Het is dit jaar, 2021, 25 jaar geleden dat ik voor het eerst een verhaaltje schreef en er een tekening van Gerard Kuit bij plaatste. Dat was voor de Artishockberichten, het verenigingsblad van Artishock in Soest. Ik was een aantal jaren redacteur geweest van het blad en schreef aanvankelijk over de culturele activiteiten die door de vereniging georganiseerd werden. Na verloop van tijd wilde ik wel eens wat anders dan weer een mooi concert, of een interessante tentoonstelling aanprijzen. Ik begon stukjes te maken over de dingen die ik meemaakte, of die ik om me heen zag. Eén verhaaltje ging over een wandeling met mijn vrouw, langs Paleis Soestdijk.
In 1998 bundelde ik een aantal verhalen in een gefotokopieerd boekje. In het voorwoord schreef ik:
'Toen Elly en ik het eerste verhaaltje naar de redaktie brachten, stopten we even onderweg om een verjaardagskaart te kopen. Tussen de rekken met beertjes, muisjes en ander weemakend knuffelspul viel mijn oog op een kaart met een strak getekende afbeelding van paleis Soestdijk erop. Ik haalde hem uit het rek en zag dat hij getekend was door Gerard Kuit, een Artishocklid dat al jaren tot onze kennissenkring behoorde. Dat plaatje moest bij mijn stukje ! Toen het blad eenmaal gedrukt was, kwam ik Gerard bij toeval tegen en vroeg hem of hij het niet erg vond dat ik zijn tekening zomaar gebruikt had. Gelukkig vond Gerard het prima en al pratend kwamen we op het idee om samen te gaan werken.'
Dit is dat eerste Mejanderverhaal uit 1996:
Soestdijk
De Naald is een stenen obelisk van zeker 10 meter hoog, versierd met een gouden lauwerkrans en geplaatst in een door een ijzeren hek omringd perk. Hij is voorzien van een opschrift, waarin het Nederlandse volk de prins van Oranje dankt voor zijn moed tijdens 'de hardnekkige verdediging der posities bij Quatre Bras', aan de vooravond van de slag bij Waterloo. Aan weerszijden staat een kanon. Op de punten van het hek waren frisdrankblikjes geprikt en ijspapiertjes. We waren niet de enigen die er wel eens voorbij gingen.
Thuisgekomen zocht ik in mijn boekenkast naar informatie over de Naald. Tussen mijn boeken kwam ik een versleten en omslagloos deeltje tegen, van dominee Craandijks 'Wandelingen door Nederland'. De derde druk uit 1887 met wandelingen door NoordHolland en het Gooi. Twee hoofdstukken gaan over Baarn en omstreken, waarbij ook Soestdijk aangedaan wordt. Daar vond ik dat de Naald door architect Van der Hart is ontworpen en opgericht werd volgens een wet van 8 juli 1815. De kanonnen zouden uit 1830 dateren.
"t Zijn veroverde Belgische kanonnen, den opperbevelhebber tot aandenken geschonken' en herinneren aan de 'voortreffelijke leiding der krijgsbewegingen door den prins,' schrijft Craandijk. Ik berwijfel of het nog wel de oorspronkelijke kanonnen zijn, gezien de rubberbanden waar ze op rusten.
In voornoemde wet werd '...het domein Soestdijk in vollen eigendom afgestaan en opgedragen aan Z.K.H. den prins van Oranje, om aan den Nederlandsche armée in den persoon van haren opperbevelhebber een duurzaam blijk te verleenen van de hoogachting en erkentelijkheid, welke zij zich bij alle ingezetenen van het rijk verworven heeft, door haar moedig gedrag in den thans geëindigden veldtogt' (...)
'En waarbij tevens bepaald werd dat het jagthuis in goeden staat gebragt en gemeubileerd zou worden op koste van den lande.'
Wie dacht dat Soestdijk altijd al een koninklijk paleis was, heeft het dus mis. Het is van oorsprong een landgoed dat ooit toebehoorde aan de burgemeester van Amsterdam, Cornelis de Graeff van Zuid-Polsbroek. In 1674 werd het aan Prins Willem III verkocht, die er een nieuw jachthuis bouwde, nu nog te herkennen in het midden van het paleis.
Verschillende Oranjes brachten er de zomermaanden door en verbouwden en verfraaiden het landgoed. In de 18e eeuw werd het eerst door binnengevallen Pruisische troepen bezet en daarna weer door de Hollanders bevrijd. In 1795, tijdens de Franse bezetting onder Napoleon, werd alles verbeurd en tot nationaal eigendom verklaard. Het huis werd een tijd lang als logement gebruikt. Lodewijk Napoleon verbleef er in 1808 een paar weken. 'Tot onuitsprekelijke verveling van zijn hovelingen...', aldus Craandijk.
Vanaf 1815, na de nederlaag van Napoleon, werd het weer koninklijk en kreeg het zijn huidige uiterlijk met de brede gebogen zijvleugels. Craandijk werd er rondgeleid door een hoveling, graaf van Limburg Stirum, en verhaalt van de prachtige zalen met vele kunstvoorwerpen. Waaronder een aantal historieschilderijen van de toen populaire schilder Pieneman*), waarop de heldendaden van de Oranjes uitgebeeld werden.
Hij zingt ook lof van het door Zocher ontworpen park en roemt de opbrengst van de fruitkassen. We moeten er maar op vertrouwen dat Bernhard en Juliana er comfortabel wonen, ik heb het niet gecontroleerd.
Op het parkeerplaatsje tegenover het Paleis, aangelegd om de passant een blik op de vorstelijke eigendommen te gunnen, staat een bronzen beeldje ter ere van Christoffel Pullman. Craandijk beschrijft het zo: 'Wanneer we de prinselijke tuinen verlaten, om een weinig tot rust te komen in het voortreffelijke hotel Ubbink te Soestdijk, dan merken we aan het begin van den Utrechtschen straatweg (de tegenwoordige Biltseweg) vlak bij de brug over de Praamgracht, een eenvoudig, tamelijk leelijk, houten monumentje op, zwart geschilderd en met eenige attributen van den dood minder gesierd dan voorzien.'
Een prachtige volzin, met allerlei informatie over een situatie die allang niet meer bestaat. De inmiddels vierbaans autoweg gaat inderdaad over de praamgracht, maar van een brug is eigenlijk geen sprake. Voor de oplettende passant lijkt het er meer op dat er een sloot onder de weg doorgaat.
Hotel Ubbink ? Nooit van gehoord. De dichtstbijzijnde horecagelegenheid is Café-Restaurant-Snookercentrum Soestdijk, pal aan de weg gelegen, die nu Vredehofstraat heet. Het is een wat ouder gebouw, maar 120 jaar oud?
Verderop aan de hoofdweg had je vroeger het Oranjehotel. Dat was ook oud, een wit gebouw met een grijs dak en krullerige daklijsten. Jarenlang lag het er wat vervallen bij tot het plotsklaps gesloopt werd en vervangen door smakeloos vormgegeven verzorgingsflats.
Nog wat verder, aan de overkant, ligt hotel de Buitenplaats, dat momenteel te koop staat.**) Ook een ouder gebouw, dat er misschien al stond toen Craandijk voorbij kwam. En vroeger was er nog Hotel Eemland, waar nu de Stadhouderslaan, waarlangs de Naald staat, op de hoofdweg aansluit. Maar dat is al zover in de mist van mijn herinnering verdwenen dat ik niet meer zou durven zeggen of het oud genoeg was om de dominee onderdak te hebben kunnen bieden.
Het beeldje van Christoffel is inmiddels vervangen door een bronzen exemplaar. Craandijk meldt al dat het Utrechtsch Genootschap daar plannen voor had. Bij het beeldje staat niet wie die Christoffel was, maar aan zijn uitdossing en zijn geweer te zien was hij soldaat. Eén van onze jongens, zouden we nu zeggen.
'In den laten avond van 26 julij 1787...', vertelt Craandijk, vond er bij Soestdijk een treffen plaats tussen de Patriotten en de Oranjegezinden die elkaar in een burgeroorlog naar het leven stonden. 350 manschappen van de eerstgenoemde partij probeerden, onder bevel van kolonel van Kleinenberg, Soestdijk in te nemen. '... bij de brug stond een soldaat, Christoffel Pullman, die zich niet wilde overgeven en "voor den kop geschoten werd".'
In het daaropvolgende gevecht wisten de verdedigers van het paleis de aanval af te slaan: 'Door geweervuur en handgranaten bestookt, moesten de Patriotten afdeinzen, met verlies van 4 dooden, 20 gevangenen en 5 paarden...'
Noten:
*) Jan Willem Pieneman (1779-1853) was een bij de gevestigde orde mateloos populaire schilder van portretten en historiestukken. Hij bracht het tot direkteur van de Koninklijke Academie en kreeg opdrachten uit de hoogste kringen. Voor de avantgarde was hij het afschrikwekkende voorbeeld van megalomane, wansmakelijke, romantische, academische en heel verkeerde schilderkunst.
Voor generaties van schilders stond Pieneman dus model voor hoe het niet moest. Dit heeft zijn populariteit in onze tijd ook lelijk beïnvloed, pas de laatste jaren wordt zijn werk weer hier en daar tentoongesteld, bijvoorbeeld in de nieuwe vleugel van het Rijksmuseum in Amsterdam.
**) Hotel de Buitenplaats is inmiddels verkocht, er is nu een kantoor in gevestigd. Het is in 1861 gebouwd in opdracht van zeekapitein H. Zeilstra en zijn vrouw Dirkje Otten en heette toen 'Zomerlust'.
Later heeft het nog enige tijd dienst gedaan als bankgebouw, de bankkluis moet nog aanwezig zijn. Het uiterlijk is een combinatie van neo-renaissance en jugendstil.
(Bron: Soest Monumentaal - uitgave van de Historische Vereniging-1991)
(In het lentenummer van 'Van Zoys tot Soest', het blad van de Historische Vereniging Soest / Soesterberg, dat verscheen in 2021, staat een artikel waaruit blijkt dat Hotel Ubbink hetzelfde is als Hotel Trier. In 1897 nam Casper Trier de horecagelegenheid over van Hendrik Ubbink. Hotel Trier, dat aan de Praamgracht lag, net in de gemeente Baarn, sloot de deuren in 1960 en werd in 1964 gesloopt.)
2 opmerkingen:
Je hebt later nog wel meer over de naald geschreven. Maar de moraal van het verhaal: diefstal kan tot mooie vriendschappen en producten leiden, zeker als de dief de bestolene achteraf toestemming vraagt.
@martin - Gerard en ik zijn er zeker goed door bevriend geraakt. De ironie van het verhaal is dat ik zelf, nog niet zolang geleden, een vriendschap verbroken heb omdat iemand, bij herhaling dat dan weer wel, tekeningen van mij gebruikte zonder toestemming te vragen...
Een reactie posten