dinsdag 13 december 2011

Veluwe 2 - Van woeste heide tot vakantiebestemming

Als je oude en nieuwe kaarten van de Veluwe met elkaar vergelijkt vallen een paar dingen direct op. De bebouwing, vooral langs de randen, is enorm toegenomen, dorpjes als Apeldoorn en Arnhem zijn grote steden geworden. En er is nu veel meer bos dan vroeger.

Halverwege de vorige eeuw waren er alleen wat kleine bosperceeltjes. Dat er helemaal geen boom meer in ons land stond is wat overdreven, maar veel bos was er niet. Er werd wat aangeplant voor de scheepsbouw, rechte stammen om masten van te maken, het zogenaamde mastbos. Er was hakhout *), lage boomstronken waar de uitlopers afgezaagd en gehakt werden.  En boerengeriefhout, waar de boeren stelen voor hun gereedschap en paaltjes voor hekken weghaalden. Verder waren er houtwallen als afscheiding tussen de akkers en werden er bomen langs de wegen geplant. 

 
Maar voor het grootste deel was de Veluwe heide en zandverstuiving. Die twee hangen nauw met elkaar samen. De heide werd gebruikt om er schapen op te weiden. ‘s Nachts stonden die in de potstal, een schaapskooi gevuld met heideplaggen. Die plaggen raakten doordrenkt van de schapenstront en werden telkens van een nieuwe, schone bovenlaag voorzien.

Als de stal vol was werden de plaggen uit de stal gehaald en als mest over het land verspreid. Door het teveel afplaggen van de heide kwam hier en daar de onderliggende zandgrond aan de oppervlakte en ontstonden er zandverstuivingen.

De schapen leverden natuurlijk ook wol, van de heidestruiken werden bezems gemaakt en er werden bakkersovens op gestookt. De hei was dus in vroeger eeuwen een belangrijke onderdeel van de economie.
Rond 1900 kwam daar een eind aan. De kunstmest werd uitgevonden en wol werd elders, vooral in Australië, goedkoper geproduceerd.

De grote schaapskudden verdwenen en de hei begon dicht te groeien. Voordien werden jonge bomen en struiken door de schapen weggegraasd, of door de herders platgebrand. Bovendien werd er, om weidse, kale en schrale land van de Veluwe toch economisch rendabel te maken, nu juist bos aangeplant.


In 1888 werd de Nederlandsche Heidemaatschappij opgericht, een vereniging zonder winstoogmerk, die adviezen gaf op het gebied van ontginning, grondverbetering, bosbouw, wegenaanleg en dergelijke. Een van de belangrijkste doelstellingen was de opbrengst van het heidelandschap te vergroten. Er werden produktiebossen aangeplant, gemakkelijk te herkennen aan de rechte rijen, dicht op elkaar groeiende bomen. Vooral naaldbomen bleken het goed te doen op de arme zandgrond. Vandaar dat er nu op de Veluwe meer bos is dan een eeuw geleden.

Het ontginnen van de woeste gronden is tot ver na de tweede wereldoorlog doorgegaan. In polygoon journaals uit die tijd jubelt de opgewekte commentaarstem dat ‘beken rechtgetrokken en waardeloze bosjes opgeruimd worden’. Maar nu, dertig, veertig jaar later, zitten we met de problemen.

De overgebleven natuurgebieden verdrogen in rap tempo. Omdat er geen begroeiing is die het water vasthoudt en de kaarsrechte beken alle neerslag snel afvoeren naar de grote rivieren. Waar het een beetje heuvelachtig is wordt met het regenwater ook de vruchtbare bovenlaag van het bouwland weggespoeld. De overstromingen van de laatste jaren illustreren dat het niet slim is om het landschap zo grootschalig te veranderen.

Natuurbeschermers, waterschappen en landbouworganisaties nemen nu maatregelen om het al te voortvarend ontginnen en rechttrekken weer ongedaan te maken. Oude beeklopen worden nu weer uitgegraven om het water langer vast te houden. Er moeten weer moerassen ontstaan en hier en daar wil men zelfs dijken doorsteken. En er wordt geprobeerd om de overgebleven heidegebieden te behouden. Zo blijven we lekker bezig.


De eersten die de Veluwe als recreatieterrein ontdekten waren de jagers. Al in de 17e eeuw kocht koning Willem III er het middeleeuwse kasteel het Oude Loo, bij Apeldoorn. Hij bouwde er een nieuw lustslot, nu bekend als ‘het koninklijk paleis het Loo’. Er omheen werd een park aangelegd en om te jagen kochten de Oranjes grote aangrenzende delen Veluwe op.

Het opgejaagde wild moest ook af en toe op adem komen en daarom werd er bos aangeplant, waar het zich in kon verschuilen. Ook elders op de Veluwe zijn door particulieren jachtsloten en wildbanen aangelegd. Het meest recente en bekende is het Nationaal park de Hoge Veluwe, waarvoor het gefortuneerde echtpaar Kröller-Müller in 1913 de basis legde.

Rond 1900 werd het gebied gemakkelijker toegankelijk door de aanleg van de spoorweg van Amsterdam naar Arnhem en wat later de lijn van Arnhem naar Apeldoorn. Er was een stoomtram tussen Velp en Dieren en een paardentram tussen Velp en Arnhem. Voor de massa was vrije tijd toen nog een onbekend begrip. Een arbeider werkte in 1910 nog 10 tot 12 uur per dag en zes dagen per week. Na de tweede wereldoorlog werd de 8-uurige werkdag algemeen ingevoerd, net als de vrije zaterdag en kreeg men een aantal weken doorbetaalde vakantie per jaar. 

Illustratie uit Craandijks Wandelingen door Nederland, getekend door P.A.Schipperus...
 Sociologen maakten zich wel zorgen over de vraag hoe de bevolking met zijn toegenomen vrije tijd om zou gaan. De Eerste Nederlandse Systematisch Ingerichte Encyclopedie uit 1950 beveelt een actieve vrijetijdsbesteding aan. ‘De passieve vormen doen een beroep op de gemakzucht in de mens (...)Hij hoeft alleen maar een kaartje te kopen en de meest verschillende soorten vermaak worden over hem uitgestort, liefst gepaard aan veel lawaai. Verdoving schijnt de prettigste vorm van vrije-tijdsbesteding te zijn (...)Pret, sensatie, opwinding wordt dan meer en meer het enige waarnaar men vraagt’.

Om de recreërende mens te begeleiden werden er in die jaren veel min of meer educatieve verenigingen opgericht en volkshuizen gesticht. Men deed daar veel aan fietsen, wandelen en kamperen in de vrije natuur. De Veluwe werd een populaire vakantiebestemming. En als je er nu rondrijdt zie je nog steeds veel ouderen die traditie levend houden.

Dominee Craandijk heeft dit massa-toerisme niet meer meegemaakt, maar doet wel verslag van een andere eigentijdse ontwikkeling. De medische wereld kwam namelijk tot de overtuiging dat het voor leiders aan geestelijke- en of lichamelijke kwalen goed was om in de buitenlucht te verblijven. Her en der werden kuuroorden gesticht, ook op de Veluwe zoals we later zullen zien.

We gaan wat bezienswaardigheden langs die de dominee ook bezocht en wandelen ook een stukje want: ‘Het rechte genot blijft nog altijd, te voet de bosschen te doorkruisen, de heuvelen te beklimmen, de vergezichten te genieten.’ Ook al .. ‘wenschen wij, waar het noodig is, de nieuw aangeboden gelegenheden tot sneller vervoer niet te versmaden...’ Met andere woorden wandelen is leuk, maar als we echt ergens willen komen nemen we toch liever de auto.

Op het kaartje, getekend door Gerard Kuit, de omgeving van Hoog-Buurlo, waar een van de weinige oudere loofbossen op de Veluwe te vinden is. De heide wordt weer door een schaapskudde begraasd. 



*) Onlangs maakte het VARA-radioprogramma Vroege Vogels melding van hakhoutstobben, eigenlijk onderaardse boomstammen waarvan eeuwenlang de uitlopers afgezaagd zijn, van ongekende ouderdom. Op sommige plaatsen op de Veluwe zouden stobben staan van meer dan duizend jaar oud. Omdat in de afgelopen eeuw de hakhoutpercelen niet meer bijgehouden zijn groeien er nu volwassen bomen op die eeuwenoude wortels. Als men op een oude stobbe één uitloper heeft laten uitgroeien wordt dat een spaartelg genoemd, spaartelgenbossen zijn onder andere te vinden in de Planken Wambuis.
Op de website bomeninfo.nl vindt ik hierover, in 2011, het volgende: De afgelopen jaren is er naar de eikengroepen op de Wilde Kamp bij Garderen onderzoek gedaan door een team van onderzoekers van Wageningen Universiteit en de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten in opdracht van Geldersch Landschap. Hun rapport is gepubliceerd op 12 december 2007. Hun conclusie is dat deze eikenclusters stammen uit de tweede helft van de 18e eeuw. "De uitbreiding van de clusters is hoofdzakelijk tot stand gekomen doordat horizontaal groeiende takken de grond hebben geraakt en wortels zijn gaan vormen." Het zijn dan ook geen oeroude hakhoutstoven.”



Deze verhalenreeks is, in 1998, geschreven voor de Artishockberichten, het maandblad van culturele vereniging Artishock in Soest.


Tekening: Gerard Kuit

Bronnen: Grote historische atlas van Nederland - Wolters-Noordhof 1990; Grote topografische atlas van Nederland - Wolters-Noordhof 1987; Ontdek de Veluwe - IVN in samenwerking met de VARA 1981; Handboek Natuurmonumenten 1996; Wandelingen door Nederland, Gelderland I, door J. Craandijk - Tjeenk Willink 1894.

De Veluwe op Wikipedia

Met dank aan: Juul van de Poll, bibliotheek Soest.

3 opmerkingen:

Glaswerk zei

Tja, helemaal zonder reactie staat het ook weer zo kaal.

Mooi blog Jan.

Krijg je trouwens veel aanloop op het Mejander weblog?

Jan de Stripman zei

@glaswerk - Dank voor je reactie en voor het vinkje !

Na het verdwijnen van het VK-blog, waar het Mejanderblog ook een bescheiden bestaan had, zijn de bezoekersaantallen hier nauwelijks veranderd.
Het zijn toch tamelijk lange verhalen, over een onderwerp dat je maar net aan moet spreken. Maar de liefhebbers weten het te vinden, daar gaat het maar om...;o)

lebonton zei

ja, een vakantiebestemming. frappant dat steeds meer mensen gaan kijken naar wat er steeds minder is.