vrijdag 4 oktober 2019

De Zuiderzee – 61 – Purmerend, de Koemarkt


In Purmerend is het op zondag gratis parkeren. Als wij de auto neerzetten, op een ruime parkeerplaats vlakbij het centrum, zien we een jongeman met een baardje, lege flessen in een glascontainer gooien. Hij wordt geholpen door twee blonde meisjes van een jaar of 8.



Als we later over het plein rijden, ik in mijn rolstoel, Gerard erachter duwend, zien we hem een barretje – eetcafé de Keet – uitkomen en het terras in orde maken. Later, nadat we een rondje door het doodstille stadje hebben gemaakt en vergeefs gestopt zijn bij een andere cafeetje, waar wel activiteit was maar dat nog niet geopend bleek, komt hij net weer naar buiten als we langsrijden.

'Staat de koffie klaar ?', vraag ik.
'Ja, hoor,' zegt hij. Binnen aan de bar zitten de kindertjes braaf te kleuren.

Het grote plein, in het centrum van Purmerend heet de Koemarkt en het wordt omzoomt door terrassen, cafeetjes en restaurantjes. Het is een langwerpig, rechthoekig plein en aan de, korte, oostzijde staat een lang en laag gebouw. Er is nu onder andere een Chinees restaurant in gevestigd, maar het heet officieel 'De Doele'.

Volgens mijn monumentenboek is het aan het eind van de 17e eeuw gebouwd als beurs en stadspaardenstal en later uitgebreid tot stadsherberg. De andere kant van het plein wordt overheerst door een groep, levensgrote, bronzen koeien. Ter herinnering aan de oorspronkelijke functie van het plein.

Purmerend kwam in de middeleeuwen tot bloei omdat het aan een kanaal lag tussen het Purmer- en het Beemstermeer. Aan het begin van de 15e eeuw werd Willem Eggert, een rijke Amsterdammer, die trezorier was van graaf Willem VI van Holland, beleend met Purmerend, Purmerland en Ilpendam. Hij kreeg daarbij toestemming om bij Purmerend een slot te bouwen.

De koemarkt
Na de dood van graaf Willem werd Purmerend betrokken bij de Hoekse en Kabeljauwse twisten. De Kabeljauwen wonnen en de stad en omgeving kwamen in handen van Jan van Beieren, die het aan zijn zoon, Jan de Bastaard gaf. Later kwam de heerlijkheid in bezit van de familie van Egmond, tot de hertog van Alva, in 1568, de laatste heer, Lamoraal van Egmond, liet executeren.

Dat is het bekende verhaal, dat we op school leerden over Egmont en Horne. Wikipedia: 'De onthoofding van Egmont en Horne vond plaats op 5 juni 1568 op de Grote Markt van Brussel. De executie van deze twee vooraanstaande edellieden wordt vaak beschouwd als het definitieve sein voor de gewapende Nederlandse Opstand.'

De heerlijkheid Purmerend verviel daarna aan de staten van Holland. Het slot Purmerstein werd in 1741 gesloopt, schrijft Wikipedia, '...naar verluidt omdat het bouwvallig was, maar in feite omdat het stadsbestuur de machtspositie van de hoofdofficier in het lokaal bestuur wilde inperken.'

Purmerend groeide later vooral door de kaas- en veehandel.
'Daarnaast telde Purmerend in de 18e eeuw diverse bedrijven, drie brouwerijen, twee jeneverstokerijen, een buskruitmolen, een terpentijnstokerij, (…) een zeepziederij, een azijnmakerij, een touwslagerij, een scheepstimmerwerf en drie zaag- en meelmolens.' (Wikipedia)

In de 20ste eeuw nam het inwonertal fors toe door de instroom van duizenden Amsterdammers. De veemarkt word sinds 2001 niet meer op het plein gehouden, vanwege het gevaar voor ziekten. Wie nu een koe of schaap wil kopen, in Purmerend, moet naar een grote hal op het industrieterrein.  






Tekening: Gerard Kuit 

Foto's: Jan de Stripman 

Bronnen: Monumenten In Nederland - Noord-Holland 2006; Jac.P.Thijsse – Langs de Zuiderzee 1915; Google maps; Wikipedia en andere websites


vrijdag 6 september 2019

De Zuiderzee - 60 - Ilpendam, twee kerken en een blaffende hond


Ilpendam is maar een klein eindje van Watergang verwijderd. Het dorp ligt ingeklemd tussen het Noordhollandschkanaal en de Purmerringvaart. Als we van de provinciale weg langs het kanaal komen, rijden we eerst voorbij een waterpartij, van boven gezien lijkt het een grote boemerang, die vroeger een haven was.



Het dorp is ontstaan op de plek waar in de 12e eeuw een dam gelegd werd in het riviertje de Dorre Ilp, vlak bij de plek waar dat uitstroomde in de Purmer. Die was toen natuurlijk nog een meer, de droogmakerij begon pas 500 jaar later.

We rijden over de met bomen omzoomde dorpsstraat het dorp in, met links het water van de haven, rechts stolpboerderijen en nog meer water. We stoppen even bij de Katholieke kerk, die niet enorm oud is, 19e eeuw, met eraan vastgebouwd een flinke pastorie.

Terwijl ik mijn camera sta scherp te stellen, ik probeer wat afstand van de kerk te nemen door een stukje een oprit in te lopen, begint er achter me ineens een hond te blaffen. Mooi beest een soort husky en hij staat achter een hek, dus ik hoef niet bang te zijn voor mijn broekspijpen. Maar het duurt wel even voor mijn hartslag weer gedaald is en mijn handen niet meer trillen en ik de kerk scherp in beeld kan krijgen.

Rechts naast de kerk staat een houten huis, met een bakstenen gevel. Helemaal in de nok is een gevelsteen met een gans die iets in zijn poot houdt. Daaronder de intrigerende tekst 'Bierschip'. Het enige dat ik erover kan vinden is dat het een rijksmonument is, uit de 19e eeuw stamt en dat die nok met gevelsteen een 'houten aedicula met pilasters en fronton' genoemd wordt. Het huis is, met het oog op overstromingen, gebouwd op een hoge plint.

We rijden verder, over de sfeervolle, maar op zondagochtend doodstille, dorpsstraat. Sommige huizen zijn er oud, soms met een houten gevel, andere zijn nieuw, een enkeling zelfs heel modern. We passeren het dorpshuis, dat halverwege de vorige eeuw lijkt te zijn opgetrokken, voor we weer even stilhouden, nu bij de Hervormde kerk.

De toren ziet er niet erg oud uit, die dateert uit de 19e eeuw, maar de kerk zelf is 17e eeuws en is de vervanger van een middeleeuws exemplaar, dat in 1640 afbrandde. Ik ga op de parkeerplaats, naast de kerk, even zitten, op een ronde bank, die om een fantasievol gesnoeide wilgenboom heen staat. Gerard loopt ondertussen wat rond en maakt foto's.

De bloesembomen, die tussen de kerk en de parkeerplaats zijn geplant, staan vol roze en witte bloemetjes. Er vliegt een buizerd, heel langzaam, tegen de wind in, over de torenspits. Langs de stoeprand ligt een eenzame, verloren, handschoen. Nog even en ik word poëtisch.

Voor we weer in de auto stappen valt ons oog op een modern gebouw, de vormgeving heeft iets van een Griekse tempel, maar dan van baksteen en hout, met horizontale lamellen aan de buitenkant voor de ramen. Boven de ingang hangt een bord: 'Bromet Filmschool Welkom Filmmakers'. Is dat van Frans Bromet ?

Later lees ik bij Wikipedia dat Frans inderdaad in Ilpendam woont. In het lijstje van bekende inwoners en mensen die er geboren zijn valt me verder alleen de naam van Annette Gerritsen op, de schaatster.

Wij rijden ondertussen, over een kaarsrechte weg, de Purmer in, op weg naar Purmerend.  






Tekening: Gerard Kuit 

Foto's: Jan de Stripman 

Bronnen: Monumenten In Nederland - Noord-Holland 2006; Jac.P.Thijsse – Langs de Zuiderzee 1915; Google maps; Wikipedia en andere websites


vrijdag 9 augustus 2019

De Zuiderzee – 59 – Watergang en het Noordhollandsch Kanaal


Het is de laatste dag van maart. De lucht is bewolkt en het heeft een beetje geregend, maar als we uit Soestdijk vertrekken is het droog. Op de ringweg Amsterdam breekt de zon door.



We nemen deze keer de afslag richting Volendam, maar kiezen voor een omweg, over de N235 langs het Noordhollandsch Kanaal. Dit is het biljartlakenvlakke, Hollandse polderlandschap. Vijf eeuwen geleden was hier meer water dan land. Wikipedia heeft een lijst van meer dan 70 droogmakerijen, in grootte van 2 hectare – zeg maar 4 voetbalvelden, zoals het Hoornse Weeltje, bij Hoorn – tot ruim 7000 hectare.

We zijn hier vlak bij de Beemster, een van de grootste inpolderingen en zullen later een stukje door de Purmer rijden, dat is een bescheiden middenmoter wat oppervlakte betreft. Van de aardrijkskundelessen kunnen we ons ook nog wel de Wormer en de Schermer herinneren, maar er zijn er dus nog veel meer. De allergrootste, 7600 hectare, meer dan 30.000 voetbalvelden, is de Zijpe bij Schagen.

Watergang
Het Noordhollandsch Kanaal, waar we langs rijden, is de eerste poging om de haven van Amsterdam met de Noordzee te verbinden. Later zou men, dwars door de duinen, het Noordzeekanaal graven, maar aan het begin van de 19e eeuw zag men op tegen de grote waterwerken, sluizen en dijken, die dan aangelegd zouden moeten worden.

Een kanaal van Amsterdam naar Den Helder, over de hele lengte van Noordholland leek dan makkelijker te realiseren. Het werd met schep en kruiwagen gegraven, door 9000 arbeiders, die karig betaald werden. Wikipedia schrijft:

'Vooral in de winter was het leed groot. Regelmatig waren er ongeregeldheden en de regering werd genoodzaakt militaire eenheden langs het kanaal te stationeren om de controle te behouden.
Het kanaal had een lengte van 80 kilometer. Het was 40 meter breed aan de waterspiegel en had een diepte van 6 tot 7 meter over een bodembreedte van bijna 10 meter. Het was destijds het breedste en diepste kanaal ter wereld. Het kanaal heeft zo'n 11 miljoen gulden gekost en de aanleg duurde ongeveer vijf jaar.'

Nu ligt het Noordhollandsch Kanaal er vredig bij. Wij slaan na een paar kilometer rechtsaf en vinden een parkeerplaats op 50 meter van de kerk van Watergang. Dat is een lieflijk dorpje. Boerderijen liggen er roerloos, elk op hun eigen eilandje, een aantal met een eigen, wit geschilderde ophaalbrug. Een vlaamse gaai vliegt door een van de tuinen.

Zoals vaak op zondagochtend lijkt Nederland verlaten. Een oudere man trekt zich niets aan van de zondagsrust en is bezig grind te storten in de voortuin van zijn huis, geholpen door een peuter in een knalgeel overalletje met een blauw mutsje op. Hij zegt vriendelijk goedemorgen, als we hem groeten, het kind heeft alleen oog voor het grind.

Watergang is ontstaan in de 14e eeuw en was er dus al lang voor het kanaal gegraven werd. Het kleine kerkje, dat bereikbaar is via een ophaalbrug, heeft een leuk, wit, houten spitsje en dateert uit de 17e eeuw. De meeste boerderijen zijn van het stolptype, woongedeelte en stallen onder één, piramidevormig pannendak.

We maken wat foto's en gaan dan verder, weer langs het kanaal, richting Ilpendam.

NB: Op de website van Theo Bakker, die helemaal gewijd is aan de Noordhollandse droogmakerijen, is te zien hoeveel water er ooit was. Er is ook een animatie die aangeeft hoeveel er door overstromingen en landafslag nog bij had kunnen komen. 






Tekening: Gerard Kuit 

Foto's: Jan de Stripman 

Bronnen: Monumenten In Nederland - Noord-Holland 2006; Jac.P.Thijsse – Langs de Zuiderzee 1915; Google maps; Wikipedia en andere websites






vrijdag 2 augustus 2019

De Zuiderzee – 58 – Broek in Waterland, in de voetsporen van keizers


In Waterland hoef je niet ver te rijden om van het ene naar het andere leuke plaatsje te komen. Neem vanaf Monnickendam de provinciale weg, N 247, en je bent in een paar minuten in Broek In Waterland. Als je niet oppast ben je er ook zo weer voorbij, zonder iets van het schilderachtige dorp gezien te hebben, want die doorgaande weg passeert de dorpskern op enige afstand.



Als je tijdig afslaat kom je eerst door een nieuwbouwwijk, die gebouwd is vlakbij het oude havenrak, waar ooit de vissersboten aanmeerden. Van die oude nijverheid is nu niets meer terug te vinden, Broek ligt inmiddels kilometers landinwaarts, omgeven door inpolderingen. Wel staan hier aardige houten huisjes, vaak grijs-wit, of in pasteltinten geschilderd.

Daar voorbij kom je vanzelf op het kerkplein, waar lindeboompjes rond een bakstenen kerk staan. Die kerk is niet oeroud, grotendeels 17e en 18e eeuws, maar hij heeft een leuke, slanke toren met een houten lantaarn en spits. Gerard parkeert de auto een klein eindje verderop en we stappen uit om wat foto's te maken.

Zoals alle dorpen en stadjes, op deze zondagochtend, is ook Broek In Waterland uitgestorven. Het lijkt alsof er geen kerkdienst gaande is, of anders wordt die niet druk bezocht. Een enkele wandelaar, met hond, loopt voorbij.

Via Google Maps kun je een kijkje nemen in de kerk, zonder de eventuele kerkgangers te storen. Het interieur is eenvoudig en wit, met houten kerkbanken en stoelen, een grote, donkere preekstoel, onder een crêmewit geschilderd houten tongewelf, dat spaarzaam versierd is met blauwe bloemmotieven.

Vlak naast de kerk is een draaibrug over Het Dee, een watertje dat naar het bredere Havenrak loopt. Op ingemetselde stenen worden de bouw, de herbouw en de renovatie van de brug herdacht. Op een stenen paal is het niveau van een overstroming in 1825 te zien. Dichter bij de kerkmuur is een marmeren kunstwerk in het plaveisel aangebracht, waarvan de vorm het midden houdt tussen een bloem en een ronde schelp.

Direct over de brug valt een bakstenen huis, met een lichtgrijs geschilderde houten klokgevel op. Een hardstenen trap leidt naar de voordeur. Boven die deur is een wapenschildje met een zwaan aangebracht. Die zwaan komt ook voor in het wapen van het dorp. Een eindje verderop staat, aan het water, een houten theepaviljoentje.

Bijna alle huizen rond de kerk zijn beschermde monumenten en ook het dorpsgezicht is beschermd. Wikipedia schrijft dat Broek In Waterland in vroeger tijden al een bezienswaardigheid was. In 1781 bracht de Habsburgse vorst Jozef II, die van 1765 tot '90 keizer was van het Heilige Roomse Rijk, een bezoek aan Broek. Hij was toen heerser over een groot deel van de Zuidelijke Nederlanden en het huidige Vlaanderen.

In 1811 kwam Napoleon het dorp bekijken. Die was op dat moment Keizer van Frankrijk en koning van Italië. Van 1806 tot 1810 was zijn broer Lodewijk koning van Holland. In 1810 moest Lodewijk, op last van zijn broer, aftreden en werd het koninkrijk Holland geannexeerd door Frankrijk.

Gerard en ik stappen weer in de auto en gaan op huis aan, mijmerend over vervlogen tijden.


NB: Dit verhaal is geschreven in 2018. De situatie ter plaatse kan inmiddels veranderd zijn.



Tekening: Gerard Kuit 

Foto's: Jan de Stripman 

Bronnen: Monumenten In Nederland - Noord-Holland 2006; Jac.P.Thijsse – Langs de Zuiderzee 1915; Google maps; Wikipedia en andere websites





vrijdag 7 juni 2019

De Zuiderzee – 57 – Monnickendam, de Oude Waag, Gemeentehuis en Speeltoren

Jacob van Lennep maakte bij zijn bezoek aan Monnickendam kennis met de burgemeester, die tevens handelaar in vis was en een lijnbaan – dat is een touwslagerij – bezat. Het is mede dankzij hem dat er nu nog zoveel monumentale panden in het stadje te vinden zijn.
'Monnikendam draagt meer nog dan Purmerend blijken van verval: echter heeft de heer Arbman in den tijd het sloopen van vele schoone huizen belet, door zich dezelve voor de stad te eigenen, het welk de sloopers heeft afgeschrikt.'



Van Lennep en zijn metgezel, van Hogendorp, betrokken een kamer in De Doelen, vlakbij de grote kerk. '...welke herberg een goed "uiterlijk" voorkomen heeft.' De kamers zullen dus niet veel soeps zijn geweest.

Van Lennep was op pad gegaan met nieuwe schoenen en had aan het eind van de dag enorme blaren op zijn voeten. '...half razend van de pijn ging ik met Van Hogendorp den burgemeester Arbman bezoeken, die ons zeer vriendelijk onthaalde, wijn schonk en veel vertelde, onder anderen hoe hij als maire de stad bestierd...'

Dat soort avonturen beleven Gerard en ik niet in Monnickendam. Wij gaan, heel anoniem en onopgemerkt, een kopje koffie drinken in de Oude Waag. We worden bediend door twee jonge meisjes, een blonde en een donkere, die eruit zien alsof ze nog op school zitten en op zondagochtend een zakcentje bijverdienen. Door een klein misverstand krijgen we niet precies wat we dachten besteld te hebben, maar dat mag de pret niet drukken.

We zitten vrijwel als enige in het monumentale 17e eeuwse pand, dat oorspronkelijk een open front naar de straat had, later is er een overdekte galerij met pilaren aangebouwd, waar nu het terras is. De openingen zijn dichtgemaakt met grote ramen, die uitkijken op het sluisje, het water en de bootjes. Het interieur heeft fraaie eiken balken en betimmering, is versierd met wijnrekken en vaten, er is een houten trap naar de bovenverdieping.

Links: Cipiershuis, rechts: Oude Waag
Na de koffie, met gebak, wandelen we een klein eindje het stadje in. Direct om de hoek staat de speeltoren, in de steigers. Het is eigenlijk een kerktoren, uit de 16e eeuw, die hoorde bij een oudere, middeleeuwse kerk, maar die is al eeuwen verdwenen. De toren geeft nu toegang tot het plaatselijke museum. Maar er is van alles tegenaan gebouwd.

De daklijst van een van de panden tussen de waag en de toren draagt het opschrift 'Cipiershuis'. Er was hier in vorig eeuwen een politiebureau, met cellen. Om de hoek, aan de andere kant aan de toren vastgebouwd, staat het voormalige stadhuis. Een ander oud stadhuis staat schuin aan de overkant. Dat is een groot, statig, 18e eeuws pand, met een met grijze stenen pilasters versierde gevel, krullerig beeldhouwwerk en helemaal op de top een 17e eeuws monnikenbeeld.

Oude Waag en Speeltoren
Ik zou nog pagina na pagina kunnen vullen met beschrijvingen van monumentale gebouwen en schilderachtige woonhuizen. Maar dat hebben anderen al veel beter gedaan.

Jac. P. Thijsse, bijvoorbeeld, die schrijft dat het er erg stil was op straat.
'Maar wat ziet het er aardig uit, de mooie vischmarkt, het aardig stadhuis en bovenal de prachtige klokkentoren, waar omhoog de vroolijke klokken naar alle kanten naar buiten komen kijken.'

Gerard en ik wandelen het sluisje weer over, waar een ander beeld van een monnik op is geplaatst en stappen weer in de auto. De zon schijnt net even tussen de wolken door en strijkt een mooi licht over Monnickendam, als wij vertrekken, richting Broek in Waterland.




NB: Dit verhaal is geschreven in 2018. De situatie ter plaatse kan inmiddels veranderd zijn.




Tekening: Gerard Kuit 

Foto's: Jan de Stripman 

Bronnen: Monumenten In Nederland - Noord-Holland 2006; Jac.P.Thijsse – Langs de Zuiderzee 1915; Google maps; Wikipedia en andere websites


Het dagboekje van Jacob Van Lennep is te lezen en te downloaden bij DBNL.org via deze link 





vrijdag 3 mei 2019

De Zuiderzee – 56 – Monnickendam, dichtgeslibde haven en grote kerk


We hebben allemaal wel eens gehoord van de problemen die de grote zeeschepen moesten overwinnen om de haven van Amsterdam te bereiken. Tegenwoordig varen ze door het Noordzeekanaal, maar dat kan pas sinds 1876. Daarvoor kwamen de schepen naar de stad via het Noordhollandsch Kanaal, dat vanaf 1824 beschikbaar was.
Straatje in Monnickendam
Voor die tijd moest men via de Zuiderzee de haven zien te bereiken. Een probleem was daarbij dat de toegang steeds dicht slibde en de koopvaardijschepen steeds groter werden. Men had nog niet de grote baggervaartuigen van nu, dus moesten er ander manieren worden verzonnen.

In de gouden eeuw, de periode dat de stad zijn grootste bloei kende, bleven de koopvaarders vaak steken bij de ondiepte van Pampus. (Vandaar het gezegde: Voor Pampus liggen, als je, al dan niet vrijwillig, gedwongen wordt tot inactiviteit.) Tot Meeuwis Meindertsz Bakker, in 1690, het scheepskameel uitvond. Dat bestond uit houten drijvers, die aan weerszijden van een schip gemanoeuvreerd werden en het vaartuig optilden, waarna het over de zandbanken gezeild kon worden.

Mooi, natuurlijk, maar ook duur. De Kleinere havensteden langs de Zuiderzee konden zich dergelijke oplossingen niet veroorloven en zagen hun havens dichtslibben en hun belang als handelsstad verpieteren. Jac. P. Thijsse schrijft dat men die voormalige havenstadjes wel 'dode steden' noemde. Hij vindt dat niet terecht.

'Monnikendam, Edam, Hoorn en Enkhuizen zijn volstrekt niet dooder dan een paar dozijn andere steden in Nederland met evenveel of zelfs nog meer inwoners en 't gaat niet aan, ze nu smadelijk te betitelen omdat ze vroeger grooter zijn geweest. En hun achteruitgang hebben ze zichzelf niet te wijten, want 't was toch wel onmogelijk, om de toegangen tot hun havens in de Zuiderzee zelve voortdurend maar te vergrooten en uit te diepen...'

Grote kerk - Monnickendam
Toch moet ook hij toegeven dat Monnikendam – hij schreef het meer dan 100 jaar geleden zonder de ouderwetse 'c' – zich van de zee afgewend leek te hebben. '...alsof de stad de ontrouwe zee de rug heeft toegedraaid.'

Als je nu vanaf Marken, over de zeedijk, naar Monnickendam gaat draai je, na een leuk ritje, langs het deel van de voormalige Zuiderzee dat de Gouwzee wordt genoemd, linksaf landinwaarts, eerst door een paar flatwijken, voor je bij het oude centrum komt.

Het eerste dat je ziet is een kerk die, wel wat vreemd, aan de rand van het oude centrum staat. Ook dat is een teken dat het de stad ooit beter verging. Thijsse schrijft: 'De beide kerken maken den indruk van buiten de stad te staan, de buurten er omheen zijn zo goed als verdwenen.'

Jacob van Lennep, die in 1823 in en om Monnikendam – ook zonder 'c' ! – wandelde, veronderstelt dat de kerk in het midden had moeten staan, maar dat de geplande bouw van de rest van de stad, door economische tegenslagen, niet door is gegaan.

De bouw van deze Grote of Sint-Nicolaaskerk begon aan het begin van de 15e eeuw. De kerk was bedoeld als vervanger van een voorganger die meer in het stadcentrum stond en waarvan nu alleen de Speeltoren nog resteert. Aan de grote kerk werd doorgebouwd tot 1644.Toen het laatste stuk van het schip voltooid werd moest de torenspits alweer vervangen worden. De kerk was inmiddels, vanwege de reformatie, van katholiek overgegaan naar protestants.

Gerard en ik rijden het oude centrum binnen en parkeren de auto vlak bij het sluisje. 



NB: Dit verhaal is geschreven in 2018, het is de laatste aflevering die gemaakt is voor het verenigingsblad van Artishock in Soest. Volgende afleveringen zullen alleen hier, online, verschijnen. De situatie ter plaatse kan inmiddels veranderd zijn.





Tekening: Gerard Kuit 

Foto's: Jan de Stripman 

Bronnen: Monumenten In Nederland - Noord-Holland 2006; Jac.P.Thijsse – Langs de Zuiderzee 1915; Google maps; Wikipedia en andere websites


Het dagboekje van Jacob Van Lennep is te lezen en te downloaden bij DBNL.org via deze link 





zaterdag 6 april 2019

De Zuiderzee – 55 – Marken


De dijk die het voormalige eiland Marken verbindt met het vasteland komt uit op een parkeerterrein. Terwijl de wolken steeds dreigender worden laadt Gerard mijn rolstoel uit. Er parkeert vlak na ons een bus met toeristen, maar verder is het terrein vrijwel leeg. Op deze wisselvallige zondag, buiten het seizoen, is het rustig in Marken.



Net als ik in de stoel zit en we het dorp in willen lopen begint het te regenen. Gerard loopt terug naar de auto om een paraplu te pakken, die hij bij het openklappen in tweeën trekt. Wij laten ons niet tegenhouden, zo hard regent het nu ook weer niet. Ineengedoken, onder een regenscherm zonder handvat, hou ik het zelfs bijna droog.

Elke Soester kent de 19e eeuwse schrijver Jacob Van Lennep door een paar straatnamen, zelfs als hij of zij zijn boeken niet gelezen heeft. We hebben natuurlijk de Van Lenneplaan, maar ook de Ferdinand Huycklaan. De laatste is genoemd naar een roman van Van Lennep, waarvan een scène in Soest speelt.

In de herberg De Drie Ringen, te vinden in de kerkebuurt, achter de ouwe kerk van Soest, krijgt hoofdpersoon Ferdinand Huyck te maken met een paar bekkensnijders. Dat zijn bandieten die akelige dingen doen met messen, als je niet doet wat ze willen. Iedereen die de Joker kent, uit de recente Batman-films, weet hoe dat er uit ziet.

In de zomer van 1823, lang voor hij bekend zou worden als schrijver van bijvoorbeeld Ferdinand Huyck, maakte van Lennep, met zijn vriend Dirk Hogendorp, een wandeltocht van enkele weken door Nederland.

Marken - Zicht op de kerk
Hij beschrijft, in zijn dagboekje, dat onlangs opnieuw uitgegeven werd en waarnaar Gert Mak een TV-serie maakte, het eiland Marken als '...een moeras met verscheidene buurtjens en een voornamer dorp...'.

Het is, als je Marken vanaf de dijk ziet, een wonder dat het al die eeuwen boven water gebleven is. De daken van de groen-wit geschilderde houten huizen steken maar net boven de dijk uit.

Als Gerard en ik door het dorp lopen, zien we dat de verschillende buurtjes op iets verhoogde eilandjes zijn gebouwd. Het is er doodstil, afgezien van ons en het groepje toeristen, ze lijken me Frans te spreken, maar we sluiten ons niet aan bij hun rondleiding. We kijken zelf wel wat rond en maken foto's van de smalle straatjes rond de tamelijk nieuwe kerk, die ontsierd wordt door een nog nieuwere aanbouw.

De schippers die van Lennep en Hogendorp naar het eiland brachten maakten de bewoners wijs dat de bezoekers van koninklijke bloede waren. Hij schrijft: 'Men gaat van het eene dorp naar het andere langs smalle dijkjens waar men als de ganzen loopt, en welke als brij wegzakken onder de voeten. - In 't keeren naar het schip hoorde ik de lieden tegen elkander zeggen: kaik, dat is nou Zen Hooghait.'

Met zoveel egards worden wij niet ontvangen, maar gelukkig ontdekken we een café, ook een modern bakstenen bouwsel, dat open is en waar we voor de heviger wordende regen kunnen schuilen. De bewoners wagen zich op zondag niet buiten, maar de uitbater van 'De Omgekeerde Wereld' lijkt niet zo strikt in de leer.

Marken - Wilhemina brug
We worden bediend door een vrolijke jongeman, met krullend haar en een brilletje die, na het brengen van de koffie met appelpunten, een gezellig babbeltje maakt over het weer. 'Het wordt kouder,' beweert hij, 'Ik ga mijn schaatsen uit het vet halen.'

De regen is inmiddels overgegaan in hagel. Als we te kennen geven dat we op tijd terug bij de auto moeten zijn, omdat we maar voor een uur parkeergeld hebben betaald, pakt hij zijn smartphone erbij om met de weer-app te kijken of het snel droog zal worden. Wanneer de neerslag iets minder lijkt te worden wagen we het erop.

De paraplu zonder steel wil niet meer goed open, maar het is niet al te ver. Eenmaal terug in de auto bespreken we het vervolg van onze route. Het lijkt in de verte wat op te klaren, dus besluiten we in ieder geval nog door te rijden naar Monnickendam. Daarna zien we wel verder.




NB: Dit verhaal is geschreven in 2018, het is de laatste aflevering die gemaakt is voor het verenigingsblad van Artishock in Soest. Volgende afleveringen zullen alleen hier, online, verschijnen. De situatie ter plaatse kan inmiddels veranderd zijn.



Tekening: Gerard Kuit 

Foto's: Jan de Stripman 

Bronnen: Monumenten In Nederland - Noord-Holland 2006; Jac.P.Thijsse – Langs de Zuiderzee 1915; Google maps; Wikipedia en andere websites

Het dagboekje van Jacob Van Lennep is te lezen en te downloaden bij DBNL.org via deze link 


Op de website van Geert Mak kun je alles vinden over zijn TV-serie 'De Zomer Van 1823'. 





vrijdag 1 maart 2019

De Zuiderzee – 54 – Van Durgerdam naar Uitdam

We rijden door Durgerdam, langs de Durgerdammerdijk, maar als we het dorp verlaten verandert de naam in de Uitdammerdijk. Het eerste stuk gaat kaarsrecht, langs weilanden met hier en daar een meertje, dat zullen wel overblijfselen van dijkdoorbraken zijn.


Wat verderop komen we aan een grotere plas, het Kinselmeer. De dijk kronkelt nu tussen twee wateren door, want rechts, buiten ons zicht achter de dijk, ligt het IJmeer. De wandelaars van vroeger zullen wel over de dijk gelopen hebben en meer uitzicht hebben genoten. Ik zit af en toe wat ongemakkelijk op de passagiersstoel, de weg is smal en door de bochten heb je niet altijd zicht op tegenliggers. Gelukkig zijn die schaars op zondagochtend.

Het Kinselmeer is ontstaan na de Sint Elisabethsvloed, in 1421, het is genoemd naar de dorpjes Grote en Kleine Keynsel die hier vroeger lagen. Volgens Wikipedia is niet helemaal duidelijk wanneer de dorpjes verdwenen zijn. Door dijkdoorbraken werd de bebouwing een aantal keren verplaatst. Tot in de 19e eeuw stonden ze op landkaarten, maar nu niet meer.

Uitdam
Het Kinselmeer werd ondertussen een stuk groter, door de stormvloed van 1825, toen het nabijgelegen verdedigingswerk De Stenen Beer werd verzwolgen door de Zuiderzee. Na de stormvloed van 1916 was de ontreddering in de nabijgelegen dorpen zo groot dat ze vreesden niet genoeg geld te kunnen opbrengen voor het herstellen van huizen en dijken. Uiteindelijk liet een aantal dorpen zich annexeren door de stad Amsterdam. Hierdoor ligt het Kinselmeer nu in de gemeente Amsterdam.

Uitdam - kerk


Het meer was vroeger populair bij dagjesmensen uit de grote stad en ook nu zijn er nog recreatieterreinen en is er een zeilvereniging actief. Aan het begin van de 20ste eeuw was er een zwemgelegenheid, De Badhoeve en er is nu nog een camping met dezelfde naam. Ik stel me voor dat er verwarring kan ontstaan met Badhoevedorp, maar dat ligt aan de andere kant van Amsterdam, in de Haarlemmermeer.

Een eindje verder komen we in Uitdam. Het is een nog kleiner dorp dan Durgerdam en ligt voor een deel op een smalle strook land tussen het IJmeer en de Uitdammer Die, oorspronkelijk een zeearm waar een klein riviertje, de Waterlandse Die, door stroomde.

De huizen staan hier wat verder uit elkaar en zijn ook deels van hout gebouwd. Het kerkje is zo klein dat je er zo voorbij zou rijden. Wij weten net op tijd te stoppen. We maken een paar foto's en wandelen over het piepkleine, betegelde speelpleintje, waar gebasketbald kan worden, naar de oever van de Die. We horen eendjes, smienten, fluiten, de zon schijnt prachtig tussen dreigende wolken door. Geen wonder dat natuurorganisaties hier weidegrond hebben aangekocht ten behoeve van de vogels...




NB: Dit verhaal is geschreven in 2018, voor het verenigingsblad van Artishock in Soest. De situatie ter plaatse kan inmiddels veranderd zijn.



Tekening: Gerard Kuit 

Foto: Jan de Stripman 

Bronnen: Monumenten In Nederland - Noord-Holland 2006; Jac.P.Thijsse – Langs de Zuiderzee 1915; Google maps; Wikipedia en andere websites

Citaat Nescio: 'Buiten-IJ' uit de novelle 'Mene Tekel', 1946





vrijdag 1 februari 2019

De Zuiderzee – 53 – De torentjes van Durgerdam


Nescio, de schrijver van 'De Uitvreter' en 'Titaantjes', wandelde graag en Durgerdam was een van zijn favoriete bestemmingen. '...Durgerdam, met z'n kleine huisjes aan den dijk en z'n twee kleine torentjes en wat kale bomen zwart daartussen en op de reede, heel klein, wat scheepjes, de masten staken schraaltjes in de lucht.'



Het dorp is gebouwd langs een bocht in de dijk, zodat het aan een baai lijkt te liggen. Het ene torentje, als wij er zijn, onder grijze wolken die voort geblazen worden door de wind, staat op een vierkant gebouwtje dat de Kapel wordt genoemd. Het is geen kerk maar was in gebruik als school en raadhuis. Zoals veel huizen en gebouwen in Waterland is het grotendeels van hout, het is gebouwd in de 17e eeuw.

Durgerdam dateert als nederzetting uit de 15e eeuw, het is de opvolger van het dorp Ydoorn, dat in 1422 door de St. Elisabethsvloed verzwolgen werd. Daarna werd er een dijk opgeworpen langs het Buiten-IJ, waarlangs zich vissers en schippers vestigden.

De naam Ydoorn leeft nog voort in de vuurtoren die ten oosten van het dorp op een versterkt eiland ligt. Dat maakte deel uit van vestingwerken ter verdediging van het IJ en Amsterdam, waartoe ook het forteiland Pampus behoort. De vuurtoren, niet meer dan een metalen skelet met een lamp erop, wordt 'lichtopstand De Ydoorn' genoemd.

Wij wandelen naast het hotel, met zijn cremewit geschilderde houten gevel, een smal straatje in, naar de kerk. Of liever, het kerkje, want erg groot is het niet. Het is wat men een zaalkerk noemt, een simpele rechthoekige ruimte, met een eenvoudig tentdak, ramen met rondbogen en een witgepleisterde voorgevel. Daarboven een klein torenspitsje.

Het is in de 19e eeuw gebouwd als opvolger van een 17e eeuwse voorganger die zo te lijden had van overstromingen en stormen dat hij vervangen moest worden. Bij de bouw zijn elementen van de oude kerk hergebruikt, zoals de preekstoel, de kroonluchters en de luiklok, die gegoten is door Pierre Hemony.

De donkergroen geschilderde voordeur staat open en er klinkt muziek. Gerard gluurt even door de opening, waarop er direct een man aan de deur komt die hem uitnodigt binnen te komen. Er is geen dienst gaande, zegt hij, ze zijn alleen wat aan het oefenen met het koor.

We slaan de uitnodiging vriendelijk af. We moeten verder, naar Marken en Monnikendam.




NB: Dit verhaal is geschreven in 2018, voor het verenigingsblad van Artishock in Soest. De situatie ter plaatse kan inmiddels veranderd zijn.



Tekening: Gerard Kuit 

Foto: Jan de Stripman 

Bronnen: Monumenten In Nederland - Noord-Holland 2006; Jac.P.Thijsse – Langs de Zuiderzee 1915; Google maps; Wikipedia en andere websites

Citaat Nescio: 'Buiten-IJ' uit de novelle 'Mene Tekel', 1946