donderdag 24 januari 2013

De Langbroeker Wetering 9 - Nederlangbroek en Walenburg

De fraaie woontoren van Lunenburg staat vlak bij het kruispunt van de Langbroeker Wetering met de weg van Doorn naar Cothen. We steken over en komen direct in de kern van het dorp Nederlangbroek. Samen met het wat verderop gelegen Overlangbroek vormde dit lange tijd de gemeente Langbroek.

De Prisma's 'Lexicon van dorpen en steden' zegt dat er in 1983 bijna tweeduizend inwoners waren, die in hun levensonderhoud voorzagen middels tuinbouw en enige industrie. Na recente gemeentelijke herindeling valt het dorp nu onder Wijk bij Duurstede.

Dominee Craandijk slaakt, na al het doorstane kastelengeweld langs de Wetering, de verzuchting dat: 'In Langbroek - wij zouden haast zeggen: "gelukkig" niets te zien is. Vriendelijk ligt de kerk met haar torenspits op het pleintje bij het kruispunt der wegen, maar van binnen heeft zij niets bijzonders.'

Zo is het nu na ruim 100 jaar nog steeds. Er zijn een paar huizen bijgebouwd, op wijkbijduurstede.nl geeft de gemeente, in het voorjaar van 2002, als bevolkingsaantal voor Langbroek het cijfer 2066, maar verder ligt het dorp nog even rustig en onopvallend langs de doorgaande weg *).

Het is gesticht na het graven van de wetering in de 12e eeuw. Toen is ook de eerste kerk van Overlangbroek gebouwd, het huidige exemplaar is deels 15e- deels 19e eeuws. De meeste woningen dateren van rond of na 1900, maar toch is Langbroek beschermd dorpsgezicht. Dat zal wel door de kastelen komen.


We zijn het dorp nauwelijks uit of het volgende fraaie voorbeeld dient zich al weer aan: Walenburg, in aanleg weer zo'n typsiche Langbroekerweteringse, alleenstaande toren. Omdat er in deze buurt zo veel staan raak je een beetje afgestompt. Maar stellen we ons nu eens voor dat dit bouwwerk bij ons, in Soest, bij de Kleine Melm aan de Eem zou staan. Omgeven door donker geboomte, met zijn stoere uiterlijk, verweerde muren met maar een paar kleine raampjes. We zouden er elke dag likkebaardend naar gaan kijken en ons trots op de borst kloppen om onze prachtige woontoren.

Helaas: hij staat in Langbroek. Niet dat de Langbroekers dat niet waarderen, maar jammer is het wel. Persoonlijk vind ik Walenburg misschien wel de mooiste toren van het hele stel. Dat maakt jaloers.


Maar ter zake: 'Voor ons ligt het donkere bosch van Sandenburg, dat zich ver in de rigting van de grooten straatweg uitstrekt en waartegen de rieten daken van schuren en hooibergen geestig afsteken.' Ja, ten tijde van Craandijk was het allemaal nóg mooier, dat weten we nu onderhand wel.

Maar de Walenburg stond er toen minder florissant bij, dat is dan weer in ons voordeel. 'Spoedig hebben wij nevens ons een laantje van sparren en jonge eiken en daarbij, in het akkerland, weer een van die kunstlooze vierkante torens (…). 't Gebouw ziet er tamelijk vervallen uit en wordt tegenwoordig alleen door duiven bewoond.'

De rond 1250 gebouwde toren, ooit het slot '…der heren Proijs en later de Ridders…' werd door de toenmalige eigenaar, de graaf van Lijnden van Sanderburg, zo'n beetje aan z'n lot overgelaten. Over zijn geschiedenis is niet veel bijzonders te vertellen behalve dat er een enorme reeks van eigenaren was voor het in 1803 gekocht werd door de van Lijnden van Sandeburgs.

Met zekerheid was er al sinds de 16e eeuw een huis, of misschien een flinke schuur, tegen de toren aangebouwd, die verder dezelfde indeling heeft als de eerder besproken Lunenburg. Een overwelfde kelder, die oorspronkelijk niet toegankelijk vanaf de begane grond, met daarboven een paar woonvertrekken.

In de tweede wereldoorlog leegden de Duisters de met zandgevulde kelders om ze als schuilkelder te kunnen inrichten, maar gelukkig werd Walenburg niet gebombardeerd, zoals Lunenburg. Na de bevrijding was de toren onder meer in gebruik als hammenrokerij en bonendrogerij.

In 1965 werd de toren gerestaureerd door E.A.Canneman, architect bij de Rijks Monumentenzorg, daarbij werd het bouwvallige huis bijna geheel opnieuw opgetrokken. Walenburg staat op een door een gracht omringd eiland. Op een tweede eiland is een door de vrouw van de restauratie-architect, E. Canneman - Philipse, ontworpen tuin aangelegd. Later huurden de Cannemannetjes de toren en gingen er wonen. De bofkonten…


NB: Dit verhaal is geschreven in 2002. De situatie ter plekke kan veranderd zijn...


Tekening: GerardKuit

Bronnen: J. Craandijk: Wandelingen door Nederland - Utrecht, 1874; ENSIE lexicon 1952; Doriann Kransberg en Hans Mils: Kastelengids van Nederland, 1979; Prisma Lexicon dorpen en steden Benelux - 1984; Handboek Natuurmonumenten, 1996; Monumenten in Nederland - Utrecht, 1997; Landschapsgids voor Utrecht – Stichting het Utrechts Landschap, na 1997.

*) Volgens de website van de gemeente Wijk bij Duurstede staat momenteel het inwonertal van Langbroek op 2071 .

Op dezelfde site ook een pagina over Walenburg

Zie ook Wikipedia en Kastelen in Utrecht over Walenburg.

vrijdag 11 januari 2013

De Langbroeker Wetering - 8 – Lunenburg


‘Lunenburg is een fraaije, deftige plaats, met trotsche lanen en waterpartijen. (…) Maar het is er stil en doodsch. De vensters van het statige, moderne grijsgeele huis zijn gesloten. (…) Maar het zou nog altijd een bekoorlijke lustplaat zijn voor en aanzienlijke familie, vooral als de bijl hier en daar wat ruimte maakte in het al te digt begroeide plantsoen.’ Aldus dominee Craandijk in 1883.

Voor wie het huidige Lunenburg kent moet deze omschrijving vreemd overkomen. Een modern gepleisterd huis ? Lunenburg is toch die mooie bakstenen woontoren ? Dat klopt, maar zoals het er nu uitziet zou Craandijk het weer niet herkennen.



Oorspronkelijk bestond de ridderhofstad Lunenburg uit een vrijstaande vierkante woontoren, met muren van anderhalve meter dik, waarin kleine raampjes wat spaarzaam daglicht binnen lieten. De ingang was op de eerste verdieping en die kon je alleen bereiken over een houten brug, die in tijd van nood weggehaald kon worden.

De kelder, eigenlijk de begane grond, was alleen toegankelijk door een luik in de vloer van de eerste verdieping. Om deze donjon heen stonden woongebouwen, stallen en schuren. Het geheel was omgeven door een gracht en vormde zo een goed verdedigbare herenboerderij.

Al in de 14e eeuw wordt Lunenbrug genoemd. Eerst als eigendom van de Utrechtse familie Proijs. In 1375 komen we Aerent van Lunenburg Knape als eigenaar tegen. Later is het in bezit van het geslacht de Ridder. In 1750 komt het in handen van Frans Godard baron van Lijnden van Hemmen, in wiens familie het ruim 130 jaar zal blijven.


‘De toren was reeds bouwvallig’, schrijft Craandijk. ‘Thans schijnt hij gesloopt. Er is althans van den weg niets van te zien en de gelegenheid ontbreekt ons, om ons te vergewissen, of hij welligt achter het huis zijn grijzen trans nog verheft.’

Indien de dominee meer tijd had gehad dan had hij kunnen constateren dat ook achter het huis geen spoor meer van de oude versterkingen te vinden was. Algemeen werd aangenomen dat rond 1860 de toenmalige erfgenaam, J.H.F.K. van Swinderen, de hele boel had laten slopen en er een modern landhuis voor in de plaats gezet had.

In mei 1940 nemen Duitse militairen hun intrek in het landhuis. Gaandeweg de oorlog drinken ze zich door de voorraden in de wijnkelder heen, richten vernielingen aan en stelen zelfs de klok van het dak. Later biedt het geplunderde huis onderdak aan 20 fraters en 60 schooljongens, die uit de st Gregoriusstichting in Zeist, verdreven waren.

Omdat er nog legerwagens in het park geparkeerd staan wordt het landgoed, op het eind van de oorlog, door de geallieerden gebombardeerd. Na de oorlog is het huis enige tijd gebruikt als opslag voor fruitkisten.


In 1958 overlijdt de eigenaar, mr. Eibergen Santhagens, hij laat het landgoed na aan zijn secretaris Jacobus Kosterman. Deze is financieel niet in staat om het zwaar beschadigde huis te laten restaureren en vraagt, ten einde raad, een sloopvergunning aan.

Door de bombardementen is echter in het hoofdgebouw zwaar middeleeuws muurwerk aan het licht gekomen. Onderzoek leert dat de oude donjon nog in zijn geheel aanwezig is, onder de 19e eeuwse pleisterlagen. Met behulp van Monumentenzorg koopt de K.F.Hein Stichting het landgoed aan en laat de toren restaureren.

Naar voorbeeld van oude afbeeldingen wordt een nieuw huis opgetrokken, naast de oude toren die zijn houten trap en kantelen weer terugkrijgt. In 1971 wordt het geheel aangekocht door P. Fentener van Vlissingen die er met zijn gezin gaat wonen.

En zo staat de mooie toren van Lunenburg er al weer dertig jaar bij, alsof hij er al sinds de middeleeuwen in al zijn glorie zo gestaan heeft. In werkelijkheid waren zijn oude muren bijna honderd jaar aan het zicht onttrokken en danken we zijn terugkeer in de openbaarheid aan betreurenswaardige oorlogshandelingen. Maar, zoals een bekende Vinkeveense filosoof al zei: ‘Elk nadeel heb zijn voordeel.’


NB: Dit verhaal is geschreven in 2001. De situatie ter plekke kan veranderd zijn...

Een oude kennis wees me op een aflevering van de TV-serie 'Van Rossum vertelt', van RTV Utrecht. Daarin brengt historicus Maarten van Rossum een bezoek aan kasteel Lunenburg. De uitzending is terug te zien op de website.


Tekening: Gerard Kuit

Bronnen: J. Craandijk: Wandelingen door Nederland - Utrecht, 1874; ENSIE lexicon 1952; Doriann Kransberg en Hans Mils: Kastelengids van Nederland, 1979; Handboek Natuurmonumenten, 1996; Monumenten in Nederland - Utrecht, 1997; Landschapsgids voor Utrecht – Stichting het Utrechts Landschap, na 1997.

Meer informatie over Lunenburg vind je op de website van gemeente Wijk bij Duurstede. 


En Wikipedia: Kasteel Lunenburg


donderdag 3 januari 2013

De Langbroeker Wetering 7 - Een ongekende kasteeldichtheid


Langs de Langbroeker Wetering staat een voor Nederland unieke reeks middeleeuwse versterkte huizen en woontorens. De moderne toerist kan er, op nog geen 8 kilometer rijden langs de vaart, een stuk of zes bekijken. Maar oorspronkelijk waren er nog meer. Als je vanaf Sterkenburg richting Langbroek rijdt kom je voorbij Molenstein en Rhodensteyn, tegenwoordig alleen nog boerderijen die de oude naam dragen.

Voorbij het dorp Nederlangbroek staat nog een oud poortje van de verdwenen ridderhofstad Groenesteyn. En wat verder van de wetering, maar binnen een straal van 10 kilometer, vindt je nog het huis Doorn, kasteel Moersbergen, de woontoren van Natewisch en het kasteel van Wijk bij Duurstede.

We kwamen al voorbij Rijsenburg, Weerdenburg, Rhijnestein en Hardenbroek. Maar dat is nog niet alles, want een klein stukje verder naar het noordoosten liggen nog kasteel Amerongen en bij Leersum het in de tweede wereldoorlog platgebombardeerde Zuylenstein en het huis Broekhuizen. Een ongekende kasteeldichtheid, waar we nog het nodige van te zien zullen krijgen.


Maar zoals gezegd: eerst komen we voorbij Molenstein. In Craandijks tijd stond hier een houten korenmolen, waar het landgoed zijn naam aan dankte. ‘Daar ligt het ouderwetse huis Molenstein, met zijn prachtige linde en het jaartal 1785, in zijn gevel. Daar herinnert een schuur met haar torenspitsje, in de vorm eener kapel gebouwd, aan de oude kapel van Hardenbroek, die eens ter plaatse heeft gestaan.’ De linde konden wij niet ontdekken, maar de kapelvormige schuur, de ‘duivenkapel’, zoals Gerard hem noemt, staat er nog steeds, middenin het weiland.

Er schuin tegenover ligt Leeuwenburg: ‘…een zeer aanzienlijk, smaakvol aangelegd en uitstekend onderhouden buitengoed…’ in 1657 gebouwd voor Gerard van Zoudenbalch. Van oorsprong niet middeleeuws, dus: ‘…ditmaal geen ridderhofstad, maar toch reeds in de vorige eeuw als een deftige lustplaats vermaard. Het fraaije roodsteenen huis is van trotsch geboomte omringd en daarachter ligt een groot bosch, dat tot de bosschen van Moersbergen doorloopt.’ En zo is het nu, na 120 jaar nog steeds.


Het volgende echte kasteel heet Hinderstein en dat is er weer een van het vertrouwde Langbroekse type: een in de 14e eeuw gebouwde, vierkante woontoren, waar in de loop van tijd het een en ander aan verspijkerd en vast gebouwd is. Het was ‘…van ouds een Gaesbeeksch leen. De stichter van het slot schijnt, blijkens het wapen, tot het geslacht van Wulven te hebben behoord.’

In 1375 wordt een Willem Suyrmond van Heyndersteyn genoemd. Halverwege de 15e eeuw was het kasteel in handen gekomen van Berndt Grauwert en nadien wisselde het nog een aantal maal van eigenaar. Het huidige uiterlijk dankt het aan ingrijpende verbouwingen in de 19e eeuw en een fikse restauratie tussen 1976 en ’89.

Het is een merkwaardige mix van middeleeuws en neogotiek, met een trapgevel en spitsboogramen, gedeeltelijk nog omringd door de oorspronkelijke slotgracht. ‘Met zijn bloemtuin en de hooge populieren, die in de nabijheid oprijzen, sluit het zich als een deftige huizinge aan de landkasteelen langs de Wetering aan, al staat het in omvang en luister bij anderen achter.’

Aan de overkant van de Wetering stond eertijds de ridderhofstad Rodenstein, in Craandijks tijd al een vervallen buitengoed. Hij vertelt dat het te koop stond, maar dat een van de weinige gegadigden aan een blik vanuit zijn koets genoeg had om te zien dat het niet aan zijn verwachtingen beantwoordde. ‘Met den eersten trein den besten spoorde de vreemdeling weer huiswaarts.’ Het huis moet spoedig daarna gesloopt zijn. De dominee meldt: ‘… een oude stalling en enkele hooge, verwilderde boomen. Dat is alles, wat aan de voormalige ridderhofstad herinnert.’

Maar niet getreurd, aan onze kant en maar een klein stukje verder ligt een van de mooiste woontorens van de streek. Het fraai gerestaureerde Lunenburg. Maar daarover meer in de volgende aflevering van onze reiskroniek.


NB: Dit verhaal is geschreven in 2001 en eerder verschenen in de Artishockberichten en op het Volkskrantblog, de omstandigheden ter plaatse zijn mogelijk veranderd.

Een groot deel van de hierboven genoemde kastelen is terug te vinden in de lijst van Nederlandse kastelen, op Wikipedia.

Hindersteyn heeft een eigen website.  De tuinen, met slangenmuur, kassen en doolhof zijn te bezoeken.

Tekening van het poortje van Groenesteyn: Gerard Kuit

Op de website van de gemeente Wijk bij Duurstede vond ik het volgende spookverhaal over Groenesteyn:
Vroeger, toen het kasteel nog in volle glorie aan de Wetering stond, werden 's avonds om 10 uur de deuren in het poortje afgesloten. Men zegt, dat eens op een warme zomernacht, twee meisjes uit het kasteel het poortje hebben geopend en naar buiten zijn geglipt om langs het water te spelen. Door een noodlottig ongeval, waarvan niemand de oorzaak kent, zijn ze te water geraakt en verdronken. Sindsdien deed zich het merkwaardige verschijnsel voor, dat op warme zomeravonden de poort vanzelf open ging en twee schimmen doorliet, die daarna geruime tijd langs de waterkant in het gras werden gezien. Toch waren 's morgens, als de poortwachter naar buiten kwam, de deuren weer gesloten. En de bewoners van de omliggende boerderijen bezwoeren, dat ze de meisjes die nacht langs het water hadden gezien. De deuren zijn na de restauratie niet meer aangebracht.

Bronnen: J. Craandijk: Wandelingen door Nederland - Utrecht, 1874; ENSIE lexicon 1952; Doriann Kransberg en Hans Mils: Kastelengids van Nederland, 1979; Handboek Natuurmonumenten, 1996; Monumenten in Nederland - Utrecht, 1997; Landschapsgids voor Utrecht – Stichting het Utrechts Landschap, na 1997.