vrijdag 14 december 2018

De Zuiderzee – 51 – De havezaten van Vollenhove


Vollenhove staat bekend om zijn havezaten, maar wat zijn dat eigenlijk ? Volgens Wikipedia zijn havezaten te vergelijken met ridderhofsteden en worden ze, in het noorden van het land, ook wel borgen of stinzen genoemd. De term 'havezate' sloeg aanvankelijk, in de middeleeuwen, op een grote boerderij, een hofstede, met het land daar omheen. Later werd het de benaming voor een ridderlijk goed.


Dat wil niet zeggen dat de havezaten van Vollenhove de woningen van personen waren met een ridderorde. Maar de bewoners waren wel lieden die behoorden tot de Ridderschap en dat kun je een beetje vergelijken met de tegenwoordige Provinciale Staten.

In de meeste delen van de Verenigde Nederlanden had je van de 17e tot halverwege de 19e eeuw een college van edelen, de ridderschap, waarvan afgevaardigden stemrecht hadden in de Staten Generaal. Om tot de ridderschap te worden toegelaten moest je van goede afkomst zijn – dat betekende doorgaans: van adel – en in het bezit zijn van een havezate, ridderhofstad, borg of stins.

Als lid van de ridderschap had je bepaalde belastingvoordelen en andere voorrechten. Dat verschilde per regio, maar het maakte het lidmaatschap iets begerenswaardigs. Vandaar dat je in sommige gebieden veel havezaten of ridderhofsteden vindt. Veel lieden van adellijke herkomst probeerden daarmee toegang tot de ridderschap te verkrijgen.

Vaak gaat het dan om landhuizen, kasteelachtige gebouwen, in het buitengebied. Het aparte van Vollenhove is dat er daar nog een aantal in het stadje zelf zijn terug te vinden. Wij wandelden de bisschopstraat door en daar kom je er vier tegen, gewoon tussen de andere huizen. De namen staan op de gevels: Marxveld, Plattenburg, Lindenhorst en De Haare.

Het zijn voorname panden, nu meestal met een 18e eeuw uiterlijk, maar ze gaan terug op de middeleeuwse huizen van de borgmannen. Dat waren de edelen uit de entourage van de bisschoppen, die aan de haven het kasteel gebouwd hadden.

Een grotere havezate, Oldruitenborg, ligt wat verder weg. Dat is een vrijstaand gebouw in een ommuurd park. In dat park liggen ook nog de resten van kasteel Toutenburg, twee vervallen torens met een poort ertussen. Maar dat is ons net te ver lopen.

We komen nog wel langs de kleine of Onze Lieve Vrouwekerk, een 15e eeuwse, gotische kerk, die aan een klein pleintje halverwege de bisschopstraat staat. De witte lantaarn, de open spits van de kerktoren, is een 19e eeuwse toevoeging.  



NB: Dit verhaal is geschreven in 2017, voor het verenigingsblad van Artishock in Soest. De situatie ter plaatse kan inmiddels veranderd zijn.



Tekening: Gerard Kuit

Bronnen: Dr. L. van Egeraat – Het Onbekende Nederland 196?; Jac.P.Thijsse – Langs de Zuiderzee 1915; Google maps; Wikipedia en andere websites

Een website met bijzonder veel informatie over Vollenhove, zijn geschiedenis en monumenten is: www.henkvanheerde.nl/vollenhove





De Zuiderzee – 50 – Het kerkplein van Vollenhove


De meeste mensen zullen bij Vollenhove denken aan Pieter van, maar het is ook een alleraardigst stadje aan de voormalige Zuiderzeekust. Gelukkig heeft men, bij de aanleg van de Noordoostpolder, hier een wat breder stuk water gepland, zodat je er ook een mooi zicht op hebt. 



De haven ligt nu vol met plezierjachten, maar Vollenhove was vroeger een vissersplaats. Jac. P. Thijsse noemt in zijn boek 'Langs de Zuiderzee' de garnalenpellerij en de ansjovispakkerij. Maar toen naderde het einde al, zoals voor alle vissersplaatsjes langs de Zuiderzee.

Het stadje wordt in de 10e eeuw voor het eerst genoemd. Een eeuw later werd er een versterkt huis gebouwd, waar nog wat later een kerkje naast verrees. In 1170 werd die eerste versterking door Bisschop Godfried van Rhenen vervangen door een echt kasteel, met gracht. Dat is nog te herkennen in de oude vissershaven, met middenin het eiland waar de burcht ooit op stond.

Rond het kasteel bouwden de belangrijkste personen uit de entourage van de bisschop, de borgmannen, hun huizen. Daaruit ontwikkelden zich in de 17e eeuw 13 havezaten, een aantal daarvan zijn nu nog in Vollenhove terug te vinden.

Na de ontruiming van Schokland vestigde een aantal Schokkers zich in de ruïnes van het kasteel. Gaandeweg werd de haven vergroot. De laatste resten van de burcht en de door de Schokkers gebouwde huisjes, werden in 1955 gesloopt.

Als wij er aankomen hebben we de pech dat een van de straten in het centrum opgebroken is. We werpen een blik op de Grote- of St. Nicolaaskerk, die waarschijnlijk de opvolger is van het oudste kerkje uit 1100. De zware 16e eeuwse toren staat los van de kerk en is vastgebouwd aan het opvallende stadhuis. Dat heeft een gevel met lichte en donkere banden, een galerij met zuilen en een uitgebouwd balkon.

Aan de rechterkant van het stadhuis staat de woning van de stadsbode, die sinds halverwege de 19e eeuw in gebruik is als herberg en later hotel-restaurant. Het stadhuis heeft sinds enige tijd ook een horecafunctie.

Een andere opvallende gevel aan het kerkplein is die van de Latijnse school. Het is een 17e eeuws pand waarvan de straatkant versierd is met zandstenen speklagen, ornamenten en bogen boven de kruisvensters. Het is later gebruikt als Franse school en kostschool. In een aanbouw aan de rechterkant zijn twee brede deuren met ronde bovenkant, voor één daarvan staan aan weerszijden rijk bewerkte stoepstenen uit de 17e eeuw. Volgens een klein uithangbordje wordt er antiek verkocht.



NB: Dit verhaal is geschreven in 2017, voor het verenigingsblad van Artishock in Soest. De situatie ter plaatse kan inmiddels veranderd zijn.



Tekening: Gerard Kuit

Bronnen: Dr. L. van Egeraat – Het Onbekende Nederland 196?; Jac.P.Thijsse – Langs de Zuiderzee 1915; Google maps; Wikipedia en andere websites

Een website met bijzonder veel informatie over Vollenhove, zijn geschiedenis en monumenten is: www.henkvanheerde.nl/vollenhove





De Zuiderzee – 49 – Door de Noordoostpolder naar Vollenhove



Dr. L. van Egeraat was in de jaren '50 en '60 een bekende reisschrijver. Hij hield ook radiopraatjes, lezingen in het land en verscheen zo nu en dan op de TV. Hij publiceerde tientallen internationale reisgidsen, maar liet ook zijn licht schijnen over ons eigen land.




'De Zuiderzee was mooi', schrijft hij in een gidsje dat 'Het Onbekende Nederland' heet, maar over de Noordoostpolder is hij minder enthousiast. 'De bebouwing is vrij monotoon, de huizen zijn de een na de ander dezelfde van lijn en bouw, zelfs de scholen lijken alle op elkaar, het aantal kerken is groot, maar geen enkele van deze gebouwen imponeert... (…) De liniaal van hem die die de wegen door de Noordoostpolder trok, is helaas bijna nooit uitgegleden.'

Hij noemt het land kaal, met slechts hier en daar een plukje bos, dat voor de recreatie geen betekenis heeft. Inmiddels zijn de bomen wel wat gegroeid, maar de bebouwing is in de tussentijd niet veel charmanter geworden. Tenzij je erg houdt van woonwijken uit de jaren '60.

Voor stedenschoon moeten we terug naar het oude land, dus rijden we langs Ens en Kraggenburg, waar een wat groter plukje bos is aangeplant, over kaarsrechte wegen, naar Vollenhove, dat door van Egeraat een 'levend schilderij' genoemd wordt.

We steken de Zwolsevaart over, waar die uitkomt in een breder water, het Kadoelermeer. Aan de overkant ligt de oude Zuiderzeekust van Overijssel. De bossages langs de weg maken deel uit van het Waterloopbos, dat genoemd is naar het Waterloopkundig Laboratorium dat hier, tot 1996, gevestigd was. Ingenieurs uit Delft bouwden hier modellen, op grote schaal, van havens en zeearmen, om hun ontwerpen uit de testen.

Voor het plannen van de Deltawerken was het laboratorium van groot belang, maar na 1980 nam de computer en de virtuele werkelijkheid, de praktijkmodellen langzamerhand over. Het terrein werd in 2002 verkocht aan Natuurmonumenten, maar de restanten van de watermodellen zijn in het bos nog steeds te bekijken.

Even verderop rijden we de ophaalbrug over het Vollenhoverkanaal over. Aan de overkant zien we het oude stadje, met zijn haventje, kerk en opvallende stadhuis al liggen.



NB: Dit verhaal is geschreven in 2017, voor het verenigingsblad van Artishock in Soest. De situatie ter plaatse kan inmiddels veranderd zijn.



Tekening: Gerard Kuit

Bronnen: Dr. L. van Egeraat – Het Onbekende Nederland 196?; Jac.P.Thijsse – Langs de Zuiderzee 1915; Google maps; Wikipedia en andere websites

Een website met bijzonder veel informatie over Vollenhove, zijn geschiedenis en monumenten. www.henkvanheerde.nl/vollenhove





woensdag 5 december 2018

De Zuiderzee – 48 – Schokland werelderfgoed


In de jaren '80 ben ik al eens eerder op Schokland en Urk geweest. Dat was met een uitstapje van de tekenkamer van de Oudheidkundige Dienst, waar ik toen werkte. Ik herinner me er weinig meer van, behalve dat we een uitsmijter hebben gegeten, in een restaurant aan de haven van Urk.



Bij het droogvallen van de IJsselmeerpolders werden veel archeologische vondsten gedaan. Gezonken schepen kwamen boven water en rond Schokland vond men ook sporen van eerdere bewoning. Op de website van Museum Schokland wordt met trots de vondst van 4000 jaar oude voetsporen vermeld, bewaard gebleven in de klei.

In 1960 zijn de contouren van het eiland beter zichtbaar gemaakt door er bomen langs te planten. Daardoor zie je het voormalige eiland nu, vanuit de verte, als een strook bos. Dat is nodig ook, want door inklinking van de bodem is het nu lager dan het omringende bouwland.

Aanvankelijk werden de oudheidkundige vondsten bewaard in Kampen, maar omdat de collectie snel groeide werd in 1947 besloten tot het oprichten van een Zuiderzeemuseum. Als locatie werd de leegstaande kerk van Schokland gekozen. Nou ja, leegstaand, het pand werd gebruikt als paardenstal en opslagruimte.

Het museum was direct populair, in 1953 kwamen er al 100.000 bezoekers naar de expositie over de geschiedenis van het eiland en de polders. Het kerkgebouw dateert uit 1836 en is op een terp gebouwd, niet lang voordat het eiland ontruimd werd. In 1960 bleek dat het door uitdroging van de ondergrond zo begon te verzakken dat een ingrijpende restauratie nodig was.

In de loop der jaren is het omringd door andere gebouwtjes, deels van elders hier naartoe verplaatst, zoals de voormalige visafslag, die ooit, aan het andere eind van het eiland, bij de haven stond. Een ander deel van de huisjes is gereconstrueerd om een indruk te geven van een 19e eeuws vissersdorpje. Ook is een houten waterkering nagebouwd en een basalten dijk aangelegd.

Dat alles is keurig afgesloten door een hek, waar Gerard en ik voor staan te kijken. Dat het museum dicht was, op maandag, wist ik wel, maar ik had gehoopt er toch iets meer van te zien te krijgen. Er zijn wat onderhoudslieden aan het werk, een ouder echtpaar wandelt net als wij wat verloren over de parkeerplaats. Uiteindelijk besluiten we er via het wandelpad omheen te lopen. Zo kunnen we toch een paar aardige foto's maken.

In 1995 werd Schokland op de werelderfgoedlijst van UNESCO geplaatst. De website schrijft: 'Het voormalige eiland kon immers bij uitstek worden gezien als symbool voor een oerhollands fenomeen: het leven met en de strijd tegen het water.' Door het museum '...werd naast de bewoningsgeschiedenis van het Noordoostpoldergebied grote nadruk gelegd op de unieke plaats die Schokland inneemt binnen de archeologie en historie van Nederland.'

Hoe die expositie er uitziet moeten jullie dus zelf maar eens gaan bekijken. Gerard en ik rijden nog door het Schokkerbos, waar de geologie van het eiland te zien zou moeten zijn in de vorm van keileem uit de ijstijd. We nemen nog een kijkje bij het voormalige haventje voor we verder gaan richting Vollenhove.



NB: Dit verhaal is geschreven in 2017, voor het verenigingsblad van Artishock in Soest. De situatie ter plaatse kan inmiddels veranderd zijn.



Tekeningen: Gerard Kuit 

Foto's: Jan de Stripman

Bronnen: Jac.P.Thijsse – Langs de Zuiderzee 1915; Monumenten in Nederland - Flevoland 2006; Google maps, Wikipedia en andere websites.






De Zuiderzee – 47 – Naar Schokland


Na een kopje koffie op het terrasje voor de Oude Bakkerij, een pas gerestaureerd pand waarin ook een restaurant in gevestigd is, verlaten we Urk.



We rijden door de vlakke Noordoostpolder, die inmiddels 75 jaar droog ligt. De plannen om een deel van de Zuiderzee in te polderen, zijn nog een stuk ouder. Rond 1880 onstond een plan om de hele Zuiderzee in te polderen. Het plan van ingenieur C. Lely, uit 1891, liet nog een centrale watermassa open, het IJsselmeer.

In 1918 werden dat vastgelegd in de Zuiderzeewet. Als eerste werd de Wieringermeer drooggelegd, nog voor de Afsluitdijk er kwam zelfs, zodat de Noordoostpolder in feite de eerste IJsselmeerpolder was.

De werkzaamheden begonnen in 1936, de dijk was in 1940 klaar en in 1942, tijdens de Duitse bezetting, viel de polder helemaal droog. De arbeiders waren vrijgesteld van Arbeitseinsatz in Duitsland en daardoor werd de polder een populaire plek voor onderduikers. Volgens Wikipedia hebben er in totaal naar schatting twintigduizend mensen in de Noordoostpolder ondergedoken gezeten.

Centraal in de polder ligt Emmeloord. Van oorsprong was dat de naam van een dorpje op de noordpunt van het eiland Schokland. Daar rijden we nu naartoe.

Zicht op de haven van Schokland
Net als Urk is ook Schokland gevormd door de gletsjers in de ijstijd, zo'n 150.000 jaar geleden. In de middeleeuwen was Schokland een flink eiland, maar door kustafslag bleef er in de 19e eeuw niet meer van over dan een lang gerekte sliert land. Daarop waren drie nederzettingen, het eerder genoemde Emmeloord (of Noorderbuurt), Middelbuurt en Zuiderbuurt.

Het voormalige eiland is nu vier kilometer lang en honderd tot vierhonderd meter breed. In de 19e eeuw woonden er ruim 600 mensen die hoofdzakelijk leefden van de visserij.

Administratief was het eiland verdeeld tussen Holland en Overijssel en ook religieus was er een onderscheid tussen het protestantse zuiderdeel en het katholieke noorden. Er werd in twee verschillende dialecten gesproken en ook verder hielden de bevolkingsgroepen een strikte scheiding in stand.

In de eerste helft van de 19e eeuw werd het eiland een paar keer door een zware storm getroffen. Eerst werd de Zuiderbuurt ontruimd en in 1859 besloot men om het hele eiland te evacueren. Ironisch genoeg is de omvang van het eiland daarna nauwelijks verminderd.

Van de bebouwing is nu niet heel veel meer over, de meeste huizen werden bij de evacuatie afgebroken. De bevolking vertrok naar Zuiderzeehavens als Kampen, Vollenhove, Volendam en Urk. In Kampen kwamen we eerder al een monument tegen voor de 'Schokkers'.

Rond de kerk van de Middenbuurt zijn, in de jaren '80, een paar vissershuisjes herbouwd. Daar is nu het museum Schokland gevestigd en wij parkeren er onze auto.



NB: Dit verhaal is geschreven in 2017, voor het verenigingsblad van Artishock in Soest. De situatie ter plaatse kan inmiddels veranderd zijn.



Tekeningen: Gerard Kuit 

Foto's: Jan de Stripman

Bronnen: Jac.P.Thijsse – Langs de Zuiderzee 1915; Monumenten in Nederland - Flevoland 2006; Google maps, Wikipedia en andere websites.


dinsdag 13 november 2018

De Zuiderzee – 46 – De schedels van Urk


Het Kerkje aan Zee staat vlak bij de vuurtoren van Urk. Het is het oudste gebouw van het eiland en dateert uit 1786. Een oudere voorganger kwam, door kustafslag, op een eilandje te staan en moest uiteindelijk afgebroken worden.



Het huidige kerkje is een eenvoudig gebouw met een aardige toren. Het staat temidden van een kerkhof met oude graven, waar een merkwaardig verhaal aan verbonden is.

Af en toe zie je in het nieuws bewoners van voormalige koloniën, die bij een Westers museum aankloppen om overblijfselen, of voorwerpen, terug te vragen. In vroeger tijden werden allerlei spullen, van kunst tot menselijke lichaamsdelen, naar onze streken gehaald. Daar staan ze nu in musea, soms tot verdriet van de nakomelingen van de oorspronkelijke eigenaren.

Een dergelijk verhaal speelde zich, een jaar of 10 geleden, ook af op Urk. Het comité Urker Schedels vroeg aan het Utrechtse Universiteitsmuseum om een groep doodshoofden terug te geven, die meer dan honderd jaar geleden ontvreemd was.

Als Gerard en ik op het voormalige eiland voor het hek van het Kerkje Aan Zee staan, zien we een groot paneel waarop het hele verhaal uitgelegd wordt. Het komt allemaal voort uit het idee dat je, door het meten van schedels, van alles te weten kunt komen over bepaalde bevolkingsgroepen.

De theorie was dat in de bevolking van Urk, dat als eiland geïsoleerd was van de rest van Nederland, kenmerken van oeroude voorouders bewaard zouden zijn gebleven. Door het bestuderen van hun schedels zouden wetenschappers misschien leren hoe de prehistorische Nederlanders eruit gezien hadden.

De Hilversumse arts J.F. Van Hengel wist, in 1877, door een list een paar schedels van het Urker kerkhof te ontvreemden. Later deden andere onderzoekers schedelmetingen op het eiland, bij levende bewoners en overleden voorouders. Opnieuw verdwenen er schedels. Uiteindelijk belandde een deel van de overblijfselen in het Utrechtse museum. In 2007 werd het verzoek om teruggave ingediend en in 2010 konden zes schedels worden herbegraven.

De schedelmeting, als wetenschappelijke onderzoeksmethode, is uiteindelijk niet zinvol gebleken. Maar volgens Wikipedia zijn er, door het eeuwenlang isolement, wel gevolgen voor de bevolking van Urk. Zo zijn er relatief veel mensen die aan de zeldzame, erfelijke, Ziekte van Buchem lijden, een botaandoening die doofheid kan veroorzaken.  



NB: Dit verhaal is geschreven in 2016, voor het verenigingsblad van Artishock in Soest. De situatie ter plaatse kan inmiddels veranderd zijn.



Tekeningen: Gerard Kuit 

Foto's: Jan de Stripman

Bronnen: Jac.P.Thijsse – Langs de Zuiderzee 1915; Monumenten in Nederland - Gelderland 2000; Google maps, Wikipedia en andere websites.


De Zuiderzee – 45 – Urk, de haven en de vuurtoren


Achter de huizen zien we scheepsmasten en even later lopen we langs de haven van Urk. Die is voornamelijk gevuld met plezierbootjes. Even verderop is een stuk bestemd voor historische vaartuigen, botters en kotters, zeg ik als leek.


Historische haven Urk
Urk is nog steeds een centrum voor visserij en visverwerking, maar de moderne viskotters leggen er niet meer aan. Door de aanleg van de afsluitdijk, waardoor de Zuiderzee veranderde in het zoete IJsselmeer, is er voor de zeevisser hier niets meer te vangen.

Dat de visserij nog steeds van groot belang is komt doordat de Urkers niet betrokken werden bij de aanleg van de Noordoostpolder. Door de beleidsmakers werden ze als ongeschikt beschouwd voor de bevolking van het nieuwe land. Het vooroordeel was dat, door de langdurige isolatie, op het eiland een achterlijk volkje was ontstaan.

De gevolgen waren ietwat bizar. Voor de aanleg van de polder werd, in 1939, eerst een ringdijk aangelegd, waardoor het eiland een verbinding met het vaste land kreeg. Het heeft vervolgens bijna tien jaar geduurd voor er ook een weg kwam, waarover de eilanders naar dat land konden rijden. En toen het land in de nieuwe polder verdeeld werd, werden de Urkers vrijwel geheel overgeslagen.

Bankje van boeien en scheepsonderdelen
Dus bleef Urk een vissersplaats, met volgens Wikipedia, '...de grootste vissersvloot en visverwerkende industrie van Nederland.' Maar die vissersvloot vaart nu dus vanuit havens aan de Noordzee en de Waddenzee. Aan de haven van Urk zien we wel restaurants waar je vis kunt eten, een paar kleine scheepswerven en een bankje geconstrueerd van boeien en scheepsonderdelen.

Aan het uiteinde staat de vuurtoren. In de 17e eeuw werd er op het eiland een vuur gestookt, om de schepen de weg te wijzen. In de 19e eeuw werd de eerste stenen vuurbaak gebouwd en uiteindelijk, in 1844, de huidige bakstenen toren.

De witgeschilderde vuurtoren staat te blinken in de zon. Als wij er foto's staan te nemen komen er twee oudere mannen langs, die in onverstaanbaar dialect met elkaar praten. Oude vissers, natuurlijk.

Vlakbij de toren is het vissersmonument. Op een sokkel staat een stenen beeld, dat een vissersvrouw voorstelt, de rokken wapperend in de wind, uitkijkend over zee. Daar omheen een lage muur met namen van omgekomen vissers. Het zijn er honderden. Het monument werd in 1968 onthuld door koningin Juliana.



NB: Dit verhaal is geschreven in 2016, voor het verenigingsblad van Artishock in Soest. De situatie ter plaatse kan inmiddels veranderd zijn.



Tekeningen: Gerard Kuit 

Foto's: Jan de Stripman

Bronnen: Jac.P.Thijsse – Langs de Zuiderzee 1915; Monumenten in Nederland - Gelderland 2000; Google maps, Wikipedia en andere websites.


De Zuiderzee – 44 – Urk, het Raadhuis en verder


Toen de Zuiderzee nog een zee was lag het eiland Urk daar middenin. Het was zo'n 20 kilometer varen naar of van het vasteland. Als je geen visser was had je er vermoedelijk niet veel te zoeken en de Urkers, op hun beurt, kwamen alleen naar het vasteland om vis te verkopen. En inkopen te doen, waarschijnlijk, want veel andere producten zullen er op het eiland niet gemaakt of verbouwd zijn.



Jac. P. Thijsse schrijft, in zijn Verkade-album 'Langs de Zuiderzee', niet veel over Urk. Dat er vis gevangen werd en dat hij tijdens een zeiltochtje eens behoorlijk zeeziek is geworden, omdat er bij het eiland zoveel deining stond. Hij schrijft wel over de plannen om een afsluitdijk te bouwen en delen van de Zuiderzee droog te leggen.

Die plannen zijn inmiddels werkelijkheid geworden en wij rijden, vanaf Soestdijk door de Flevopolder, in minder dan een uur naar Urk. Het voormalige eiland ligt aan de rand van de Noordoostpolder en je ziet het vanaf de ketelbrug al in de verte liggen. Het is een zogenaamde keileembult, bestaande uit materiaal dat opgestuwd is door de gletsjers in de ijstijden.

Huisjes aan de haven
Het hoogste punt van Urk steekt zo'n 9 meter boven het omringende land en water uit. Dat merk je, als je het dorp binnenrijdt, de weg gaat omhoog en als je er rondloopt zijn er hellende straatjes en ook hier en daar trappen, om het hoogteverschil te overbruggen.

We parkeren de auto bij de Bethelkerk, een fors maar niet al te oud gebouw met een groot, rond, glas in loodraam in de gevel. We lopen naar het eerste torenspitsje dat we zien en dat van het voormalige raadhuis blijkt te zijn. Ook dat is geen stokoud gebouw, het dateert uit 1905, maar het heeft een aardig klokkentorentje, waar de zwaluwen rond zwieren en een spreeuw zit te zingen.

In de jaren '80 bouwde men een nieuw gemeentehuis, in het oude pand is sindsdien een museum gevestigd. Men heeft er uiteraard vooral aandacht voor de geschiedenis van het eiland, de klederdracht en het visserijverleden. Er zijn ook een aantal winkelinterieurs nagebouwd.

We gaan verder, een winkelstraatje in. Urk grossiert niet in monumentale panden, de huisjes zijn over het algemeen laag en niet veel ouder dan 150 jaar, maar toch is het wel sfeervol. Hoewel op deze maandagochtend niet veel winkels of horecagelegenheden open zijn. Het geeft niet, de zon schijnt, het is rustig, wij vermaken ons wel...



NB: Dit verhaal is geschreven in 2016, voor het verenigingsblad van Artishock in Soest. De situatie ter plaatse kan inmiddels veranderd zijn.



Tekeningen: Gerard Kuit 

Foto: Jan de Stripman

Bronnen: Jac.P.Thijsse – Langs de Zuiderzee 1915; Monumenten in Nederland - Gelderland 2000; Google maps, Wikipedia en andere websites.


zaterdag 27 oktober 2018

De Zuiderzee – 43 – Kampen, van kerk tot sigarenfabriek


Het was een mooie, zonnige, maar tegelijk frisse zondag in oktober, waarop Gerard en ik Kampen bezochten. We dwaalden wat lukraak door de oude stad, eigenlijk op zoek naar een café, waar we wat op zouden kunnen warmen bij een kop koffie. 



De nieuwe toren
Het mooie van Kampen is dat het niet veel uitmaakt hoe je door de stad loopt, er is overal wel iets moois te zien. Als ik door mijn foto's blader zie ik de stadspoorten, de Nieuwe Toren – een 17e eeuwse, vrijstaande, klokkentoren die bij de kapel het Heilige-Geestgasthuis hoorde – en het fraaie laat-gotische stadhuis.

Stadhuis













Volgens Wikipedia hoort dat stadhuis, met z'n arkeltorentjes, kruisvensters en versierde gevel, tot de 'top 100 van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg'.

bovenkerk

We kwamen ook nog langs de kerk, de theologische universiteit en het burgerweeshuis – een enorm 19e eeuws gebouw met een grappig klein poortje ernaast. Daarop een plaquette met een mannetje en een vrouwtje, twee weeskinderen, die een stichtelijke te
Poortje weeshuis
kst vasthouden.

Wat verderop zien we een ander poortje, dit keer behorend bij de gebouwen van het 'linne weevers gilde'. Volgens het opschrift dateert het uit 1665 en boven de doorgang zijn twee stenen leeuwen geplaatst, die een wapenschild vasthouden.

Ik maakte foto's van mooie straatjes en steegjes met stenen bogen tussen de monumentale huizen. Zo kan ik nog wel even doorgaan, als ik al die oude en bezienswaardige panden apart moest beschrijven zou ik nog jaren bezig zijn.

Poortje Linneweversgilde




Laat ik daarom tot slot de tabaksfabriek 'De Olifant' noemen, gevestigd in een pakhuis, niet ver van het stadhuis. Boven de grote, dubbele toegangsdeur zijn twee halve, houten, tonnen aan de gevel bevestigd, met het opschrift: 'Tabak, Snuif, Sigaren'.

De tabakshandel en fabricage van sigaren was, in de 19e en begin 20ste eeuw, van groot belang voor Kampen. Er zijn nog meer voormalige sigarenfabrieken in de stad te vinden. Bij 'De Olifant' kun je nog steeds sigaren kopen. Ook is er een tentoonstelling van oude ambachten.

Wie er meer over wil weten kan terecht op de website, www.olifant.com, die gericht is op een internationaal publiek. Je kunt er uitleg krijgen in het Engels, Duits, Frans en Spaans, gek genoeg niet in het Nederlands... 


NB: Dit verhaal is geschreven in 2016, voor het verenigingsblad van Artishock in Soest. De situatie ter plaatse kan inmiddels veranderd zijn.



Tekeningen: Gerard Kuit 

Foto's: Jan de Stripman

Bronnen: Jac.P.Thijsse – Langs de Zuiderzee 1915; Monumenten in Nederland - Gelderland 2000; Google maps, Wikipedia en andere websites.


maandag 15 oktober 2018

De Zuiderzee – 42 – De poorten van Kampen

Jac P. Thijsse schreef het al, zo'n 100 jaar geleden, over 'het beroemde Kampen': 'Er zijn weinig steden in ons land, die zo mooi zijn gebleven (…) de Singels zijn beplant en vormen zoo een mooi park, dat rechtstreeks in verband staat met de vrije buitenwereld. De stad is een van de oudste van ons land en heeft veel oude gebouwen in goeden staat weten te bewaren.'
De Broederpoort

De Cellebroederspoort
De stad is rond 1100 ontstaan en verwierf in de 13e eeuw stedelijke onafhankelijkheid. Het oude centrum heeft geen planmatige aanleg, maar strekt zich langs de rivier uit, met de Oudestraat als centrale as. De eerste stadsmuren zijn waarschijnlijk tegen het eind van de 13 eeuw gebouwd, maar daar is nu niet veel meer van terug te zien.

Rond 1500 kwam er een nieuwe ommuring, langs de huidige Singels. Nog een eeuw later werden er wallen, forten en bolwerken aangelegd. In later jaren zijn grote delen van die verdedigingswerken weer gesloopt. Toch blijft er nog heel wat moois over.

Koornmarktspoort stadszijde
Kampen heeft bijvoorbeeld nog drie van zijn stadspoorten behouden. Wij parkeren de auto vlak bij de Broederpoort, die genoemd is naar het Broederklooster, waar je langs komt als je, onder de poort door, over de Broederweg, de stad inloopt. De poort dateert uit het tweede deel van de 15e eeuw, maar is in later tijd meermaals verbouwd, verfraaid en gerestaureerd. Met zijn vier hoektorens ziet hij er nu uit als een klein kasteeltje.

De Broederpoort staat aan de landzijde van de stad, net als de Cellebroederspoort. Die is ook genoemd naar een klooster, waarvan nog delen te zien zijn, niet ver van de poort. Het kloostercomplex werd vanaf de 16e eeuw gebruikt als weeshuis en is later flink verbouwd en uitgebreid.

De Cellebroederspoort is in dezelfde periode gebouwd als de Broederpoort, maar heeft twee, in plaats van vier torens. Zware jongens zijn het, met speklagen, dat zijn lichtere banden, in het metselwerk en hoge torenspitsen.

Koornmarktspoort rivierzijde
Maar de mooiste poort van Kampen staat aan de rivier en heet de Koornmarktspoort. Thijsse schrijft dat hier vroeger de brug over de IJssel was en dat dit de hoofdtoegang tot de stad was. Deze poort heeft zijn sobere middeleeuwse uiterlijk behouden. Hij is dan ook bijna een eeuw ouder dan de andere twee poorten.

De Koornmarktspoort bestaat uit een vierkant gebouw met aan de rivierkant twee zware ronde torens. Boven de doorgang zijn aan weerskanten twee stenen leeuwen aangebracht, die een wapenschild vasthouden. Mijn monumentenboek schrijft dat die van andere, gesloopte poorten afkomstig zijn.

Ik kan me van lang geleden herinneren, toen ik eens op een fietstocht Kampen aandeed, dat de poort witgekalkt was. Tegenwoordig houden we van schoon metselwerk, dus die verflaag is inmiddels verwijderd.




NB: Dit verhaal is geschreven in 2016, voor het verenigingsblad van Artishock in Soest. De situatie ter plaatse kan inmiddels veranderd zijn.



Tekeningen: Gerard Kuit 

Foto's: Jan de Stripman

Bronnen: Jac.P.Thijsse – Langs de Zuiderzee 1915; Monumenten in Nederland - Gelderland 2000; Google maps, Wikipedia en andere websites.


donderdag 11 oktober 2018

De Zuiderzee – 41 – Kampen en de Kogge


Kampen heeft zijn middeleeuwse pracht te danken aan de Kogge, het type vrachtschip waarmee handelswaar werd aan- en afgevoerd, naar andere Hanzesteden in ons land en het Noord- en Oostzeegebied. Als we aan de koffie zitten, bij Café de Unie aan de IJsselkade, wordt ons dan ook gevraagd of we de Kamper Kogge al hebben gezien. En als we er weggaan worden we de goede kant op gewezen, verderop langs de kade, 5 minuutjes lopen.


Botters bij Kampen
Dat klopt aardig, al waaien we zowat uit onze jassen en moet ik mijn pet goed vasthouden. De Kamper Kogge is een replica, gebouwd tussen 1994 en '98, naar voorbeeld van een wrak dat gevonden is ter hoogte van Nijkerk, bij het droogleggen van de Flevopolder. Dat oorspronkelijke schip zou dateren uit 1336.

Het is maar een notendopje, zwarte geteerd, met een kasteelachtige opbouw op het achterdek. Het is ongeveer 20 meter lang en meet 7,5 meter op z'n breedste punt. Het scheepje heeft één mast waar, volgens Wikipedia, 144 m2 zeil aan gehesen kan worden. Het heeft 12 man nodig om uit te zeilen.

De Kamper Kogge is het enige schip van z'n soort in ons land. Het is een aantal keer te gast geweest op Sail Amsterdam en heeft in 2004 een reis gemaakt langs een aantal oude hanzesteden. Die zogenaamde 'ommelandvaart' duurde 7 weken en ging langs havens in Duitsland, Denemarken en Zweden.

Nu ligt het in een eigen haventje, de Koggewerf, langs de IJssel, waar ook een middeleeuws vissershuisje is nagebouwd, naar voorbeeld van een archeologische vondst in het nabijgelegen Brunnepe. Belangstellenden kunnen zich laten rondleiden en er worden ook rondvaarten gemaakt.

Het toeval wil dat begin dit jaar (2016) een Kogge is geborgen, omhoog gehaald uit de IJssel, vlak bij de Koggewerf. Dat bijzonder gave exemplaar werd in 2011 ontdekt bij sonaronderzoek. Het is zo goed bewaard gebleven omdat het in het zoete rivierwater heeft gelegen. De wrakken, die bij het droogleggen van de Flevopolders zijn gevonden, zijn meer aangetast door het zoute zeewater.

Naast de IJsselkogge zijn nog twee kleinere scheepjes aangetroffen, een aak en een punter, die ongeveer uit dezelfde tijd dateren. Archeologen denken dat de bootjes met opzet op die plaats zijn afgezonken om de stroming van de rivier te beïnvloeden. De drie vaartuigjes worden geconserveerd met het doel ze later ten toon te kunnen stellen.

De Kogge werd als laatste gelicht en is, onder grote belangstelling, overgebracht naar de Bataviawerf, in Lelystad, waar het scheepje de komende jaren geprepareerd zal worden.



NB: Dit verhaal is geschreven in 2016, voor het verenigingsblad van Artishock in Soest. De situatie ter plaatse kan inmiddels veranderd zijn.



Tekeningen: Gerard Kuit 

Zie voor meer informatie http://www.kamper-kogge.nl/http://www.ijsselkogge.nl/ en Wikipedia

Bronnen: Jac.P.Thijsse – Langs de Zuiderzee 1915; Monumenten in Nederland - Gelderland 2000; Google maps, Wikipedia en andere websites.