visserijverleden heeft men hier en daar viskorven en -netten over de straat uitgehangen.

Er lopen nogal wat dagjesmensen door het stadje en aan lonkende terrasjes is geen gebrek. We strijken neer op het grote kruispunt, middenin het stadje, tegenover de muziektent. Boven ons hoofd kwetteren huismussen, die ook af en toe onder de tafeltjes door scharrelen, op zoek naar gevallen kruimels.

Elburg is ontstaan in de middeleeuwen en kreeg rond 1230 stadsrechten. In 1339 liet de hertog van Gelre het stadje meer landinwaarts verplaatsen, vanwege de voortdurende kustafslag en overstromingen door de Zuiderzee.

Een deel van de nederzetting, rond de Ellestraat, kwam binnen de nieuwe stadsmuren te liggen, een deel werd aan de zee prijsgegeven. Daar is nu de jachthaven. In de 16e eeuw werd Elburg versterkt met wallen, rondelen en kazematten. Bij een grote brand, in 1593, ging een kwart van alle huizen verloren.

De welvaart in het stadje hing sterk af van de visserij. Vanaf de 17e eeuw ging het daar minder goed mee en met de aanleg van de afsluitdijk was het definitief afgelopen. Door de economische stagnatie bleef het middeleeuwse karakter van Elburg bewaard en aangezien de oude, nauwe gemeentegrenzen tot 1973 gehandhaafd werden, was er ook weinig nieuwbouw, buiten de stadsmuren.

Pas toen, in 1974, de gemeente Elburg samengevoegd werd met Doornspijk kwam er een forse stadsuitbreiding, waarbij het dorp Oostendorp opgeslokt werd.



NB: Dit verhaal is geschreven in 2015, voor het verenigingsblad van Artishock in Soest. De situatie ter plaatse kan inmiddels veranderd zijn.



Tekeningen: Gerard Kuit , foto: Jan de Stripman

Bronnen: Jac.P.Thijsse – Langs de Zuiderzee 1915; Monumenten in Nederland - Gelderland 2000; Google maps, Wikipedia en andere websites.


vrijdag 11 december 2015

De Zuiderzee – 18 – Bunschoten en zijn middeleeuwse oorsprong

Op Wikipedia, de internet-encyclopedie die door de gebruikers zelf gemaakt wordt, krijgt Spakenburg veel meer aandacht dan Bunschoten. Het kleurrijke vissersverleden is misschien aantrekkelijker om over te berichten dan het gewone boerenleven. Ik kan me ook voorstellen dat de argeloze bezoeker in een rechte lijn doorrijdt naar de schilderachtige botterwerf.

Toch moet je voor oude, monumentale panden niet in Spakenburg zijn. De huisjes rond de oude haven zijn op z'n vroegst 19e eeuws. Een oude kerk is er niet en doe drie stappen van de werf af en je staat tussen de 20ste eeuwse nieuwbouw. Dan heeft Bunschoten iets meer te bieden, hoewel het ook niet heel veel meer is.

De twee dorpskernen worden met elkaar verbonden door een rechte gracht, met aan weerskanten een weg. Waar die vaart aansluit op de haven is hij drooggelegd en heet het nu het Spuiplein. Voor de afvoer van water naar de Zuiderzee, nu IJsselmeer, doet hij geen dienst meer. Ook langs de vaart overheerst de nieuwbouw, afgewisseld met een enkele oude boerderij. Maar de vleugelnotenbomen langs het water en de witte voetgangersbruggetjes maken het toch best aardig.

Bij het Kolkplein, waar tot 1932 de haven van Bunschoten was, bereiken we het eind van de vaart en staan we aan de middeleeuwse stadsgrens van Bunschoten. Stadsgrens, ja, want het dorp kreeg halverwege de 14e eeuw stadsrechten.

Er werd zelfs een stadsgracht gegraven en een aarden wal aangelegd. Tijdens de Hoekse- en Kabeljauwse twisten werd het prille stadje verwoest. De vestingwerken zijn nooit hersteld, maar de aanleg is nog steeds aanwezig en vanuit de lucht mooi te zien.

Vanaf het Kolkplein, aan het begin van de Dorpsstraat, kun je rechtsaf de Stadsgracht volgen. Die vormt een langgerekte boog die uiteindelijk aan de andere kant van de dorpsstraat weer uitkomt. Het westelijke deel van het stadje is grotendeels onbebouwd gebleven. Paarden grazen er op de smalle middeleeuwse kavels.

Aan de Stadsgracht staat sinds 2009 weer een korenmolen, De Hoop. De oorspronkelijke molen werd hier in 1967 gesloopt om plaats te maken voor een garagebedrijf. Net als in Soest, waar De Windhond weer herbouwd is, is hier met behulp van sponsors weer een molen verrezen.

Aan de knusse Dorpsstraat staat de oude middeleeuwse kerk van Bunschoten en het vroeg 20ste eeuwse raadhuis. Hier vind je ook nog een aantal aardige oude boerderijen.





NB: Dit verhaal is geschreven in 2013, voor het verenigingsblad van de Artishock in Soest. De situatie ter plaatse kan inmiddels veranderd zijn.



Tekening: Gerard Kuit , foto Jan de Stripman

Bronnen: Jacobus Craandijk – Wandelingen door Nederland 1879; Prof. J.A. De Rijk e.a. – Wandelingen door Gooi- en Eemland 1905; Jac.P.Thijsse – Langs de Zuiderzee 1915; Monumenten in Nederland - Noord-Holland 2006 ; Google maps en Wikipedia.
Bunschoten-Spakenburg op Wikipedia 



donderdag 26 november 2015

De Zuiderzee – 17 – Spakenburg, bij de botterwerf


Toen ik in de jaren '70, in Amersfoort, naar de middelbare school ging kon je daar nog regelmatig vrouwen in klederdracht zien lopen. Met name op marktdagen, wanneer de vis- en broodkramen door handelaren uit Spakenburg, of Bunschoten, bemand werden. Zelfs als het 's winters koud was hielden de dames vast aan hun traditionele kledij, de armen rood van de kou,maar dat leek ze niet te deren.

Er zal wel verschil zijn geweest tussen zomer- en winterdracht, maar dat zag ik met mijn lekenogen niet. Ik schoor sowieso Bunschoten en Spakenburg over één kam. Voor mij, als schooljongen, vreemde oorden, waar de mensen een onverstaanbaar dialect spraken en waar je eigenlijk nooit kwam.



Later ben ik er natuurlijk wel eens geweest, op bezoek bij kennissen en collega's. En nu zou ik een bezoekje zelfs aanbevelen, want Spakenburg heeft een heel schilderachtig haventje, met een oude scheepswerf waar botters gerestaureerd worden. Op doordeweekse dagen kun je er heel prettig een kopje koffie drinken, op één van de terrassen, of een harinkje eten bij een viswinkel.

Met wat geluk zie je er nog een oude dame in klederdracht voorbij wandelen. En anders kun je het bronzen standbeeld van een vissersvrouw bekijken, dat op het pleintje achter de voormalige sluis staat, of het museum bezoeken. Dat bestaat uit een visrokerij, een schooltje en een aantal andere oude pandjes, waar een smal straatje tussendoor loopt.

Jac. P. Thijsse noemde Bunschoten '...het visschersdorp in de wei...' en schrijft dat de haven van het dorp Spakenburg heet. De originele Spakenburgers zullen dat waarschijnlijk te kort door de bocht vinden. Zij bewonen het enige echte vissersdorp van de hele provincie Utrecht en in Bunschoten wonen boeren.

Inmiddels vormen de twee dorpen een gezamenlijke gemeente en zijn ze door nieuwbouw helemaal aan elkaar vastgegroeid. Van de vissersvloot is niets meer over. Spakenburg moet het nu meer hebben van de pleziervaart en het toerisme,  hoewel er nog wel een bloeiende vishandel is.

Op zondagochtend merk je daar allemaal niets van. Langs de haven is het doodstil. Het museum, de restaurants en viswinkels zijn gesloten. De enige andere mensen die Gerard en ik er zien zijn een buitenlands echtpaar met een klein kind. Ze kijken wat verbaasd rond op het uitgestorven plein.

Gerard en ik maken wat foto's. We zijn erg toe aan een kop koffie maar die gaan we dan maar thuis drinken. Volgende keer zullen we nog even terug moeten naar Bunschoten, waar we nu wat haastig doorheen rijden en daarna is het weer verder langs de oude Zuiderzeekust, richting Nijkerk en Harderwijk.



Ps: Enige tijd nadat wij Spakenburg bezochten, in 2012, kwam het nieuws dat de EO een docusoap over het dorp uit ging zenden: 'Voetbal, keek en kibbeling'. De uitzendingen, over het wel en wee van de dorpsbewoners, zijn terug te zien op de website van de EO 



NB: Dit verhaal is geschreven in 2012, voor het verenigingsblad van de Artishock in Soest. De situatie ter plaatse kan inmiddels veranderd zijn.



Tekening: Gerard Kuit , foto's Jan de Stripman

Bronnen: Jacobus Craandijk – Wandelingen door Nederland 1879; Prof. J.A. De Rijk e.a. – Wandelingen door Gooi- en Eemland 1905; Jac.P.Thijsse – Langs de Zuiderzee 1915; Monumenten in Nederland - Noord-Holland 2006 ; Google maps en Wikipedia.
Bunschoten-Spakenburg op Wikipedia