De plattegrond
van IJsselstein is tamelijk overzichtelijk: een rechthoek, met een
paar straten in de lengte en een paar overdwars. Men denkt dat die
regelmatige opzet samenhangt met de verkaveling van het bouwland
langs de IJssel, de langgerekte stroken waaruit de stad is opgebouwd
komen overeen met het omringende boerenland.
In de hoek vlak
bij het kasteel, dat net buiten de noordwestelijke zijde van de
rechthoek ligt, staat de oude hervormde kerk. In de tegenoverliggende
hoek staat de neogotische katholieke kerk. In het midden van de stad
is het marktpleintje met het stadhuis en op de zuidhoek van de
vesting staat een molen, op het laatste stukje stadsmuur dat
overgebleven is.
Dominee Craandijk
doet de bezichtiging van IJsselstein af in zeven regels, want:
'Het stadje zelf heeft men spoedig gezien.' Dat mag zo zijn, want
het is niet groot, maar het is wel mooi en het heeft een zeer bewogen
geschiedenis.
Wij wandelen om
de kerk heen, richting IJsselpoort. Esther en Elly blijven hangen bij
een rijtje winkels in de Utrechtse straat, Gerard en ik, die meer de
ernst van onze onderneming voor ogen hebben, wandelen samen verder.
De IJsselpoort
vormde tot 1950, samen met de Benschopperpoort, aan de andere kant
van het stadje, de enige toegang tot de binnenstad. Pas daarna heeft
men de verbinding met de overdwars lopende kasteellaan gemaakt, die
nu de belangrijkste verkeersader vormt.
Eigenlijk is de
IJsselpoort z'n naam nauwelijks waard, de echte poort is in 1852
gesloopt en vervangen door een van kloostermoppen gemetselde
borstwering, aan weerskanten van de straat, waarop kleine neogotische
siertorentjes prijken. Van een echte poort is dus geen sprake, maar
de stadsgracht heeft hier een verbinding met de IJssel en zo is het
toch een schilderachtig punt.
We bekijken het
piepkleine wachtershuisje uit 1622, met zijn aardige trapgeveltje,
dat links van de poort staat. Het diende tot 1972 als opslagplaats
voor de brandspuit. Daarna werd het gerestaureerd, van een nieuwe, in
oude stijl uitgevoerde, onderpui voorzien en nu biedt het onderdak
aan de vrijwilligerscentrale IJsselstein. Rechts van de poort is de
Kopierette en de Intercoiffure, links heeft een bewoner van een
aangrenzend pand de beschikking over een romantisch terras aan het
water.
Als we een
gedenksteen staan te bekijken, die in de poortdoorgang is ingemetseld, stapt er een oudere heer van zijn fiets. Hij vraagt of wij weten
waarom er twee hazen op de steen staan afgebeeld. Op ons ontkennende
antwoord vertelt hij over een oorlog in de 15e eeuw
waarbij de IJsselsteiners, met behulp van Gelderse troepen, de
Utrechters op de vlucht wisten te jagen. 'Ze gingen er als hazen
vandoor. En daarom heet het verderop ook Hazenveld. De burgemeester
van Utrecht heeft die steen een jaar of tien terug onthuld, maar zij
is gewoon gebleven voor een kopje koffie, hoor.'
Zo moet het met
dominee Craandijk ook zijn gegaan, grap ik tegen Gerard als de
vriendelijke IJsselsteiner zijn weg heeft vervolgd, hij kwam ook in
contact met de lokale bevolking die hem allerlei wetenswaardigheden
vertelde. Welke slag er met die steen precies herdacht is kan ik
achteraf niet achterhalen.
Na de dood van
Gijsbrecht van IJsselstein in 1344 hadden zijn opvolgers binnen de
kortste keren weer mot met al hun buren. Met name de conflicten met
de Utrechters waren bitter. Er werd over en weer geplunderd en
gebrandschat.
Na de dood van
Arnold van IJsselstein, in 1363, kwam het stadje via zijn dochter
Guyotte in het geslacht van Egmond. Rond 1390 werden de versterkingen
rondom IJsselstein uitgebreid. De stad werd bijna twee maal zo groot,
het nieuwe deel dat ten zuidoosten van de binnenstad lag, heet nog
steeds Nieuwpoort, maar het gaat nu schuil onder een nieuwbouwwijk.
In 1416 kreeg
Johan van Egmond ruzie met zowel de Hollanders als de Utrechters die
daarop in vereniging bijna een jaar lang het kasteel belegerden en
uiteindelijk verwoestten. Het daaropvolgende jaar gaf Jacoba van
Beijeren, gravin van Holland, Zeeland en Henegouwen, opdracht aan de
burgers van Utrecht om IJsselstein tot de grond toe af te branden.
'Nauwelijks
was in 1418 het heilige kerstfeest gevierd, of de burgers togen uit
en verwoestten alles, en gaven in 't midden van de winter de schamele
gemeente aan gebrek en koude prijs !', vermeldt Craandijk, die na
vierenhalve eeuw nog van afschuw vervuld is door zo'n gewelddaad. Het
moderne onderscheid tussen militaire en burgerdoelen werd toen nog
niet gemaakt en oorlogstribunalen kende men niet. Burgers waren
partij in de ruzies tussen hun heersers en vochten enthousiast en
meedogenloos mee.
NB: Dit verhaal is geschreven in 2004 en eerder gepubliceerd in de Artishockberichten, programmablad van de vereniging Artishock in Soest en op het Volkskrantblog.
Tekening:
Gerard Kuit
Bronnen:
Wandelingen door Nederland, Utrecht - J. Craandijk, 1874; Wij trekken
door Utrecht - Rinke Tolman, 1935; ENSIE lexicon 1952; Kastelengids
van Nederland - Kransberg en Mils, 1979; Monumenten in Nederland -
Utrecht, 1997
Links:
Oude
foto's en historische informatie is te vinden bij Streekarchief
Rijnstreek en Lopikerwaard