Rond het jaar 1500 wonen de laatste van Nijenrodes op kasteel Nijenrode, de zusjes Josina en Johanna. Hun ouders, Jan III, de blinde, van Nijenrode en Elisabeth van Zuylen, sterven vlak na elkaar en in 1504 ziet een Gelderse ridder, Willem Torck, zijn kans schoon. Hij ontvoert de twee meisjes, een gewelddaad waarbij zelfs doden vallen. De familie laat dit niet op zich zitten, maar de actie die ze ondernemen is minder gewelddadig dan je zou verwachten. Oom Steven van Zuylen beklaagt zich bij de bisschop en de Utrechtse raad van staten en daar blijft het bij.
Het weerhoudt Willem er niet van om een jaar later met Josina te trouwen en zo heer van Nijenrode te worden. Veel sympathie geniet hij echter niet in de buurt. In 1511 wordt Nijenrode nog eens door Utrechtse burgers verwoest, dit keer in een samenwerkingsverband met Gelderse troepen. Willem wordt als gevangene afgevoerd, maar in 1512 weer vrijgelaten en in staat gesteld het kasteel weer op te bouwen. In 1536 wordt het als ridderhofstad erkend.
De Vechtbrug bij Breukelen - tekening Gerard Kuit |
Na de woeste middeleeuwen komt kasteel Nijenrode in rustiger vaarwater. Door huwelijk kwam het halverwege de 16e eeuw, in de familie van den Bongard. Dat bleef zo tot 1669, dan komt het in handen van de familie van Reede tot Saesfelt. Er is in die periode veel aan Nijenrode verbouwd. De boel is net aardig op orde als de Franse troepen er in 1673 hun hoofdkwartier vestigen. De Fransen vernielen het een en ander, maar de grootste verwoesting wordt aangericht door hun Zwitserse vrienden die bij hun vertrek de hoofdtoren opblazen en de rest van het kasteel in brand steken.
De puinhopen worden in 1675 gekocht door de Amsterdamse koopman Johan Ortt, voor 40.000 gulden. Hij laat de boel weer netjes opknappen en gaat er met zijn gezin wonen. Tot halverwege de 19e eeuw blijft het min of meer in de familie. Onderling geruzie heeft tot gevolg dat Nijenrode een paar keer geveild wordt, waarbij verschillende familie leden het afwisselend opkopen. In 1853 zakt Sara Adriana, de laatste van Ortt, in Tilburg met haar paard en wagen door een ophaalbrug en komt daarbij te overlijden. Het kasteel wordt verkocht en doet een poosje dienst als kostschool.
In 1907 komt Nijenrode in het bezit van de koffiemagnaat Michiel Onnes. Deze besluit tot een omvangrijke restauratie, waarbij onder andere de grote toren tot de grond toe afgebroken wordt en, een verdieping hoger dan oorspronkelijk, weer opgebouwd. Hij bouwt ook het neo-renaissancistische poortgebouw aan de straatweg en laat het park opnieuw aanleggen. Onnes raakt hierdoor uiteindelijk in financiële problemen en is gedwongen de boel te verkopen aan de bekende Joodse kunsthandelaar Jacques Goudstikker. Die stelt er zijn omvangrijke kunstverzameling ten toon en houdt er feesten en recepties.
In de tweede wereldoorlog raakt Goudstikker zijn bezittingen grotendeels kwijt en komt hij zelf, op de vlucht naar Engeland, om het leven. Zijn erfgenamen zijn er pas in 2006, na ruim 50 jaar procederen, in geslaagd een deel van de kunstcollectie van de Nederlandse staat terug te krijgen.
In de tweede wereldoorlog raakt Goudstikker zijn bezittingen grotendeels kwijt en komt hij zelf, op de vlucht naar Engeland, om het leven. Zijn erfgenamen zijn er pas in 2006, na ruim 50 jaar procederen, in geslaagd een deel van de kunstcollectie van de Nederlandse staat terug te krijgen.
Nijenrode wordt in 1940 verkocht aan de Duitser Alois Med, die Nazi-topstukken als Seis-Inquart en Göring op zijn nieuw verworven kasteel onthaalt. Na de bevrijding verblijven er Duitse krijgsgevangenen op Nijenrode, bewaakt door Canadese troepen. In 1946 vestigt de Stichting Nijenrode, Nederlands Opleidings-Instituut voor het Buitenland, zich op het kasteel, in 1950 wordt de stichting ook eigenaar.
Als we er dominee Craandijk en Jac Thijsse op naslaan dan is het aardige dat zij twee heel verschillende indrukken van Nijenrode noteren. Craandijk wandelt er aan het eind van de 19e eeuw voorbij en merkt op dat het veranderd is '…van een geducht kasteel in eene vreedzame jongejuffrouwenkostschool. Op den keeper beschouwd, is het ook meer portlandsche cement, dan gehouwen steen, waaraan zijn muren en kanteelen hun grimmig voorkomen ontleenen.'
Thijsse treft in 1915, tijdens de restauratie van Onnes, een heel ander Nijenrode aan: '…schoner dan ooit tevoren. De tegenwoordige eigenaar heeft niets gespaard, om aan 't slot en zijn tuinen hun oude luister weer te geven…'. Waarschijnlijk heeft hij gelijk als hij zegt dat '…Nijenrode nu veel mooier is dan anno 1700.' Maar of het ook allemaal authentiek is ?
Gerard en ik rijden inmiddels, op de andere oever, rustig verder richting Breukelen. Bij de ophaalbrug, tegenover kasteel Gunterstein, wenkt de brugwachtster dat we nog snel de brug over mogen, voor ze hem ophaalt om een pleziervaartuigje te laten passeren. Door een smal straatje komen we aan de Kerkbrink en na een klein rondje vinden we een parkeerplaats achter de Katholieke kerk.
Dit verhaal verscheen in 2005 in de Artishockberichten, verenigingsblad van culturele vereniging Artishock in Soest. Omstandigheden kunnen inmiddels veranderd zijn.
Tekening: Gerard Kuit
Foto: Jan de Stripman
Bronnen: J. Craandijk - Wandelingen door Nederland 1890; Jac. P. Thijsse - de Vecht 1915; ENSIE Lexicon 1952; Atlas van de Nederlandse kastelen 1980; Monumenten in Nederland 1996; Handboek Natuurmonumenten 1996.
Wikipedia over de Hollandse Oorlog ; kasteel Nijenrode en Nijenrode als onderwijsinstelling
5 opmerkingen:
Weer een mooi stuk vaderlandsche geschiedenis. Interessant, met plezier gelezen.
Barre tijden om met een meisje te trouwen die je hebt gekidnapt.
@ron - Dank je ! Het is een mooi onderwerp...
@Reinejragolo - Dat moet je nu niet meer proberen...
Mijn grootvader woonde er een aantal jaren.
Ik heb Freule Ortt van Nijenrode ontmoet.
@Hannie - Leuk en bijzonder...!
Een reactie posten