We hebben allemaal wel eens gehoord van
de problemen die de grote zeeschepen moesten overwinnen om de haven
van Amsterdam te bereiken. Tegenwoordig varen ze door het
Noordzeekanaal, maar dat kan pas sinds 1876. Daarvoor kwamen de
schepen naar de stad via het Noordhollandsch Kanaal, dat vanaf 1824
beschikbaar was.
Straatje in Monnickendam |
In de gouden eeuw, de periode dat de
stad zijn grootste bloei kende, bleven de koopvaarders vaak steken
bij de ondiepte van Pampus. (Vandaar het gezegde: Voor Pampus liggen,
als je, al dan niet vrijwillig, gedwongen wordt tot inactiviteit.)
Tot Meeuwis Meindertsz Bakker, in 1690, het scheepskameel uitvond.
Dat bestond uit houten drijvers, die aan weerszijden van een schip
gemanoeuvreerd werden en het vaartuig optilden, waarna het over de
zandbanken gezeild kon worden.
Mooi, natuurlijk, maar ook duur. De
Kleinere havensteden langs de Zuiderzee konden zich dergelijke
oplossingen niet veroorloven en zagen hun havens dichtslibben en hun
belang als handelsstad verpieteren. Jac. P. Thijsse schrijft dat men
die voormalige havenstadjes wel 'dode steden' noemde. Hij vindt dat
niet terecht.
'Monnikendam, Edam, Hoorn en Enkhuizen
zijn volstrekt niet dooder dan een paar dozijn andere steden in
Nederland met evenveel of zelfs nog meer inwoners en 't gaat niet
aan, ze nu smadelijk te betitelen omdat ze vroeger grooter zijn
geweest. En hun achteruitgang hebben ze zichzelf niet te wijten, want
't was toch wel onmogelijk, om de toegangen tot hun havens in de
Zuiderzee zelve voortdurend maar te vergrooten en uit te diepen...'
Grote kerk - Monnickendam |
Toch moet ook hij toegeven dat
Monnikendam – hij schreef het meer dan 100 jaar geleden zonder de
ouderwetse 'c' – zich van de zee afgewend leek te hebben. '...alsof
de stad de ontrouwe zee de rug heeft toegedraaid.'
Als je nu vanaf Marken, over de
zeedijk, naar Monnickendam gaat draai je, na een leuk ritje, langs
het deel van de voormalige Zuiderzee dat de Gouwzee wordt genoemd,
linksaf landinwaarts, eerst door een paar flatwijken, voor je bij het
oude centrum komt.
Het eerste dat je ziet is een kerk die,
wel wat vreemd, aan de rand van het oude centrum staat. Ook dat is
een teken dat het de stad ooit beter verging. Thijsse schrijft: 'De
beide kerken maken den indruk van buiten de stad te staan, de buurten
er omheen zijn zo goed als verdwenen.'
Jacob van Lennep, die in 1823 in en om
Monnikendam – ook zonder 'c' ! – wandelde, veronderstelt dat de
kerk in het midden had moeten staan, maar dat de geplande bouw van de
rest van de stad, door economische tegenslagen, niet door is gegaan.
De bouw van deze Grote of
Sint-Nicolaaskerk begon aan het begin van de 15e eeuw. De kerk was
bedoeld als vervanger van een voorganger die meer in het stadcentrum
stond en waarvan nu alleen de Speeltoren nog resteert. Aan de grote
kerk werd doorgebouwd tot 1644.Toen het laatste stuk van het schip
voltooid werd moest de torenspits alweer vervangen worden. De kerk
was inmiddels, vanwege de reformatie, van katholiek overgegaan naar
protestants.
Gerard en ik rijden het oude centrum
binnen en parkeren de auto vlak bij het sluisje.
NB: Dit verhaal is geschreven in 2018, het is de laatste aflevering die gemaakt is voor het verenigingsblad van Artishock in Soest. Volgende afleveringen zullen alleen hier, online, verschijnen. De situatie ter plaatse kan inmiddels veranderd zijn.
Tekening: Gerard Kuit
Foto's: Jan de Stripman
Foto's: Jan de Stripman
Bronnen: Monumenten In Nederland - Noord-Holland 2006; Jac.P.Thijsse –
Langs de Zuiderzee 1915; Google maps; Wikipedia en andere websites
3 opmerkingen:
ter leering ende vermaeck
Sinds de 18e eeuw bestaat vooral Monikendam, daarvoor was het Monickendam.
@martin - Tegenwoordig is men dol op ouderwetse schrijfwijzen. Ik erger me daar wel eens aan. In ons dorp zijn er verschillende nieuwbouw-appartementenblokken met ouderwetsige namen, als de Vissersstaete, of Beek en Dael. Projectontwikkelaers die indruk willen maken...;o(
Een reactie posten