vrijdag 21 december 2012

De Langbroeker Wetering - 6 – Kasteel na kasteel


Op onze tocht, de 19e eeuwse dominee Jacobus Craandijk achterna, verlaten Gerard Kuit en ik Cothen. We nemen de brug de Kromme Rijn over, waarvan je nog een mooi uitzicht hebt op kasteel Rhijnestein en slaan de Graaf van Lijnden van Sandenburgweg in, de provinciale weg richting Utrecht.

Na een paar kilometer stoppen we bij een parkeerplaatsje. Hier ligt, in het bos verscholen, kasteel Hardenbroek. Tussen de bomen door kun je een glimp van ‘…de kloeke voorgevel…’ opvangen. Ook dit is een van oorsprong middeleeuws bouwwerk. In de oostelijke zijgevel zijn delen opgenomen van een 13e eeuws rechthoekig zaalgebouw.


Het doet zich overigens voor als een strakgetrokken, 18e eeuws, deftig buiten. Momenteel wordt het weer bewoond door de eigenaars, de familie van Hardenbroek – Snouck Hurgronje. Van 1938 tot ’42 was er het museum van de Stichting Nationaal Centrum gevestigd. Daarvoor is het zo’n 20 jaar verhuurd geweest aan de Nederlandse Christen Studenten Vereniging.

Volgens Craandijk ‘…was het omstreeks 1250 door een edelman uit het geslacht van Wulven gesticht en de tegenwoordige baronnen van Hardenbroek zijn in regte lijn uit dat geslacht gesproten…’. En hij merkt op dat Hardenbroek als ‘…eenige huis in den lande welligt, bijna altijd in den handen van den stam des stichters is gebleven.’ De dominee krijgt ‘…vergunning om kennis te nemen van de talrijke familieportretten, waaronder van groote kunstwaarde en van eerbiedwaardigen ouderdom…’


Wij slaan een stukje verder een kleinere weg in die ons weer terug voert naar de Wetering. Zo passeren we een kasteel zonder het te zien: Weerdesteyn, een eenvoudige vierkanten toren gebouwd omstreeks 1300. Bij het gebouw hoort een 17e eeuws poortje en een boerderij uit 1876.

Het geheel ligt verscholen tussen bossen en weilanden en is alleen over onverharde wegen te bereiken. Dat was ook al zo toen de dominee hier wandelde, al had de toenmalige eigenaar, baron van Wijckersloot, de toren toen net een beetje opgeknapt. De baron woonde echter in Brussel en bezocht zijn Langbroekse bezittingen alleen in het jachtseizoen.

Craandijk zegt in de verleiding te komen om ‘…romantische en geheimzinnige geschiedenissen te verbinden aan den eenzamen toren.’ Maar concludeert vervolgens ‘…dat de nuchtere waarheid wel zal zijn dat Brussel meer aantrekkelijks heeft dan Weerdestein…’.



Het eerstvolgende kasteel, dat we wel te zien krijgen, is het mooie Sterkenburg. Craandijk wandelde hier over ‘…een kleiweg met hooge populieren…’, wij zoeven over asfalt, tussen de malse weilanden door. We nemen een bruggetje de Wetering over, gaan een klein stukje linksaf en we zijn weer terug op het grondgebied van Driebergen-Rijsenburg, bij de oprijlaan naar Sterkenburg.

Ook dit kasteel heeft een middeleeuwse toren, de onderste twee verdiepingen dateren uit de 13e eeuw, maar deze toren is rond, als enige in de omtrek. Met zijn nepkantelen die gedragen worden door een rondboogfries, dat herinnert aan de middeleeuwse werpgaten, mezekouwen, die vroegere kasteeltorens bekroonden, maakt hij een robuuste indruk. Het huis dat er tegenaan gebouwd is ziet er veel vriendelijker uit en stamt uit 1848, net als de vierkante toren, die aan de andere kant een soort tegenwicht vormt voor de ronde donjon.

Een jaar of 10 geleden ben ik er eens binnen geweest. Het kasteel werd toen verhuurd als studentenhuis en een kennis van mijn zuster Marieke huurde er twee kamers. Het was er een gezellige rommel met fietsen en wasrekken in de gangen en een schildersatelier in de grote zaal. Inmiddels is de eigenaar bezig met een restauratie en ik las onlangs dat hij het huis beperkt open stelt voor publiek. In een weiland vlakbij staat een bakstenen duiventoren uitgevoerd in neogotische stijl die gebouwd is rond 1850. Het in Engelse landschapsstijl aangelegde park rondom Sterkenburg dateert ook uit die tijd.

‘Sterkenburg was vroeger een afzonderlijke gemeente en vanouds een aanzienlijke heerlijkheid,’ vertelt Craandijk. Het kasteel werd toen bewoond door mr. K.J.F.C. Kneppelhout, die het eerder zo uitgebreid liet verbouwen. ‘…alles is goed in stijl gehouden en de roodsteenen muren vertoonen zich kloek en statig, zonder dat de pleister hun het ernstig karakter ontnomen heeft.’

Het huis wordt omgeven door een gracht waarover een brug met twee verdiepingen ligt, de bovenste verdieping voor de kasteelheer en zijn familie, de onderste geeft het dienstvolk direct toegang tot de kelder en keuken.

Nazaten van Kneppelhout, de familie Steengracht van Oostkapelle, bezitten nog steeds het landgoed, met uitzondering van het kasteel. Zij bewonen de verbouwde oranjerie die achter het kasteel gelegen is.


NB: Dit verhaal is geschreven in 2001 en eerder verschenen in de Artishockberichten en op het Volkskrantblog, de omstandigheden ter plaatse zijn mogelijk veranderd.


Tekening van Sterkenburg: Gerard Kuit (boven) en Jan de Stripman (onder)

Meer informatie op Wikipedia: HardenbroekWeerdestein en Sterkenburg  

Sterkenburg wordt momenteel verhuurd als vergader- en trouwlocatie en als bed & breakfast. Zie www.kasteelsterkenburg.nl

Bronnen: J. Craandijk: Wandelingen door Nederland - Utrecht, 1874; ENSIE lexicon 1952; Doriann Kransberg en Hans Mils: Kastelengids van Nederland, 1979; Handboek Natuurmonumenten, 1996; Monumenten in Nederland - Utrecht, 1997; Landschapsgids voor Utrecht – Stichting het Utrechts Landschap, na 1997.

vrijdag 14 december 2012

De Langbroeker Wetering - 5 – Werkhoven en Cothen



Op zijn tocht langs de Langbroeker Wetering wandelde dominee Craandijk in 1883 van kasteel Beverweerd, door het bos, naar ridderhofstad Sterkenburg. Maar ‘… behoeven wij niet al te zuinig te zijn met onzen tijd, dan kunnen wij het dorp Kothen, dat met zijn kerk en zijn molen voor ons in het groen ligt, nog wel bezoeken…’.

Omdat ook Cothen een kasteel heeft lijkt die omweg ons een goed idee. We nemen dus het bruggetje over de Kromme Rijn, steken de provinciale weg van Utrecht naar Wijk bij Duurstede over en belanden in Werkhoven. Want het kerktorentje, dat wij vanuit het park van Beverweerd zagen, was van dat dorp. Cothen ligt al gauw een kilometer of 10 verderop. Verwarring ligt echter op de loer want ook hier is een molen, ‘Rijn en weerd’, gebouwd in 1882, dus nog spiksplinternieuw in Craandijks dagen.

We besteden niet al te veel aandacht aan het dorp, vooral omdat er carnaval gevierd wordt en daardoor de hoofdweg deels is afgezet. Na een omleiding door een tamelijk nieuwe woonwijk komen we toch midden in de optocht terecht. Echt problematisch is dat niet. Een paar in boerenkiel gehulde en met brandgevaarlijke pruiken getooide jongeren staan ons, met een glas bier in de hand, vriendelijk toe te lachen, terwijl wij onze weg zoeken langs het handjevol versierde boerenkarren. Verwonderd, vrolijk, en lichtelijk verward laten we het dorp achter ons.





Thuis gekomen leer ik dat Werkhoven een zeer oude nederzetting is. Dat de kerk al in de 9e eeuw gesticht is en een oude Romaanse toren heeft. Ook het schip van de kerk is Romaans, het heeft een 12e eeuwse oorsprong, maar er is later veel aan verbouwd. Het dorp ligt aan een oude zijtak van de Kromme Rijn, die de Achter Rijn genoemd wordt.

Een stukje buiten het dorp lag ooit het kasteel Weerdenburg. We rijden er ongemerkt aan voorbij. Als we de juiste landweg gevonden hadden, zouden we geconstateerd kunnen hebben dat er op het omgrachte terrein nog een boerderij uit 1672 staat, waarin delen van de oude voorburcht opgenomen zijn. Nu nemen we de weg richting Cothen die op enige afstand de loop van de Kromme Rijn volgt.

Een paar grote lussen voeren ons, tussen weilanden en boomgaarden door, langs een vierkante, grijs gepleisterde watertoren, die particulier bewoond wordt. Daarachter staat midden tussen de weilanden de in 1959 gebouwde Priorij Gods Werkhof. Het ligt er een beetje merkwaardig in het groene landschap, een rood bakstenen complex met een klokkentorentje, gebouwd door de zusters Augustinessen. Het geeft wel aan, samen met de carnavalsactiviteiten, dat het Rooms Katholicisme in deze streek de boventoon voert.


Uiteindelijk bereiken we Cothen, rijden het dorp door en er bijna weer uit voordat we achter de huizen kasteel Rhijnestein ontdekken. We parkeren de auto op een parkeerplaatsje niet ver van de kerk en proberen dichter bij het kasteel te komen.

Het eerste weggetje dat we inslaan loopt dood tussen de huizen, bovendien ligt de rivier tussen ons en het kasteelterrein. We lopen een stukje terug de hoofdweg in en om het aardige kleine kerkje heen. Dit oudste deel van Cothen, met zijn lage monumentale huisjes langs de doorgaande weg, is een beschermd dorpsgezicht.

Met de bouw van de kerk is vermoedelijk rond 1200 begonnen, een brand in 1673 en latere herbouw bepalen nu het uiterlijk van het gebouwtje. Een bord met een pijl wijst ons een bruggetje over, naar een schilderachtig poortgebouw, waarachter het eigenlijke kasteel gelegen is. Een ander bord met ‘Verboden toegang’ verspert ons de weg en als we toch stiekem onder de poort door willen loeren komt er ook nog net iemand naar buiten. We voelen ons enigszins betrapt, maar de bewoonster, die zo te zien met de was bezig is, staat ons genadig toe een paar foto’s te maken.

Craandijk schrijft dat Cothen behoorlijk oud is, ‘…Karel de Groote schonk het aan de kerk van Utrecht…’. Van het kasteel ‘…is nog een kloeke poort en een vierkante toren gespaard en sedert enige tijd met zorg gerestaureerd. ’t Is tegenwoordig een fraaije buitenplaats…’

Die oorspronkelijke toren, net als het poortgebouwtje daterend uit de 14e eeuw, staat vanaf de poort gezien aan de rechterkant van het gebouw. Het aangrenzende deel is in 1873 gebouwd en de linker toren pas in 1887, alles in opdracht van de toenmalige eigenaar de heer W.A. van Beeck Calkoen. De tuin langs de rivier is in 1910 aangelegd naar ontwerp van L.A.Springer.

Hongerig geworden besluiten we in de plaatselijke lunchroom, zeer rustiek gevestigd in het kleine voormalige raadhuis uit 1881, een broodje kroket en een kopje koffie te gaan nuttigen. Vanuit het restaurantje hebben we uitzicht op de bakstenen stellingkorenmolen ‘Oog in ’t zeil’ uit 1870.


NB: Dit verhaal is geschreven in 2001, voor het programmablad van vereniging Artishock in Soest, en eerder verschenen op het Volkskrantblog. De situatie ter plaatse kan inmiddels veranderd zijn.



Tekening: Gerard Kuit

Links op Wikipedia:
Ook dominee Craandijk is sinds kort te vinden op Wikipedia 

Overige links:
Werkhoven hoort bij gemeente Bunnik 
Cothen maakt deel uit van gemeente Wijk bij Duurstede 

Bronnen: J. Craandijk: Wandelingen door Nederland - Utrecht, 1874; ENSIE lexicon 1952; Doriann Kransberg en Hans Mils: Kastelengids van Nederland, 1979; Handboek Natuurmonumenten, 1996; Monumenten in Nederland - Utrecht, 1997; Landschapsgids voor Utrecht – Stichting het Utrechts Landschap, na 1997.


woensdag 5 december 2012

De Langbroeker Wetering 4 – Beverweerd



Een smal weggetje evenwijdig aan de Kromme Rijn, die buiten het zicht achter het weiland aan de linkerkant stroomt, voert ons naar het bos bij Beverweerd. Tot voor kort stonden er flinke eiken langs dit laantje maar die zijn niet lang geleden gekapt. Gerard veronderstelt dat ze ziek waren, maar we zien maar één rotte stam tussen de trieste stompen.

We parkeren de auto tegenover het toegangshek van het kasteelterrein. Er tegenover loopt een onverharde weg door het bos naar de Wetering. Dominee Craandijk omschrijft de omgeving zo: ‘Daar vinden wij lange lanen van eiken en iepen, linden en sparren, heen leidend om het uitgestrekte park, dat met een zwaar en kostbaar hek is afgesloten.’



Als we het hek doorlopen, een groot deel van het terrein is opengesteld voor wandelaars, zien we links een aantal licht gepleisterde gebouwen. Een ervan is het koetshuis uit 1847, het heeft grote deuren, een torentje en is versierd met gebeeldhouwde paardenkoppen. De andere lage, witte panden dateren uit het midden van de 20e eeuw toen het kasteel in gebruik was als internationale school.


De oorsprong van het kasteel ligt heel wat eerder. ‘Op het einde van de 13e eeuw wordt voor het eerst een edelman met den naam van Beverweert genoemd, en wel heer Zweder, ridder…’. Zweder sneuvelt in 1304 op het slagveld en zijn familie raakt het kasteel kwijt aan het geslacht van de Velde.

Door huwelijk komt het bij de van Vianens terecht en blijft daar tot de 15e eeuw. Johanna van Vianen van Beverweerd trouwt dan met Jan van Boekhout. Door vererving komt het in 1536 in het geslacht van Buren. In 1564 erft Filips Willem van Nassau, de oudste zoon van Willem de zwijger, het huis van zijn moeder Maria van Buren. Via Filips’ broer Maurits komt het in het bezit van diens bastaardzoon Lodewijk van Nassau, die we al eerder tegengekomen zijn als bouwer van het slot in Zeist.

Na nog een heel stel huwelijken en verervingen komt Beverweerd in 1906 in de familie van Rechteren Limpurg terecht. Lutgaris van Rechteren Limpurg, gehuwd met Constantin Friedrich Graf zu Castell-Castell, verkocht het kasteel in 1958 aan de stichting Quakerscholen waarna het tot school verbouwd werd. Een functie die het gebouw voor zover ik weet nu niet meer vervult.


Als Gerard en ik er rondlopen is van enige schoolse activiteit in ieder geval niets te merken. De bijgebouwen lijken leeg te staan, aan de gezellige gordijntjes en planten voor de ramen te zien wordt het hoofdgebouw wel bewoond.

De kern van dat hoofdgebouw dateert uit de 13e eeuw. Maar later is er veel aan het huis vertimmerd en vooral een verbouwing uit de 19e eeuw heeft zijn stempel op het uiterlijk van Beverweerd gedrukt. Naar de smaak van de tijd werd het omgebouwd tot een neogotisch buitenhuis. Het kreeg een regelmatige voorgevel met twee hoektorens waartussen een balkon met gietijzer balustrade. Nepkantelen en arkeltorentjes bekroonden het geheel.

De middeleeuwse stenen verdwenen onder een laag pleisterwerk waarin een blokpatroon werd uitgehakt. De ingangspartij kreeg een dubbele gebogen trap die naar een bordes leidde. Allemaal erg sjiek, maar niet wat je verwacht bij een middeleeuwse burcht.

Craandijk vond het een ‘…schoon en grootsch huis.’, hoewel hij min of meer spijtig opmerkt dat ‘… wat aan Beverweerd zijn middeleeuwsch voorkomen gaf, is verdwenen…’. In de 20e eeuw werd de pleisterlaag weer verwijderd, maar de sporen van het blokpatroon zijn nog steeds in de gevels te zien.

Beverweerd staat op een eilandje dat aan een kant aan de Kromme Rijn grenst, er staan opmerkelijke bomen in het park, dat verder uit mooie groene gazons bestaat. Een bordje verbiedt ons om op het gras te komen en ook de, van fraaie gietijzeren leuningen voorziene, brug naar het kasteeleiland is verboden toegang. Gerard maakt een paar foto’s en we vervolgen onze tocht richting Werkhoven.



Deze verhalenreeks is geschreven in 2001, voor het programmablad van vereniging Artishock in Soest, en eerder verschenen op het Volkskrantblog. De situatie ter plaatse kan inmiddels veranderd zijn.


Tekening: GerardKuit


Zie ook op Wikipedia:

Beverweerd - Daar is te lezen dat het kasteel momenteel leeg staat. In 2005 werd het aangekocht door de Stichting Philadelphia Vegetarisch Centrum. Er waren plannen: 'Op het terrein zouden zorgvoorzieningen en appartementen worden gerealiseerd voor oudere vegetariërs, de doelgroep van Philadelphia Vegetarisch Centrum. (…) Anno 2009 werden de werkzaamheden wegens geldgebrek gestopt. In 2011 werd Beverweerd verkocht. '

Onlangs zag ik een advertentie in de krant waarin kunstschilder en meestervervalser Geert Jan Jansen zijn werk te koop aanbood in kasteel Beverweerd. Hij blijkt er sinds 2006 te wonen en te werken. Zie ook www.geertjanjansen.nl



Bronnen: J. Craandijk: Wandelingen door Nederland - Utrecht, 1874;  ENSIE lexicon 1952; Doriann Kransberg en Hans Mils: Kastelengids van Nederland, 1979; Handboek Natuurmonumenten, 1996; Monumenten in Nederland - Utrecht, 1997; Landschapsgids voor Utrecht – Stichting het Utrechts Landschap, na 1997.