Posts tonen met het label stadhuis. Alle posts tonen
Posts tonen met het label stadhuis. Alle posts tonen

vrijdag 7 juni 2019

De Zuiderzee – 57 – Monnickendam, de Oude Waag, Gemeentehuis en Speeltoren

Jacob van Lennep maakte bij zijn bezoek aan Monnickendam kennis met de burgemeester, die tevens handelaar in vis was en een lijnbaan – dat is een touwslagerij – bezat. Het is mede dankzij hem dat er nu nog zoveel monumentale panden in het stadje te vinden zijn.
'Monnikendam draagt meer nog dan Purmerend blijken van verval: echter heeft de heer Arbman in den tijd het sloopen van vele schoone huizen belet, door zich dezelve voor de stad te eigenen, het welk de sloopers heeft afgeschrikt.'



Van Lennep en zijn metgezel, van Hogendorp, betrokken een kamer in De Doelen, vlakbij de grote kerk. '...welke herberg een goed "uiterlijk" voorkomen heeft.' De kamers zullen dus niet veel soeps zijn geweest.

Van Lennep was op pad gegaan met nieuwe schoenen en had aan het eind van de dag enorme blaren op zijn voeten. '...half razend van de pijn ging ik met Van Hogendorp den burgemeester Arbman bezoeken, die ons zeer vriendelijk onthaalde, wijn schonk en veel vertelde, onder anderen hoe hij als maire de stad bestierd...'

Dat soort avonturen beleven Gerard en ik niet in Monnickendam. Wij gaan, heel anoniem en onopgemerkt, een kopje koffie drinken in de Oude Waag. We worden bediend door twee jonge meisjes, een blonde en een donkere, die eruit zien alsof ze nog op school zitten en op zondagochtend een zakcentje bijverdienen. Door een klein misverstand krijgen we niet precies wat we dachten besteld te hebben, maar dat mag de pret niet drukken.

We zitten vrijwel als enige in het monumentale 17e eeuwse pand, dat oorspronkelijk een open front naar de straat had, later is er een overdekte galerij met pilaren aangebouwd, waar nu het terras is. De openingen zijn dichtgemaakt met grote ramen, die uitkijken op het sluisje, het water en de bootjes. Het interieur heeft fraaie eiken balken en betimmering, is versierd met wijnrekken en vaten, er is een houten trap naar de bovenverdieping.

Links: Cipiershuis, rechts: Oude Waag
Na de koffie, met gebak, wandelen we een klein eindje het stadje in. Direct om de hoek staat de speeltoren, in de steigers. Het is eigenlijk een kerktoren, uit de 16e eeuw, die hoorde bij een oudere, middeleeuwse kerk, maar die is al eeuwen verdwenen. De toren geeft nu toegang tot het plaatselijke museum. Maar er is van alles tegenaan gebouwd.

De daklijst van een van de panden tussen de waag en de toren draagt het opschrift 'Cipiershuis'. Er was hier in vorig eeuwen een politiebureau, met cellen. Om de hoek, aan de andere kant aan de toren vastgebouwd, staat het voormalige stadhuis. Een ander oud stadhuis staat schuin aan de overkant. Dat is een groot, statig, 18e eeuws pand, met een met grijze stenen pilasters versierde gevel, krullerig beeldhouwwerk en helemaal op de top een 17e eeuws monnikenbeeld.

Oude Waag en Speeltoren
Ik zou nog pagina na pagina kunnen vullen met beschrijvingen van monumentale gebouwen en schilderachtige woonhuizen. Maar dat hebben anderen al veel beter gedaan.

Jac. P. Thijsse, bijvoorbeeld, die schrijft dat het er erg stil was op straat.
'Maar wat ziet het er aardig uit, de mooie vischmarkt, het aardig stadhuis en bovenal de prachtige klokkentoren, waar omhoog de vroolijke klokken naar alle kanten naar buiten komen kijken.'

Gerard en ik wandelen het sluisje weer over, waar een ander beeld van een monnik op is geplaatst en stappen weer in de auto. De zon schijnt net even tussen de wolken door en strijkt een mooi licht over Monnickendam, als wij vertrekken, richting Broek in Waterland.




NB: Dit verhaal is geschreven in 2018. De situatie ter plaatse kan inmiddels veranderd zijn.




Tekening: Gerard Kuit 

Foto's: Jan de Stripman 

Bronnen: Monumenten In Nederland - Noord-Holland 2006; Jac.P.Thijsse – Langs de Zuiderzee 1915; Google maps; Wikipedia en andere websites


Het dagboekje van Jacob Van Lennep is te lezen en te downloaden bij DBNL.org via deze link 





vrijdag 14 december 2018

De Zuiderzee – 50 – Het kerkplein van Vollenhove


De meeste mensen zullen bij Vollenhove denken aan Pieter van, maar het is ook een alleraardigst stadje aan de voormalige Zuiderzeekust. Gelukkig heeft men, bij de aanleg van de Noordoostpolder, hier een wat breder stuk water gepland, zodat je er ook een mooi zicht op hebt. 



De haven ligt nu vol met plezierjachten, maar Vollenhove was vroeger een vissersplaats. Jac. P. Thijsse noemt in zijn boek 'Langs de Zuiderzee' de garnalenpellerij en de ansjovispakkerij. Maar toen naderde het einde al, zoals voor alle vissersplaatsjes langs de Zuiderzee.

Het stadje wordt in de 10e eeuw voor het eerst genoemd. Een eeuw later werd er een versterkt huis gebouwd, waar nog wat later een kerkje naast verrees. In 1170 werd die eerste versterking door Bisschop Godfried van Rhenen vervangen door een echt kasteel, met gracht. Dat is nog te herkennen in de oude vissershaven, met middenin het eiland waar de burcht ooit op stond.

Rond het kasteel bouwden de belangrijkste personen uit de entourage van de bisschop, de borgmannen, hun huizen. Daaruit ontwikkelden zich in de 17e eeuw 13 havezaten, een aantal daarvan zijn nu nog in Vollenhove terug te vinden.

Na de ontruiming van Schokland vestigde een aantal Schokkers zich in de ruïnes van het kasteel. Gaandeweg werd de haven vergroot. De laatste resten van de burcht en de door de Schokkers gebouwde huisjes, werden in 1955 gesloopt.

Als wij er aankomen hebben we de pech dat een van de straten in het centrum opgebroken is. We werpen een blik op de Grote- of St. Nicolaaskerk, die waarschijnlijk de opvolger is van het oudste kerkje uit 1100. De zware 16e eeuwse toren staat los van de kerk en is vastgebouwd aan het opvallende stadhuis. Dat heeft een gevel met lichte en donkere banden, een galerij met zuilen en een uitgebouwd balkon.

Aan de rechterkant van het stadhuis staat de woning van de stadsbode, die sinds halverwege de 19e eeuw in gebruik is als herberg en later hotel-restaurant. Het stadhuis heeft sinds enige tijd ook een horecafunctie.

Een andere opvallende gevel aan het kerkplein is die van de Latijnse school. Het is een 17e eeuws pand waarvan de straatkant versierd is met zandstenen speklagen, ornamenten en bogen boven de kruisvensters. Het is later gebruikt als Franse school en kostschool. In een aanbouw aan de rechterkant zijn twee brede deuren met ronde bovenkant, voor één daarvan staan aan weerszijden rijk bewerkte stoepstenen uit de 17e eeuw. Volgens een klein uithangbordje wordt er antiek verkocht.



NB: Dit verhaal is geschreven in 2017, voor het verenigingsblad van Artishock in Soest. De situatie ter plaatse kan inmiddels veranderd zijn.



Tekening: Gerard Kuit

Bronnen: Dr. L. van Egeraat – Het Onbekende Nederland 196?; Jac.P.Thijsse – Langs de Zuiderzee 1915; Google maps; Wikipedia en andere websites

Een website met bijzonder veel informatie over Vollenhove, zijn geschiedenis en monumenten is: www.henkvanheerde.nl/vollenhove





dinsdag 13 november 2018

De Zuiderzee – 44 – Urk, het Raadhuis en verder


Toen de Zuiderzee nog een zee was lag het eiland Urk daar middenin. Het was zo'n 20 kilometer varen naar of van het vasteland. Als je geen visser was had je er vermoedelijk niet veel te zoeken en de Urkers, op hun beurt, kwamen alleen naar het vasteland om vis te verkopen. En inkopen te doen, waarschijnlijk, want veel andere producten zullen er op het eiland niet gemaakt of verbouwd zijn.



Jac. P. Thijsse schrijft, in zijn Verkade-album 'Langs de Zuiderzee', niet veel over Urk. Dat er vis gevangen werd en dat hij tijdens een zeiltochtje eens behoorlijk zeeziek is geworden, omdat er bij het eiland zoveel deining stond. Hij schrijft wel over de plannen om een afsluitdijk te bouwen en delen van de Zuiderzee droog te leggen.

Die plannen zijn inmiddels werkelijkheid geworden en wij rijden, vanaf Soestdijk door de Flevopolder, in minder dan een uur naar Urk. Het voormalige eiland ligt aan de rand van de Noordoostpolder en je ziet het vanaf de ketelbrug al in de verte liggen. Het is een zogenaamde keileembult, bestaande uit materiaal dat opgestuwd is door de gletsjers in de ijstijden.

Huisjes aan de haven
Het hoogste punt van Urk steekt zo'n 9 meter boven het omringende land en water uit. Dat merk je, als je het dorp binnenrijdt, de weg gaat omhoog en als je er rondloopt zijn er hellende straatjes en ook hier en daar trappen, om het hoogteverschil te overbruggen.

We parkeren de auto bij de Bethelkerk, een fors maar niet al te oud gebouw met een groot, rond, glas in loodraam in de gevel. We lopen naar het eerste torenspitsje dat we zien en dat van het voormalige raadhuis blijkt te zijn. Ook dat is geen stokoud gebouw, het dateert uit 1905, maar het heeft een aardig klokkentorentje, waar de zwaluwen rond zwieren en een spreeuw zit te zingen.

In de jaren '80 bouwde men een nieuw gemeentehuis, in het oude pand is sindsdien een museum gevestigd. Men heeft er uiteraard vooral aandacht voor de geschiedenis van het eiland, de klederdracht en het visserijverleden. Er zijn ook een aantal winkelinterieurs nagebouwd.

We gaan verder, een winkelstraatje in. Urk grossiert niet in monumentale panden, de huisjes zijn over het algemeen laag en niet veel ouder dan 150 jaar, maar toch is het wel sfeervol. Hoewel op deze maandagochtend niet veel winkels of horecagelegenheden open zijn. Het geeft niet, de zon schijnt, het is rustig, wij vermaken ons wel...



NB: Dit verhaal is geschreven in 2016, voor het verenigingsblad van Artishock in Soest. De situatie ter plaatse kan inmiddels veranderd zijn.



Tekeningen: Gerard Kuit 

Foto: Jan de Stripman

Bronnen: Jac.P.Thijsse – Langs de Zuiderzee 1915; Monumenten in Nederland - Gelderland 2000; Google maps, Wikipedia en andere websites.


zaterdag 27 oktober 2018

De Zuiderzee – 43 – Kampen, van kerk tot sigarenfabriek


Het was een mooie, zonnige, maar tegelijk frisse zondag in oktober, waarop Gerard en ik Kampen bezochten. We dwaalden wat lukraak door de oude stad, eigenlijk op zoek naar een café, waar we wat op zouden kunnen warmen bij een kop koffie. 



De nieuwe toren
Het mooie van Kampen is dat het niet veel uitmaakt hoe je door de stad loopt, er is overal wel iets moois te zien. Als ik door mijn foto's blader zie ik de stadspoorten, de Nieuwe Toren – een 17e eeuwse, vrijstaande, klokkentoren die bij de kapel het Heilige-Geestgasthuis hoorde – en het fraaie laat-gotische stadhuis.

Stadhuis













Volgens Wikipedia hoort dat stadhuis, met z'n arkeltorentjes, kruisvensters en versierde gevel, tot de 'top 100 van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg'.

bovenkerk

We kwamen ook nog langs de kerk, de theologische universiteit en het burgerweeshuis – een enorm 19e eeuws gebouw met een grappig klein poortje ernaast. Daarop een plaquette met een mannetje en een vrouwtje, twee weeskinderen, die een stichtelijke te
Poortje weeshuis
kst vasthouden.

Wat verderop zien we een ander poortje, dit keer behorend bij de gebouwen van het 'linne weevers gilde'. Volgens het opschrift dateert het uit 1665 en boven de doorgang zijn twee stenen leeuwen geplaatst, die een wapenschild vasthouden.

Ik maakte foto's van mooie straatjes en steegjes met stenen bogen tussen de monumentale huizen. Zo kan ik nog wel even doorgaan, als ik al die oude en bezienswaardige panden apart moest beschrijven zou ik nog jaren bezig zijn.

Poortje Linneweversgilde




Laat ik daarom tot slot de tabaksfabriek 'De Olifant' noemen, gevestigd in een pakhuis, niet ver van het stadhuis. Boven de grote, dubbele toegangsdeur zijn twee halve, houten, tonnen aan de gevel bevestigd, met het opschrift: 'Tabak, Snuif, Sigaren'.

De tabakshandel en fabricage van sigaren was, in de 19e en begin 20ste eeuw, van groot belang voor Kampen. Er zijn nog meer voormalige sigarenfabrieken in de stad te vinden. Bij 'De Olifant' kun je nog steeds sigaren kopen. Ook is er een tentoonstelling van oude ambachten.

Wie er meer over wil weten kan terecht op de website, www.olifant.com, die gericht is op een internationaal publiek. Je kunt er uitleg krijgen in het Engels, Duits, Frans en Spaans, gek genoeg niet in het Nederlands... 


NB: Dit verhaal is geschreven in 2016, voor het verenigingsblad van Artishock in Soest. De situatie ter plaatse kan inmiddels veranderd zijn.



Tekeningen: Gerard Kuit 

Foto's: Jan de Stripman

Bronnen: Jac.P.Thijsse – Langs de Zuiderzee 1915; Monumenten in Nederland - Gelderland 2000; Google maps, Wikipedia en andere websites.


dinsdag 18 september 2018

De Zuiderzee – 39 – Hattem, rivier en binnenstad


'Hattem, het oude kleine stadje aan den Veluwerand met zijn schilderachtige poorten en merkwaardig geplaveide straatjes,' schrijft Jac.P.Thijsse in zijn boek over de IJssel.

Het pand der liefde


Maar als ik Hattem nog eens opzoek, op Google Maps, valt me ineens op dat het stadje helemaal niet aan de IJssel ligt. Toen Gerard en ik er naar toe reden zagen we links water – ik dacht de rivier – en rechts het stadje. Maar tussen de IJssel en Hattem ligt nu een flinke strook land, het water dat ik zag is een gegraven kanaal, dat een stukje verderop 'de Veluwse Wetering' heet. Je komt ook nog voorbij een jachthaven, als je vanuit het stadje naar de rivier zou willen lopen, of rijden.

Hattem stadhuis
Dat moet ooit anders zijn geweest, maar misschien is dat al lang geleden. In 1401 schonk Hertog Willem van Gelre de Hoenwaard aan de bewoners van Hattem, om er hun vee op te laten grazen. Dat gebied, van oorsprong uitgestrekte uiterwaarden, ligt ten oosten van de de stad, met daarachter de rivier. Het bleef tot halverwege de 20ste eeuw gemeenschappelijke grond en het was verboden er te bouwen. Het is nu nog steeds een open gebied, waar Staatsbosbeheer gedeelten van beheert.

Ondertussen wandelden Gerard in ik over de 'merkwaardig geplaveide straatjes' van de binnenstad. Eerst een prettig winkelstraatje door, met aan het eind het rood-wit gestreepte stadhuis, annex waaggebouw, op het hoekje van de markt. Het huidige uiterlijk dankt dat aan een ingrijpende verbouwing, aan het begin van de 17e eeuw. Daarvoor was het pand in gebruik als Heilige Geest Gasthuis.

De kerk waar, terwijl wij passeren, vrome Hattemers zich naartoe spoeden voor de zondagsochtenddienst, heeft een romaanse toren uit de 13e eeuw. Voor het overige dateert het gotische gebouw uit de 15e eeuw, of later.
Op het plein verder erg veel terrasstoelen en -tafels. Op andere dagen – en bij goed weer – is het er vast erg gezellig.

We krijgen het al behoorlijk koud en lopen dus nog maar een klein stukje verder, een straatje in dat de Adelaarshoek heet. Aan het eind daarvan stond ooit het kasteel de 'Dikke Tinne'.

We stoppen even bij een schilderachtig pand, dat de aandacht trekt door zijn 'rijke maniëristische voorgevel met boven de ingang een bakstenen arkel op geprofileerde consoles', zoals het in 'Monumenten van Nederland' beschreven staat.

Volgens het ANWB-bord op de gevel heet het 'Het Pand Der Liefde'. Je zou zeggen dat het dan misschien ooit een huis van lichte zeden is geweest, maar dat is volgens dat plakkaat niet het geval. Het is in 1676 '...als patriciërswoning gebouwd en heeft nooit een andere functie dan woonhuis gehad.' Hattem heeft dus ook z'n raadsels...



NB: Dit verhaal is geschreven in 2015, voor het verenigingsblad van Artishock in Soest. De situatie ter plaatse kan inmiddels veranderd zijn.



Tekeningen: Gerard Kuit 

Bronnen: Jac.P.Thijsse – Langs de Zuiderzee 1915; Monumenten in Nederland - Gelderland 2000; Google maps, Wikipedia en andere websites.


vrijdag 23 februari 2018

De Zuiderzee – 28 – Harderwijk, woelig verleden, rustig heden

In 1512 stuurde hertog Karel van Gelre een leger, op de schaats, van Harderwijk naar Woerden, lees ik op Wikipedia. En dan zijn er nog mensen die denken dat het klimaat niet veranderd is !

Nou ja, vanaf 1514 liet Karel vanuit Harderwijk troepenschepen richting Friesland vertrekken, dus de Zuiderzee zal niet voortdurend dichtgevroren zijn geweest.



Harderwijk was in de middeleeuwen een strategisch belangrijke plaats. Het was lid van Hanze, er werd dus handelgedreven met Duitse en Scandinavische steden. De visserij was er van belang. De stad kreeg verschillende keren het stapelrecht voor vis toebedeeld. Dat betekende dat '...alle vis die tussen Muiden en Kampen aan land werd gebracht, met uitzondering van Elburg (...) in Harderwijk afgeslagen en verkocht moest worden en dat daar de prijs werd vastgesteld.' Aldus Wikipedia.

De stad wisselde een aantal keren van machthebber. Vaak waren de hertogen van Gelre er de baas, maar soms zwaaide de bisschop van Utrecht er enige tijd de scepter. Eind 15e eeuw had Maximilliaan van Oostenrijk er zelfs een poosje de macht.

De stad werd een paar keer belegerd en door brand verwoest. In 1566 kwamen de burgers zelf in opstand en bestormden ze het blokhuis. De beeldenstorm en de pest trokken door de straten. Het was kortom een woelige tijd.

Daar merk je nu niets meer van. Hoewel je aan het onregelmatige patroon van pleintjes en straatjes kunt zien dat de stad niet in één keer gebouwd is, maar een aantal bouwfases heeft gehad. De vesting heeft niet de symmetrische aanleg die we eerder zagen in Naarden en het stratenplan is niet zo rechtlijnig als bijvoorbeeld het middeleeuwse Bunschoten.

Wij wandelen langs het stadhuis, naar de fraaie vispoort en daarachter, over de lege boulevard. Een enkele horecaondernemer is bezig wat stoelen naar buiten te dragen, maar het ziet er niet naar uit dat we hier ergens een kop koffie zullen kunnen krijgen.

We herinneren ons het glazen paviljoentje in de Hortustuin, waar we mensen met dampende koffie en croissants zagen en lopen weer terug het stille stadje in. Als we daar eenmaal aan de cappuccino zitten, met een appelpunt, vragen we de vriendelijke serveerster of het elke zondag zo uitgestorven is in Harderwijk. 
Ja, zegt ze, en op doordeweekse dagen ook !

Ga er dus rustig eens naar toe...



NB: Dit verhaal is geschreven in 2014, voor het verenigingsblad van Artishock in Soest. De situatie ter plaatse kan inmiddels veranderd zijn.



Tekeningen: Gerard Kuit , foto's Jan de Stripman

Bronnen: Jac.P.Thijsse – Langs de Zuiderzee 1915; Monumenten in Nederland - Gelderland 2000; Google maps en Wikipedia.


donderdag 18 januari 2018

De Zuiderzee – 23 – Nijkerk, de waag, de haven en het stadhuis



Schuin tegenover het café aan het plein, waar we koffie dronken, staat een bronzen beeldje van twee mannen en drie koeien. Na een kleine speurtocht op internet kom ik er later achter dat het symbool staat voor 'boerenmaandag', een jaarlijks evenement met een veekeuring, oude ambachten, markt en andere attracties.

Direct achter het beeldengroepje ontspringt een grachtje. Wij wandelen aan de rechterkant verder en komen al na een meter of 10 langs een metalen voetgangersbrug, die hier een beetje ten overvloede is neergelegd. De voetgangers hadden immers ook, bij het veemarktbeeldje, de linkerkant van de gracht kunnen kiezen.

Aan de overkant staat het waaggebouw, op de luifel op nostalgische wijze 'De Waegh' genoemd. Het is in 1904 gebouwd, toen er klaarblijkelijk nog zoveel handelswaar aangeboden werd, dat het de moeite waard leek om in een nieuw pand te investeren. Sinds er geen balen tabak meer gewogen worden is er, onder meer, een restaurant in gevestigd.

Wij wandelen verder langs het grachtje en komen zo bij de haven. Er liggen een paar binnenvaartschepen, er staan moderne bedrijfspanden en een silo, waarop met grote letters de naam van het water is aangebracht: Arkervaart.

Maar aan de stadskant staat ook een oud pakhuis, een aardig restaurant en het 18e eeuwse stadhuis. Dat laat maar weer zien dat die haven en de handel die er gedreven werd, een belangrijke plaats innam in Nijkerk.

Het voorste deel van het stadhuis werd in 1743 gebouwd als woonhuis, maar al snel door de stad aangekocht, om te dienen als herberg en woning voor de havenmeester. In 1772 kwam een uitbreiding tot stand waarin het Amptsbestuur en het Landgerecht zetelden.

Sinds 1811 is het gebouw in gebruik als stadhuis. De huidige ingang is in een moderne aanbouw aan de linkerkant. Voor de deur van het oude gedeelte wordt de rode loper uitgelegd. Vermoedelijk niet voor ons, maar misschien verwachten ze later nog hoger bezoek, of een trouwerij ?

We maken wat foto's en wandelen daarna weer terug de stad in, langs de kerk en naar het rustige straatje waar de auto geparkeerd staat. De volgende etappe gaat naar Harderwijk...

Ps: De volgende Boerenmaandag is op 16 april 2018. Zie www.boerenmaandag.nl


NB: Dit verhaal is geschreven in 2013, voor het verenigingsblad van Artishock in Soest. De situatie ter plaatse kan inmiddels veranderd zijn.



Tekeningen: Gerard Kuit , foto's Jan de Stripman

Bronnen: Jacobus Craandijk – Wandelingen door Nederland 1879; Prof. J.A. De Rijk e.a. – Wandelingen door Gooi- en Eemland 1905; Jac.P.Thijsse – Langs de Zuiderzee 1915; Monumenten in Nederland - Noord-Holland 2006; Google maps en Wikipedia.


woensdag 3 juli 2013

Het groene hart 14 – IJsselstein, een oud stadhuis, een nieuw stadskantoor

Na de verwoesting van IJsselstein in 1417-18 werd er vanaf 1427 onder leiding van Willem van Egmond begonnen met het herstel, maar het nieuwe stadsdeel Nieuwpoort werd niet herbouwd. In de daaropvolgende jaren waren er herhaaldelijke belegeringen, zonder ernstige gevolgen. Maar in 1466 kwam er een twist binnen de familie van Egmond tot uitbarsting. De Gelderse troepen verwoestten onder leiding van ruwaard Johan van Egmond en met behulp van Utrecht opnieuw het stadje.

Op bevel van hertog Karel de Stoute, hertog van Bourgondië en stadhouder van Holland en Zeeland, kwam in 1470 een verzoening tot stand, maar na diens dood in 1477 gingen de IJsselsteiners en Utrechters weer los. In 1482 trok Jan van Montfoort op tegen het kasteel, in 1510 was er een belegering door Utrechtse troepen die het een jaar later nog eens probeerden in samenwerking met de Hollanders. Maar de bewoners van IJsselstein lieten zich ook niet onbetuigd.

Toen de Utrechters hun eigen bisschop, David van Bourgondië, in 1459 niet in hun stad toe wilden laten kreeg deze steun van Frederik van Egmond, heer van IJsselstein. Utrecht werd uiteindelijk zelfs ingenomen en Frederik was er korte tijd stadhouder, tot hij er door de Utrechters weer uitgesmeten werd. Pas onder Karel V, van 1523 tot '43 heerser over alle Nederlandse gewesten, kwam er een eind aan de vijandelijkheden. De meeste gebouwen in IJsselstein dateren dan ook van na 1550.


Van het ooit behoorlijk grote kasteel is alleen die ene vierkante toren overgebleven. De toren staat vlak buiten de binnenstad aan de overkant van de stadsgracht, achter een rijtje villa's die rond 1950 gebouwd zullen zijn. Een bruggetje leidt naar het kasteelterrein, maar op zondagochtend is het gesloten. Aan de achterkant is een braakliggend stuk grasland dat ook bij het kasteel gehoord heeft. Hoe omvangrijk het slot in eerste aanleg was weet niemand meer. Het kasteel van Arnout en zijn opvolgers werd immers in 1416 door gezamelijke Utrechtse en Hollandse troepen verwoest. In 1427 werd het herbouwd door Willem van Egmond.

Tot in de 16e eeuw bleef het slot in handen van de familie van Egmond, die ook graven van Buren waren. Toen Willem van Oranje trouwde met Anna van Buren kwam IJsselstein in het bezit van de vader des vaderlands. In de Franse tijd werden de bezittingen van de Oranjes in beslag genomen. Kasteel IJsselstein werd staatseigendom en deed in die periode een tijdje dienst als hospitaal.

Daarna kwam het leeg te staan, tot het gekocht werd door jonkheer meester Nicolaas Hendrik Strick van Linschoten. Diens dochter bewoonde het toen Craandijk IJsselstein in 1874 bezocht. Het forse gebouwencomplex is dan echter al vervallen tot ongeveer de helft van zijn oorspronkelijke grootte. De dominee rept van '…een half vervallen muur en een paar bouwvallige ronde torens, rijk met klimop en andere woekerplanten begroeid…'.

Het deel dat nog wel bewoonbaar is wordt volgens hem echter goed onderhouden: 'Als mensenhand het niet verwoest dan kan het nog lang den tijd trotseren.' Het mocht niet zo zijn. Als Craandijks verslag in druk verschijnt is hij genoodzaakt een noot toe te voegen: 'Het kasteel te IJsselstein is in januari 1888 gesloopt.'


Stadhuis, IJsselstein - Foto: De Stripman
Als Gerard en ik vanaf de IJsselpoort de doodstille stad weer in wandelen komen we na een paar straten Elly en Esther weer tegen. Zij hebben op de hoek van de kerkstraat en de voorstraat een terrasje ontdekt en willen vast koffie gaan drinken. Gerard en ik gaan eerst nog een blokje om en wandelen de Utrechtsestraat door langs het voormalige stadhuis.

Vlak buiten de binnenstad is tegenover de Benschopperpoort een zachtgroen nieuw stadskantoor gebouwd. Het oude stadhuis dateert van 1568, het heeft een hardstenen bordes waarop het stadswapen is aangebracht. Het werd in 1873 bepleisterd en voorzien van nieuwe ramen in empirestijl, van 1974 tot '77 werd het gerestaureerd en weer ontpleisterd, de schilderachtige dakruiter is toen vernieuwd.

Een stukje verderop zien we Esther en Elly lopen. Het terras was nog dicht en dus wandelen we samen langs het waaggebouw, een tamelijk bescheiden classicistisch pand uit 1779 en het daarachter gelegen Cisterciënzerklooster Mariënberg. Er is een restaurant in gevestigd en met name de gevel aan de kant van de waag is het bekijken waard. De achterkant wordt grotendeels aan het oog onttrokken door een lelijk schoolgebouw van rond 1900. Het nog resterende deel van het klooster, dat eertijds veel groter was en lange tijd dienst deed als gasthuis, is 16e en 17e eeuws.


Aan het eind van de Benschopperstraat ligt de Benschopperpoort. Van deze middeleeuwse stadstoegang is nog minder over dan van zijn tegenhanger de IJsselpoort. Twee bescheiden muurtjes ter weerszijden van de brug over de gracht, meer is het niet. Als je hier naar links kijkt zie je de laat 19e eeuwse, neogotsiche Rooms katholieke st. Nicolaaskerk, en op de tegenoverliggende hoek, aan de andere kant van het oude vestingstadje, zie je de korenmolen de Windotter. Deze is in 1732 gebouwd op een restant van de stadsmuur en werd van 1984 tot '88 geheel gerestaureerd.

Als we daar foto's staan te maken komt er een meisje met haar vader voorgelopen. Verwonderd vraagt het kind: 'Waarom nemen ze nou een foto van de molen, pap ?' Wij Soesters hebben thuis geen molen, maar dat kan zo'n kind natuurlijk niet weten. *)

We voltooien onze rondwandeling langs het smalle grachtje dat hier zeer wijds de haven genoemd wordt en vinden bij terugkomst het terras aan de kerkstraat gelukkig geopend. We drinken er een lekker kopje koffie voor we de terugtocht naar huis aanvaarden.


*) Inmiddels is aan dit gemis een eind gekomen. Men heeft de reeds lang verdwenen molen 'De Windhond' geheel nieuw weer opgebouwd, op de Soester Eng.

NB: Dit verhaal is geschreven in 2003 en eerder gepubliceerd in de Artishockberichten, programmablad van de vereniging Artishock in Soest en op het Volkskrantblog. 


Tekening: Gerard Kuit
 
Bronnen: Wandelingen door Nederland, Utrecht - J. Craandijk, 1874; Wij trekken door Utrecht - Rinke Tolman, 1935; ENSIE lexicon 1952; Kastelengids van Nederland - Kransberg en Mils, 1979; Monumenten in Nederland - Utrecht, 1997
 
Links:

Oude foto's en historische informatie is te vinden bij Streekarchief Rijnstreek en Lopikerwaard




vrijdag 7 juni 2013

Het groene hart 10 – Montfoort, het oude Stadhuis en de IJsselpoort


Wellicht zijn er lezers die, aangestoken door onze verhalen, ook eens gaan kijken in de oude Utrechtse stadjes die in deze serie beschreven worden. De zondagochtend is daar bijzonder geschikt voor. Het is dan uitgestorven stil, de ene helft van de bevolking ligt nog in bed en de andere helft zit in de kerk. Of de verhouding werkelijk fiftyfifty is kan ik natuurlijk niet nagaan, maar op straat zie je in ieder geval niemand.


Ik zou dan wel aanbevelen te wachten tot het voorjaar. De oude gevels en smalle straatjes mogen dan voor de liefhebber hartverwarmend zijn, bij een temperatuur van rond het vriespunt en met een gure wind hou je het toch niet al te lang vol. Gerard en ik besluiten dan ook in Montfoort nog één bezienswaardigheid mee te pikken en dan terug naar huis te rijden.


We wandelen de Hofstraat, die achterlangs de kerk loopt, uit en komen aan bij het merkwaardige stadhuis. Het in aanleg 14e eeuwse pand, heeft een uit de 18e eeuw daterend, hoog, zadeldak tussen twee trapgevels dat wordt bekroond door een aardig klokkentorentje. Het vormt een voor Nederland unieke combinatie met de eraan vast gebouwde IJsselpoort.

Het stadhuis werd in 1676 verbouwd ten behoeve van de vierschaar, de door vier scharen (banken) afgezette rechtszaal. In de 18e eeuw werd het aan de kant van de rivier uitgebreid met een vleugel, in de 19e eeuw kreeg het een nieuw bordes. In de jaren '60 van de afgelopen eeuw werd het stadhuis gerestaureerd en ontpleisterd. De gevels en ramen werden gereconstrueerd naar 18e eeuwse vormen.

Tegenwoordig is er een restaurant en stadscafé in gevestigd en even twijfelen we of we niet liever de warmte van de gelagkamer op zullen zoeken. Maar we vermannen ons en lopen onder de poort door. Naast de doorgang zien we weer een overblijfsel van het middeleeuwse strafsysteem waar we in Woerden en Oudewater ook al voorbeelden van tegenkwamen.

'Gelijk in Woerden de ijzeren halsband nog prijkt aan het stadhuis, ' schrijft Craandijk, 'zoo hangen hier nog beide steenen aan den ketting, die de "quade wiven" in den goeden ouden tijd moesten dragen.'

Heer Guyotte van IJsselstein stelde in 1336 deze heilzame straf in voor het geval dat '…een kwaad wijf een goede knaap te hoofde sprak met kwade woorden…' of '…dat twee vrouwen malkander uitscholden.' Men liet de misdadigster '…eenen steen om den hals rondom de poorten dragen, tenzij zij liever eene boete van een pond wilde betalen…' Maar ja, dat was 'den goeden ouden tijd', kom daar nu nog eens om !


Tegenwoordig liggen oude stadspoorten vaak midden in drukke steden, terwijl je oorspronkelijk natuurlijk direct buiten de stad stond, als je onder de poort doorging. In Montfoort kun je dat nog ervaren. Als je de smalle IJsselbrug overloopt, langs het groen en wit geschilderde houten brugwachtershuisje dat een beetje te verschimmelen staat, ben je zo goed als de stad uit.

Er staan nog een paar huizen, maar een klein eindje rechtuit de Doeldijk op en je loopt tussen de weilanden. De moderne uitbreidingswijken, die Montfoort natuurlijk ook heeft, liggen aan de andere kant van de rivier, ten oosten en ten zuiden van de oude binnenstad. Wel aan deze kant, maar meer naar het westen, ligt nog een industrieterreintje.

Vanaf de brug heb je dus een uitzicht op de stad dat niet heel veel zal verschillen van wat Craandijk aan het eind van de 19e eeuw aantrof. 'De ligging van het oude stadje is, van hier te zien, niet onbevallig…' schrijft hij. Al vond hij er verder niet zoveel aan: 'De groote, nieuwe Roomsche kerk is nog wat nieuw en kaal…' Die kerk, vanaf de brug helemaal rechts, is in 1925 vervangen door een nog nieuwer exemplaar.

Maar ook over de oude Hervormde kerk, waarvan de spits net boven het dak van het Stadhuis uitsteekt, schrijft hij dat: '…die overigens niets bezienswaardigs heeft…'. Het Stadhuis annex stadspoort wordt afgeserveerd met: '…de IJsselpoort heeft niets bijzonders…' en ook het kasteel bezoekt hij '…niet om het gebouw zelf…'. Eigenlijk kan alleen de oude commanderij de dominee bekoren.

Laat al dit gezuurpruim u niet weerhouden van een bezoek aan Montfoort want het is een heel aardig stadje dat, afgezien van de behandelde oudheden, nog heel wat mooie geveltjes en knusse straatjes heeft.

Dominee Craandijk wandelt vervolgens door via IJsselstein naar Utrecht, maar schrijft daarbij: 'Deze togt vordert een langen zomerdag…' Hij vermeldt dat er tijd te winnen is door van Montfoort naar IJsselstein een rijtuig te nemen en: 'Voor het laatste gedeelte kan men welligt gebruik maken van de stoomboot, die van IJsselstein op Utrecht vaart.'

Wij bewaren IJsselstein voor een andere, hopelijk warmere, gelegenheid.



NB: Dit verhaal is geschreven in 2003 en eerder gepubliceerd in de Artishockberichten, programmablad van de vereniging Artishock in Soest en op het Volkskrantblog. 


Tekening: Gerard Kuit
 
Bronnen: Wandelingen door Nederland, Utrecht - J. Craandijk, 1874; Wij trekken door Utrecht - Rinke Tolman, 1935; ENSIE lexicon 1952; Kastelengids van Nederland - Kransberg en Mils, 1979; Monumenten in Nederland - Utrecht, 1997
 
Links:

Website van de gemeente Monfoort

Website van kasteel Montfoort



Lokatie Montfoort op Google Maps 

Oude foto's en historische informatie is te vinden bij Streekarchief Rijnstreek en Lopikerwaard