vrijdag 14 mei 2021

De Lazarusberg

25 jaar Mejanderverhalen en tekeningen

Gerard Kuit en ik zijn al 25 jaar samen verhalen aan het maken. Om dat jubileum te vieren zijn we van plan een aantal afleveringen te bundelen in een boek. Dat zou hopelijk eind van dit jaar klaar moeten zijn. Op dit blog plaatsen we de komende maanden vast wat oude verhalen. 

Dit verscheen voor het eerst in de Artishockberichten in 1996. 


De Lazarusberg

Voor de historisch geïnteresseerden is dominee Jacobus Craandijk (1834- 1912) een belangrijk man. Samen met zijn vriend P.A. Schipperus, die aardig tekenen kon, wandelde hij vanaf de jaren '70 van de vorige eeuw door ons land. Van wat hij zag maakte hij uitgebreide beschrijvingen die, voorzien van de tekeningen van Schipperus, door uitgeverij Tjeenk Willink in Haarlem, in 8 delen tussen 1882 en 1888 uitgegeven werden.

Afgezien van bloemrijke omschrijvingen van het landschap en de dorpen, steden en merkwaardige gebouwen, die hij tegenkwam, gaf hij geschiedkundige wetenswaardigheden en beschreef hij wat er aan het eind van de vorige eeuw, met de opkomst van de industrie, aan veranderingen plaats had.

Een paar jaar eerder waren de eerste spoorlijnen in gebruik genomen. Voor het eerst was het de gewone man mogelijk om een dagje uit te gaan. Voor die tijd kostte het dagen om van de ene naar de andere grote plaats te reizen. Zelfs het net van trekvaarten, waarlangs de schuiten voeren, maakte het reizen niet veel sneller.

Een tocht van Amsterdam naar Den Helder duurde met de trekschuit 14 uur. Later kwam de stoomboot en duurde het toch nog 6 uur. In de jaren 1860 en '70 kwam het spoor en dat bekortte de reistijd zoveel dat je op één dag heen en weer kon en ook in de tussentijd nog iets leuks of nuttigs kon doen. Het werd dan ook snel populair om vanuit de stad op het platteland de spaarzame vrije dagen door te brengen.

In Craandijks tijd was dat nog alleen weggelegd voor de welgestelden en de middenstand. Bij zijn beschrijving van Hilversum vermeldt hij dat het met de gewone arbeider in die dagen nog niet zo goed gesteld was:

'De ten deele ongezonde arbeid (..) in slechte of gebrekkige fabrieken; de geestdoodende invloed van een aantal eentoonige bezigheden; het veel te vroeg gebruik van de kinderen en de mogelijkheid voor meisjes en vrouwen, om den ganschen dag bezig te zijn, tot schade van huisgezin en huiselijkheid (..) dit alles plaatste den Hilversumschen arbeider in een hoogst ongunstigen toestand, nog verergerd door den dwang, om zich in de winkels der patroons van hun benoodigheden te voorzien tegen bons, waarmede een deel van het loon werd betaald.'

En:

'...een donkeren vlek (..) die Hilversum ontsiert (..) het afstroomende regenwater, bij hevige stortbuien door de goten en riolen onmogelijk te verzwelgen, stort zich over de laagst gelegen gedeelten van het dorp en maakt daar vooral de woningen vochtig en ongezond, terwijl bovendien de met verwstoffen en onreinheid gemengde water uit de fabrieken slechts een gebrekkigen afvoer vindt en, nevens den inhoud der mestvaalten en privaten, den grond aanhoudend bederft. (..) de bezoeker (..) als hij de tijd en moed had, de treurige verblijven binnen te treden, waar honderden van fabrieksarbeiders hun droevig bestaan voortslepen, dan zou hij een lichamelijke en zedelijke ellende zien, dubbel stuitend bij de weelde en den vrolijken levenslust om hem heen...'

Kinder- en vrouwenarbeid, gedwongen winkelnering en milieuvervuiling, gelukkig zijn de tijden wel wat veranderd, hoewel sommige problemen gebleven zijn. De omgeving veranderde ook, dat zal geen verrassing zijn. Tegenwoordig heeft zelfs de meest eenvoudige fabrieksarbeider een eigen auto voor de deur en gaan zijn uitstapjes en vakanties heel wat verder dan in Craandijks dagen. Maar toch is het interessant om diens gangen na te gaan en te zien hoe Nederland er nu bij ligt. Al was het maar omdat je je eigen dorp met andere ogen gaat bezien.

In zijn wandelingen rondom Baarn, doet de dominee ook Soest aan:

'Soestdijk is spoedig gezien, al telt het ook meer dan negen huizen, zoals in de vorige eeuw.'

Daarmee is de kous gelukkig niet af, er is nog wel wat dat het waard is om bekeken te worden, zozeer zelfs dat hij het een '...klein, maar kostbaar edelgesteente, als een smaakvolle bloemruiker...' noemt. De geboren Soester in mij haalt opgelucht adem.

Er waren toen, behalve het '...voortreffelijke hotel Ubbink..', waarvan ik niet zou weten waar ik het zoeken moest, '..een aantal buitenverblijven (...) met prachtig hout, rijke bloemperken en schitterende waterpartijen...'.

Tsja, waar vinden we die heden ten dage ?

Volgens Craandijk zijn er een paar langs '...den Soesterweg...'.

Bedoelt hij daar de hoofdweg mee ? Welke huizen zijn daar meer dan 120 jaar oud ? Hij wandelt er ook niet echt langs, hij beperkt zich tot het beklimmen van het Lazarusbergje.

Ha, dat ken ik ! Daar verkwikt hij zich met '...het zigt over de golvende rogge- en boekweitakkers, waarboven de torens van Soest en in de verte Amersfoort zich verheffen, terwijl boven de bosschen daar ginds de Dom van Utrecht zich even vertoont en overal heuvels en boomen en huizen het rijke landschap stofferen.'

Dat klinkt geweldig, het is zeker 25 jaar geleden dat ik op dat bergje geklommen ben en ik kan me niet meer herinneren wat ik er toen gezien heb. Het ligt nog geen 5 minuten fietsen van mijn huis en op een heiige zomermiddag rij ik er heen. Bij Nieuwerhoek rechtdoor de Wilhelminalaan op, waar je bovenaan de bomen van het bergje al ziet liggen. Onderweg vraag ik me af welke huizen er al gestaan zouden hebben toen de dominee hier liep. Niet één ? Of misschien dat ene, dat er wat ouder uitziet? De meesten zijn nieuwer dan 100 jaar, dat kan niet missen. En de weg was toen natuurlijk niet veel meer dan een zandpad.

Bij het bergje, waarlangs de Hellingweg loopt, zakt de moed me wat in de schoenen. Er zijn links een heleboel huizen gebouwd. Rechts staat het 'van Arkel gesticht', ter verpleging van psychisch minder welgestelden. Maar bovenop en rondom het bergje, waar een aantal zandpaden overheen loopt, is het één en al bomen en struiken. Zou er vanaf de top überhaupt nog iets te zien zijn ?

Nee, dus. Tussen de begroeiing door is hier en daar een glimp van de omringende bebouwing te zien, een schoorsteen een dak van de nieuwbouw die er achter staat, meer niet.

Maar, er is een troost: Een groot deel van de '...golvende rogge- en boekweitakkers...' is verdwenen onder smakeloze nieuwbouw, wat er nog over is is beplant met maïs of ligt gewoon braak. Toch er is nog wel iets over van die enorme open ruimte, die vroeger doorgelopen heeft tot over de Eng naar Soest-zuid. En er loopt direkt achter de Lazarusberg een fietspad doorheen, dat best mooi is, naar de Waldeck Pyrmontlaan.

Als je die oversteekt en de parkeerplaats achter het nieuwbouwwijkje oprijdt, kun je nog een heel eind verder kijken. Over weilanden met een enkele boom erop, waaronder zwartwitte koeien een beetje schaduw zoeken. Daarachter laat de gemeente zien dat ze weinig waarde hecht aan dit stuk landschapsschoon midden in het dorp: Daar ligt het nieuwe gemeentehuis en het politiebureau, met daaromheen lelijke woonblokken op een 'toplokatie'. Daar bouwt men vrolijk verder aan nog meer lelijke woningen en statusobjekten.

Ik ga nog eens terug naar het Lazarusbergje als de bladeren van de bomen gevallen zijn. Eens zien of je dan de torens van Soest en Amersfoort en misschien zelfs die van Utrecht kan zien.


Noot: 

Kort daarop heeft de gemeentelijke afdeling voor Groen en Milieu de struiken op de top van het Lazarusbergje flink gesnoeid zodat er inderdaad, met name 's winters, meer van het uitzicht te genieten valt.

(De oorspronkelijke illustratie in de Artishockberichten was een foto overgenomen uit 'Geschiedenis en verklaring van de straatnamen in Soest' een deel uit de serie 'De straat waarin wij wonen' uitgegeven door Kruseman, te Den Haag in 1985. Hij gaf de Lazarusberg weer zoals die er rond 1900 bij lag. Voor deze nieuwe publicatie heeft Gerard een eigen impressie gemaakt van de Lazarusberg in die tijd.

Van Hotel Ubbink weten we inmiddels dat het een oudere naam is voor Hotel Trier, dat schuin tegenover Paleis Soestdijk stond. Zie ook het vorige hoofdstuk.)



woensdag 21 april 2021

25 Jaar Mejanderverhalen met tekeningen van Gerard Kuit

Het is dit jaar, 2021, 25 jaar geleden dat ik voor het eerst een verhaaltje schreef en er een tekening van Gerard Kuit bij plaatste. Dat was voor de Artishockberichten, het verenigingsblad van Artishock in Soest. Ik was een aantal jaren redacteur geweest van het blad en schreef aanvankelijk over de culturele activiteiten die door de vereniging georganiseerd werden. Na verloop van tijd wilde ik wel eens wat anders dan weer een mooi concert, of een interessante tentoonstelling aanprijzen. Ik begon stukjes te maken over de dingen die ik meemaakte, of die ik om me heen zag. Eén verhaaltje ging over een wandeling met mijn vrouw, langs Paleis Soestdijk.

In 1998 bundelde ik een aantal verhalen in een gefotokopieerd boekje. In het voorwoord schreef ik:

'Toen Elly en ik het eerste verhaaltje naar de redaktie brachten, stopten we even onderweg om een verjaardagskaart te kopen. Tussen de rekken met beertjes, muisjes en ander weemakend knuffelspul viel mijn oog op een kaart met een strak getekende afbeelding van paleis Soestdijk erop. Ik haalde hem uit het rek en zag dat hij getekend was door Gerard Kuit, een Artishocklid dat al jaren tot onze kennissenkring behoorde. Dat plaatje moest bij mijn stukje ! Toen het blad eenmaal gedrukt was, kwam ik Gerard bij toeval tegen en vroeg hem of hij het niet erg vond dat ik zijn tekening zomaar gebruikt had. Gelukkig vond Gerard het prima en al pratend kwamen we op het idee om samen te gaan werken.'

Dit is dat eerste Mejanderverhaal uit 1996: 

Soestdijk

Laatst ging ik met Elly, in het kader van, even een frisse neus halen op de zondagmiddag, een eindje om. We liepen de deur uit, voor het Paleis langs, sloegen rechtsaf, de laan langs het Baarnse bos door, naar de Naald. Daarna langs de Praamgracht weer terug.

Lekker weertje, alles mooi groen, mooie laan die Koningslaan, met aan weerskanten hoge bomen en van de ene kant uitzicht op de merkwaardige gedenknaald, van de andere kant op het paleis.

De Naald is een stenen obelisk van zeker 10 meter hoog, versierd met een gouden lauwerkrans en geplaatst in een door een ijzeren hek omringd perk. Hij is voorzien van een opschrift, waarin het Nederlandse volk de prins van Oranje dankt voor zijn moed tijdens 'de hardnekkige verdediging der posities bij Quatre Bras', aan de vooravond van de slag bij Waterloo. Aan weerszijden staat een kanon. Op de punten van het hek waren frisdrankblikjes geprikt en ijspapiertjes. We waren niet de enigen die er wel eens voorbij gingen.

Thuisgekomen zocht ik in mijn boekenkast naar informatie over de Naald. Tussen mijn boeken kwam ik een versleten en omslagloos deeltje tegen, van dominee Craandijks 'Wandelingen door Nederland'. De derde druk uit 1887 met wandelingen door NoordHolland en het Gooi. Twee hoofdstukken gaan over Baarn en omstreken, waarbij ook Soestdijk aangedaan wordt. Daar vond ik dat de Naald door architect Van der Hart is ontworpen en opgericht werd volgens een wet van 8 juli 1815. De kanonnen zouden uit 1830 dateren.

"t Zijn veroverde Belgische kanonnen, den opperbevelhebber tot aandenken geschonken' en herinneren aan de 'voortreffelijke leiding der krijgsbewegingen door den prins,' schrijft Craandijk. Ik berwijfel of het nog wel de oorspronkelijke kanonnen zijn, gezien de rubberbanden waar ze op rusten.

In voornoemde wet werd '...het domein Soestdijk in vollen eigendom afgestaan en opgedragen aan Z.K.H. den prins van Oranje, om aan den Nederlandsche armée in den persoon van haren opperbevelhebber een duurzaam blijk te verleenen van de hoogachting en erkentelijkheid, welke zij zich bij alle ingezetenen van het rijk verworven heeft, door haar moedig gedrag in den thans geëindigden veldtogt' (...)

'En waarbij tevens bepaald werd dat het jagthuis in goeden staat gebragt en gemeubileerd zou worden op koste van den lande.'

Wie dacht dat Soestdijk altijd al een koninklijk paleis was, heeft het dus mis. Het is van oorsprong een landgoed dat ooit toebehoorde aan de burgemeester van Amsterdam, Cornelis de Graeff van Zuid-Polsbroek. In 1674 werd het aan Prins Willem III verkocht, die er een nieuw jachthuis bouwde, nu nog te herkennen in het midden van het paleis.

Verschillende Oranjes brachten er de zomermaanden door en verbouwden en verfraaiden het landgoed. In de 18e eeuw werd het eerst door binnengevallen Pruisische troepen bezet en daarna weer door de Hollanders bevrijd. In 1795, tijdens de Franse bezetting onder Napoleon, werd alles verbeurd en tot nationaal eigendom verklaard. Het huis werd een tijd lang als logement gebruikt. Lodewijk Napoleon verbleef er in 1808 een paar weken. 'Tot onuitsprekelijke verveling van zijn hovelingen...', aldus Craandijk.

Vanaf 1815, na de nederlaag van Napoleon, werd het weer koninklijk en kreeg het zijn huidige uiterlijk met de brede gebogen zijvleugels. Craandijk werd er rondgeleid door een hoveling, graaf van Limburg Stirum, en verhaalt van de prachtige zalen met vele kunstvoorwerpen. Waaronder een aantal historieschilderijen van de toen populaire schilder Pieneman*), waarop de heldendaden van de Oranjes uitgebeeld werden.

Hij zingt ook lof van het door Zocher ontworpen park en roemt de opbrengst van de fruitkassen. We moeten er maar op vertrouwen dat Bernhard en Juliana er comfortabel wonen, ik heb het niet gecontroleerd.

Op het parkeerplaatsje tegenover het Paleis, aangelegd om de passant een blik op de vorstelijke eigendommen te gunnen, staat een bronzen beeldje ter ere van Christoffel Pullman. Craandijk beschrijft het zo: 'Wanneer we de prinselijke tuinen verlaten, om een weinig tot rust te komen in het voortreffelijke hotel Ubbink te Soestdijk, dan merken we aan het begin van den Utrechtschen straatweg (de tegenwoordige Biltseweg) vlak bij de brug over de Praamgracht, een eenvoudig, tamelijk leelijk, houten monumentje op, zwart geschilderd en met eenige attributen van den dood minder gesierd dan voorzien.'

Een prachtige volzin, met allerlei informatie over een situatie die allang niet meer bestaat. De inmiddels vierbaans autoweg gaat inderdaad over de praamgracht, maar van een brug is eigenlijk geen sprake. Voor de oplettende passant lijkt het er meer op dat er een sloot onder de weg doorgaat.

Hotel Ubbink ? Nooit van gehoord. De dichtstbijzijnde horecagelegenheid is Café-Restaurant-Snookercentrum Soestdijk, pal aan de weg gelegen, die nu Vredehofstraat heet. Het is een wat ouder gebouw, maar 120 jaar oud?

Verderop aan de hoofdweg had je vroeger het Oranjehotel. Dat was ook oud, een wit gebouw met een grijs dak en krullerige daklijsten. Jarenlang lag het er wat vervallen bij tot het plotsklaps gesloopt werd en vervangen door smakeloos vormgegeven verzorgingsflats.

Nog wat verder, aan de overkant, ligt hotel de Buitenplaats, dat momenteel te koop staat.**) Ook een ouder gebouw, dat er misschien al stond toen Craandijk voorbij kwam. En vroeger was er nog Hotel Eemland, waar nu de Stadhouderslaan, waarlangs de Naald staat, op de hoofdweg aansluit. Maar dat is al zover in de mist van mijn herinnering verdwenen dat ik niet meer zou durven zeggen of het oud genoeg was om de dominee onderdak te hebben kunnen bieden.

Het beeldje van Christoffel is inmiddels vervangen door een bronzen exemplaar. Craandijk meldt al dat het Utrechtsch Genootschap daar plannen voor had. Bij het beeldje staat niet wie die Christoffel was, maar aan zijn uitdossing en zijn geweer te zien was hij soldaat. Eén van onze jongens, zouden we nu zeggen.

'In den laten avond van 26 julij 1787...', vertelt Craandijk, vond er bij Soestdijk een treffen plaats tussen de Patriotten en de Oranjegezinden die elkaar in een burgeroorlog naar het leven stonden. 350 manschappen van de eerstgenoemde partij probeerden, onder bevel van kolonel van Kleinenberg, Soestdijk in te nemen. '... bij de brug stond een soldaat, Christoffel Pullman, die zich niet wilde overgeven en "voor den kop geschoten werd".'

In het daaropvolgende gevecht wisten de verdedigers van het paleis de aanval af te slaan: 'Door geweervuur en handgranaten bestookt, moesten de Patriotten afdeinzen, met verlies van 4 dooden, 20 gevangenen en 5 paarden...'


Noten:

*) Jan Willem Pieneman (1779-1853) was een bij de gevestigde orde mateloos populaire schilder van portretten en historiestukken. Hij bracht het tot direkteur van de Koninklijke Academie en kreeg opdrachten uit de hoogste kringen. Voor de avantgarde was hij het afschrikwekkende voorbeeld van megalomane, wansmakelijke, romantische, academische en heel verkeerde schilderkunst.

Voor generaties van schilders stond Pieneman dus model voor hoe het niet moest. Dit heeft zijn populariteit in onze tijd ook lelijk beïnvloed, pas de laatste jaren wordt zijn werk weer hier en daar tentoongesteld, bijvoorbeeld in de nieuwe vleugel van het Rijksmuseum in Amsterdam.

(In 2019, toen ik Paleis Soestdijk bezocht, hingen er nog schilderijen van Pieneman in de Waterloozaal. Het grootste schilderij, "De Prins van Oranje tijdens de slag bij Quatre Bras", uit 1824, beslaat de hele zijwand van het zaaltje. Voor zover ik kan zien is het niet meeverkocht met het Paleis maar nog steeds eigendom van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.)

**) Hotel de Buitenplaats is inmiddels verkocht, er is nu een kantoor in gevestigd. Het is in 1861 gebouwd in opdracht van zeekapitein H. Zeilstra en zijn vrouw Dirkje Otten en heette toen 'Zomerlust'.

Later heeft het nog enige tijd dienst gedaan als bankgebouw, de bankkluis moet nog aanwezig zijn. Het uiterlijk is een combinatie van neo-renaissance en jugendstil.

(Bron: Soest Monumentaal - uitgave van de Historische Vereniging-1991)

(In het lentenummer van 'Van Zoys tot Soest', het blad van de Historische Vereniging Soest / Soesterberg, dat verscheen in 2021, staat een artikel waaruit blijkt dat Hotel Ubbink hetzelfde is als Hotel Trier. In 1897 nam Casper Trier de horecagelegenheid over van Hendrik Ubbink. Hotel Trier, dat aan de Praamgracht lag, net in de gemeente Baarn, sloot de deuren in 1960 en werd in 1964 gesloopt.)

 

donderdag 11 februari 2021

De Zuiderzee – 67 – Volendam, het toerisme en de palingsound

Volendam is onze laatste stop, van dit deel van onze reis, langs de kusten van de voormalige Zuiderzee. Het dorp staat bekend om zijn visserij, toerisme en de palingsound. Die laatste is niet het geluid van de paling die er ooit gevangen werd, maar van de popbandjes die er vandaan komen. 

 


Van The Cats en BZN, tot Nick en Simon, Volendam heeft veel succesvolle muzikanten voortgebracht. We hebben het dan niet over rebelse, of baanbrekende rockers, maar wel heel commerciële jongens en meisjes die goed door hadden wat het grote publiek graag wou horen.

Op weg vanaf Edam beginnen we al 'One Way Wind' te neuriën, één van de hits van The Cats, uit de jaren '60. We rijden een eind terug over de provinciale weg en slaan af bij windmolen de Kathammer, met daarachter een vakantiepark, Marinapark Volendam, met groen en wit geschilderde huisjes, vormgegeven als een oud vissersdorp.

De molen is van oorsprong 17e eeuws, maar werd in 1897 herbouwd, nadat hij verwoest was door brand. Volgens Wikipedia sloeg de bliksem in op Sinterklaasavond, waardoor het dochtertje van de molenaar gedood werd en hij zelf ernstig gewond raakte. De herstelde molen verloor in 1911 zijn wieken, maar dat is, bij een restauratie in 1986, weer rechtgezet.

Op zoek naar een parkeerplaats vlak bij de haven rijden we het dorp bijna weer uit. We slaan een weggetje in dat, ondanks een bord dat aangeeft dat het doodloopt, uitkomt op de zeedijk. Links kijken we uit over het Markermeer, rechts is een industrieterrein. 

In de verte zien we het oude vissersdorp liggen. Er is vrijwel geen verkeer, slechts hier en daar een wandelaar, als we langs de eerste dijkhuisjes komen, met hun houten gevels en witgeschilderde daklijsten. Maar als we de haven naderen wordt het snel drukker. Wanneer we de eerste boetiekjes en terrasjes tegenkomen rijden we stapvoets door een dichte menigte.

Bij een van de restaurantjes stel ik voor om vanuit de auto koffie te bestellen, we komen zo langzaam vooruit dat we tijd genoeg zouden hebben om het op te drinken. We zingen nu uit volle borst 'One Way Wind', ook al komen we wat tekst betreft niet verder dan de eerste regels van het refrein en willen we eigenlijk alleen nog maar weg uit de drukte.

Het toeristenseizoen is nog niet eens begonnen. We zien een bord waarop staat dat de dijk voor auto's gesloten is van 1 april (dat is de volgende dag !) tot 1 november, tussen 11 uur 's ochtends en 11 uur 's avonds. We hadden geen dag later moeten komen.

Als ik het later nog eens bekijk, via Google Streetview, blijkt dat er hier daar nog best een leuk geveltje boven de souvenirwinkeltjes te zien is. We hebben er niet veel van meegekregen en zijn blij als we een zijstraat zien en we van de dijk weg kunnen komen. 

 

NB: De beschreven autorit maakten we in het voorjaar van 2019. Het is nu, vanwege de coronamaatregelen, waarschijnlijk heel rustig in Volendam...

 





Tekening: Gerard Kuit 

Foto's: Jan de Stripman 

Bronnen: Monumenten In Nederland - Noord-Holland 2006; Jacobus Craandijk - Wandelingen door Nederland 1887; Google maps; Wikipedia en andere websites