vrijdag 3 mei 2019

De Zuiderzee – 56 – Monnickendam, dichtgeslibde haven en grote kerk


We hebben allemaal wel eens gehoord van de problemen die de grote zeeschepen moesten overwinnen om de haven van Amsterdam te bereiken. Tegenwoordig varen ze door het Noordzeekanaal, maar dat kan pas sinds 1876. Daarvoor kwamen de schepen naar de stad via het Noordhollandsch Kanaal, dat vanaf 1824 beschikbaar was.
Straatje in Monnickendam
Voor die tijd moest men via de Zuiderzee de haven zien te bereiken. Een probleem was daarbij dat de toegang steeds dicht slibde en de koopvaardijschepen steeds groter werden. Men had nog niet de grote baggervaartuigen van nu, dus moesten er ander manieren worden verzonnen.

In de gouden eeuw, de periode dat de stad zijn grootste bloei kende, bleven de koopvaarders vaak steken bij de ondiepte van Pampus. (Vandaar het gezegde: Voor Pampus liggen, als je, al dan niet vrijwillig, gedwongen wordt tot inactiviteit.) Tot Meeuwis Meindertsz Bakker, in 1690, het scheepskameel uitvond. Dat bestond uit houten drijvers, die aan weerszijden van een schip gemanoeuvreerd werden en het vaartuig optilden, waarna het over de zandbanken gezeild kon worden.

Mooi, natuurlijk, maar ook duur. De Kleinere havensteden langs de Zuiderzee konden zich dergelijke oplossingen niet veroorloven en zagen hun havens dichtslibben en hun belang als handelsstad verpieteren. Jac. P. Thijsse schrijft dat men die voormalige havenstadjes wel 'dode steden' noemde. Hij vindt dat niet terecht.

'Monnikendam, Edam, Hoorn en Enkhuizen zijn volstrekt niet dooder dan een paar dozijn andere steden in Nederland met evenveel of zelfs nog meer inwoners en 't gaat niet aan, ze nu smadelijk te betitelen omdat ze vroeger grooter zijn geweest. En hun achteruitgang hebben ze zichzelf niet te wijten, want 't was toch wel onmogelijk, om de toegangen tot hun havens in de Zuiderzee zelve voortdurend maar te vergrooten en uit te diepen...'

Grote kerk - Monnickendam
Toch moet ook hij toegeven dat Monnikendam – hij schreef het meer dan 100 jaar geleden zonder de ouderwetse 'c' – zich van de zee afgewend leek te hebben. '...alsof de stad de ontrouwe zee de rug heeft toegedraaid.'

Als je nu vanaf Marken, over de zeedijk, naar Monnickendam gaat draai je, na een leuk ritje, langs het deel van de voormalige Zuiderzee dat de Gouwzee wordt genoemd, linksaf landinwaarts, eerst door een paar flatwijken, voor je bij het oude centrum komt.

Het eerste dat je ziet is een kerk die, wel wat vreemd, aan de rand van het oude centrum staat. Ook dat is een teken dat het de stad ooit beter verging. Thijsse schrijft: 'De beide kerken maken den indruk van buiten de stad te staan, de buurten er omheen zijn zo goed als verdwenen.'

Jacob van Lennep, die in 1823 in en om Monnikendam – ook zonder 'c' ! – wandelde, veronderstelt dat de kerk in het midden had moeten staan, maar dat de geplande bouw van de rest van de stad, door economische tegenslagen, niet door is gegaan.

De bouw van deze Grote of Sint-Nicolaaskerk begon aan het begin van de 15e eeuw. De kerk was bedoeld als vervanger van een voorganger die meer in het stadcentrum stond en waarvan nu alleen de Speeltoren nog resteert. Aan de grote kerk werd doorgebouwd tot 1644.Toen het laatste stuk van het schip voltooid werd moest de torenspits alweer vervangen worden. De kerk was inmiddels, vanwege de reformatie, van katholiek overgegaan naar protestants.

Gerard en ik rijden het oude centrum binnen en parkeren de auto vlak bij het sluisje. 



NB: Dit verhaal is geschreven in 2018, het is de laatste aflevering die gemaakt is voor het verenigingsblad van Artishock in Soest. Volgende afleveringen zullen alleen hier, online, verschijnen. De situatie ter plaatse kan inmiddels veranderd zijn.





Tekening: Gerard Kuit 

Foto's: Jan de Stripman 

Bronnen: Monumenten In Nederland - Noord-Holland 2006; Jac.P.Thijsse – Langs de Zuiderzee 1915; Google maps; Wikipedia en andere websites


Het dagboekje van Jacob Van Lennep is te lezen en te downloaden bij DBNL.org via deze link