donderdag 27 juni 2013

Het groene hart 13 - Gevechten tussen Utrechters en IJsselsteiners


De plattegrond van IJsselstein is tamelijk overzichtelijk: een rechthoek, met een paar straten in de lengte en een paar overdwars. Men denkt dat die regelmatige opzet samenhangt met de verkaveling van het bouwland langs de IJssel, de langgerekte stroken waaruit de stad is opgebouwd komen overeen met het omringende boerenland.

In de hoek vlak bij het kasteel, dat net buiten de noordwestelijke zijde van de rechthoek ligt, staat de oude hervormde kerk. In de tegenoverliggende hoek staat de neogotische katholieke kerk. In het midden van de stad is het marktpleintje met het stadhuis en op de zuidhoek van de vesting staat een molen, op het laatste stukje stadsmuur dat overgebleven is.

Dominee Craandijk doet de bezichtiging van IJsselstein af in zeven regels, want: 'Het stadje zelf heeft men spoedig gezien.' Dat mag zo zijn, want het is niet groot, maar het is wel mooi en het heeft een zeer bewogen geschiedenis.




Wij wandelen om de kerk heen, richting IJsselpoort. Esther en Elly blijven hangen bij een rijtje winkels in de Utrechtse straat, Gerard en ik, die meer de ernst van onze onderneming voor ogen hebben, wandelen samen verder.

De IJsselpoort vormde tot 1950, samen met de Benschopperpoort, aan de andere kant van het stadje, de enige toegang tot de binnenstad. Pas daarna heeft men de verbinding met de overdwars lopende kasteellaan gemaakt, die nu de belangrijkste verkeersader vormt.

Eigenlijk is de IJsselpoort z'n naam nauwelijks waard, de echte poort is in 1852 gesloopt en vervangen door een van kloostermoppen gemetselde borstwering, aan weerskanten van de straat, waarop kleine neogotische siertorentjes prijken. Van een echte poort is dus geen sprake, maar de stadsgracht heeft hier een verbinding met de IJssel en zo is het toch een schilderachtig punt.

We bekijken het piepkleine wachtershuisje uit 1622, met zijn aardige trapgeveltje, dat links van de poort staat. Het diende tot 1972 als opslagplaats voor de brandspuit. Daarna werd het gerestaureerd, van een nieuwe, in oude stijl uitgevoerde, onderpui voorzien en nu biedt het onderdak aan de vrijwilligerscentrale IJsselstein. Rechts van de poort is de Kopierette en de Intercoiffure, links heeft een bewoner van een aangrenzend pand de beschikking over een romantisch terras aan het water.


Als we een gedenksteen staan te bekijken, die in de poortdoorgang is ingemetseld, stapt er een oudere heer van zijn fiets. Hij vraagt of wij weten waarom er twee hazen op de steen staan afgebeeld. Op ons ontkennende antwoord vertelt hij over een oorlog in de 15e eeuw waarbij de IJsselsteiners, met behulp van Gelderse troepen, de Utrechters op de vlucht wisten te jagen. 'Ze gingen er als hazen vandoor. En daarom heet het verderop ook Hazenveld. De burgemeester van Utrecht heeft die steen een jaar of tien terug onthuld, maar zij is gewoon gebleven voor een kopje koffie, hoor.'

Zo moet het met dominee Craandijk ook zijn gegaan, grap ik tegen Gerard als de vriendelijke IJsselsteiner zijn weg heeft vervolgd, hij kwam ook in contact met de lokale bevolking die hem allerlei wetenswaardigheden vertelde. Welke slag er met die steen precies herdacht is kan ik achteraf niet achterhalen.

Na de dood van Gijsbrecht van IJsselstein in 1344 hadden zijn opvolgers binnen de kortste keren weer mot met al hun buren. Met name de conflicten met de Utrechters waren bitter. Er werd over en weer geplunderd en gebrandschat.

Na de dood van Arnold van IJsselstein, in 1363, kwam het stadje via zijn dochter Guyotte in het geslacht van Egmond. Rond 1390 werden de versterkingen rondom IJsselstein uitgebreid. De stad werd bijna twee maal zo groot, het nieuwe deel dat ten zuidoosten van de binnenstad lag, heet nog steeds Nieuwpoort, maar het gaat nu schuil onder een nieuwbouwwijk.

In 1416 kreeg Johan van Egmond ruzie met zowel de Hollanders als de Utrechters die daarop in vereniging bijna een jaar lang het kasteel belegerden en uiteindelijk verwoestten. Het daaropvolgende jaar gaf Jacoba van Beijeren, gravin van Holland, Zeeland en Henegouwen, opdracht aan de burgers van Utrecht om IJsselstein tot de grond toe af te branden.

'Nauwelijks was in 1418 het heilige kerstfeest gevierd, of de burgers togen uit en verwoestten alles, en gaven in 't midden van de winter de schamele gemeente aan gebrek en koude prijs !', vermeldt Craandijk, die na vierenhalve eeuw nog van afschuw vervuld is door zo'n gewelddaad. Het moderne onderscheid tussen militaire en burgerdoelen werd toen nog niet gemaakt en oorlogstribunalen kende men niet. Burgers waren partij in de ruzies tussen hun heersers en vochten enthousiast en meedogenloos mee. 


NB: Dit verhaal is geschreven in 2004 en eerder gepubliceerd in de Artishockberichten, programmablad van de vereniging Artishock in Soest en op het Volkskrantblog. 


Tekening: Gerard Kuit
 
Bronnen: Wandelingen door Nederland, Utrecht - J. Craandijk, 1874; Wij trekken door Utrecht - Rinke Tolman, 1935; ENSIE lexicon 1952; Kastelengids van Nederland - Kransberg en Mils, 1979; Monumenten in Nederland - Utrecht, 1997
 
Links:

Oude foto's en historische informatie is te vinden bij Streekarchief Rijnstreek en Lopikerwaard




Geen opmerkingen: