donderdag 26 januari 2012

De Veluwe 7 – De Loenense waterval

Een bospaadje, links van de weg van Beekbergen naar Loenen, voert naar de Loenense waterval. Al in de dagen van Craandijk was dit een toeristische attractie. ‘Onder het zeer weinige dat ons aangaande den omtrek bekend was, behoorde de wetenschap, dat er op eenigen afstand een niet onaanzienlijke val werd gevonden. (...) Afgedaald van den hoogte komen wij op het pad langs de beek, een laantje van sparretjes en eikjes, jong nog wat stijf.’

Dan komt hij aan bij de waterval: ‘’t Is geen Zwitserschen of Noorweegsche bergstroom, die donderend neerstroomt langs machtige klippen en wolken van schuim doet opstuiven in zijn geweldigen verbolgenheid. Wij zouden wel dwaas moeten zijn, om iets dergelijks hier op de Veluwe te verwachten en verkeerd zouden wij doen, als wij de herinnering aan zulke overweldigende natuurtooneelen ’t genoegen lieten bederven, dat het zicht van dezen Loenenschen waterval ons bereiden kan.(...) In vier afdeelingen stort het water trapsgewijze neder en tamelijk breed is het heldere, blinkende vlies, dat ruischend en klaterend neerdaalt. (...) ’t Zou een uitnemend en begeerlijk sieraad voor een landgoed zijn, gelijk hij aan de Loenense omtrek een eigenaardige aantrekkelijkheid geeft.’


 Rijkswaterstaat heeft er nu een parkeerplaatsje aangelegd waar een friettent staat. We lopen het bos in langs de spreng, een helder stroompje, de jonge boompjes zijn intussen flink uitgegroeid tot eiken van een meter of twintig hoog. In de verte klinkt het ruisen van water en het geschreeuw van spelende kinderen. De waterval is van een zeldzame kunstmatigheid, een viertal gemetselde terrassen, waarin het leuk pootjebaden is.

Kinderen klimmen tegen de stroom in de terrassen op, terwijl hun ouders langs de kant foto’s maken of de videocamera hanteren. Desondanks heeft het toch wel iets schilderachtigs. In ons vlakke land zijn watervallen immers schaars. Misschien moeten we er dus niet al te lullig over doen. Craandijk schreef het al: ‘...voor ons land heeft hij een hoogte, die door zeer weinigen, indien al door een enkelen, wordt geëvenaard.’

Toch had ook hij kritiek op de weinig esthetische aanpak van Rijkswaterstaat. ‘Stijf en regelmatig, van stenen gemetseld, is bodem en kant. Dat schaadt den indruk. We zouden wel willen vragen, of ’t met de belangen van het werk zoo gansch onvereenigbaar zou zijn geweest, als langs de zijden wat groote veldkeien, zooals de heide er wel opleveren zal, waren neergeworpen en opgehoopt, als wat mos en gras en waterplanten en biezen, waarvoor de milde natuur wel zou zorgen, de eenvormigheid en regelmatigheid mochten breken ? Daar zou van dit schoone plekje met zijn frisch en overvloedig water wel wat te maken zijn...’.

Hij spreekt tenslotte de hoop uit dat als de jonge aanplant wat gegroeid is het er allmaal wat aardiger uit zal gaan zien. Maar ja, bomen groeien langzaam. Of zoals het wat flauwe gezegde gaat: ‘Boompje groot, plantertje dood.’ Op de lange duur maken de tijd en de natuur veel goed van wat de mens aan lelijks op de wereld zet.



We hernemen onze reis in de richting van Loenen. Vlak voor we het dorp inrijden doorkruisen we het Loenerveld, alweer zo’n voormalig heidegebied dat nu bebost is. In het zuidwestelijk deel is een erebegraafplaats voor slachtoffers van de tweede wereldoorlog.*)

Ook Loenen hoort nu bij de gemeente Apeldoorn. Volgens Craandijk wordt het al in 838 in een oorkonde genoemd. Albricus, bisschop van Utrecht geeft het samen met de villa Sulvenda, waarschijnlijk het gehucht Zilven, in vruchtgebruik aan de ‘in Christus geliefden graaf Rodgar’. Daarna schijnt er weinig meer gebeurt te zijn. ‘Tot de oudst bekende plaatsen in den lande mag Loenen dus wel worden gerekend, al wordt zijn naam in de loop van tien en een halve eeuw ook nauwelijks meer genoemd.’ **)



Wij missen de afslag naar het huis Ter Horst dat ter noordoosten van het dorp ligt. Een beetje per ongeluk wandelt dominee Craandijk er wel langs, op weg naar het station. ‘Links volgt een breede lange vijver, met een tweetal watervalletjes, de trotse laan, terwijl aan de andere zijde van den vijver de grintweg (naar het station) voortloopt. En aan het einde der beukendreef worden wij verrast en getroffen door het gezicht op het groote deftige huis, dat daar onverwacht uit zijn grachten oprijst en zijn strenge lijnen afteekent tegen den klaren avondhemel. (...)... wij hadden niet verwacht, zulk een gebouw aan te treffen.’
Ter Horst getekend door Schipperus

Ter Horst is van oorsprong een 16e eeuws huis. Na een verbouwing aan het eind van de 18e eeuw kreeg het een neo-klassiek voorkomen, later zijn de achter- en zijgevels teruggebracht naar een 17e eeuws uiterlijk. ***)

Loenen ligt op de rand van het hoge schrale Veluweland en het meer vruchtbare weide- en landbouwgebied in het dal van de IJssel. We rijden tussen de weilanden door naar het volgende dorp: Eerbeek.




*) Het ereveld Loenen werd in 1949 aangelegd, in 1952 kwam er een monument en een houten kapel. Onder de slachtoffers die hier begraven liggen is de journalist H.B.Wiardi Beckman, in mijn woonplaats een bekende naam omdat er een straat naar hem genoemd is. Hij was secretaris van P.J.Troelstra, hoofdredacteur van Het Volk en lid van de Eerste Kamer voor de Sociaal Democratische Arbeiders Partij. Wiardi Beckman werd door de Duisters gearresteerd na een mislukte poging de Noordzee over te steken. In 1945 kwam hij om in Dachau. Daarnaast zijn er op het ereveld 125.000 bordjes met namen van vermisten.
 
**) In het deel Gelderland van de reeks Monumenten in Nederland wordt van Loenen gezegd dat het als esdorp in de late middeleeuwen is ontstaan. Bij Loenen waren oorspronkelijk drie watermolens. Twee daarvan zijn uitgegroeid tot papierfabrieken, de 'Bovenste molen' werd de Thomassen papierfabriek die in 1975 afbrandde, de 'Achterste molen' werd de nog bestaande papierfabriek 'Schut en Berends NV'. Alleen de 'Middelste molen' is nog als zodanig te herkennen. Ook dit was een papiermolen, gesticht rond 1662. Na een brand in 1886 kwam het huidige molenhuis tot stand.

***) Ter Horst werd in 1557 gesticht door Wijnand Hackfort en zijn vrouw Aleid Boshof. In 1791-92 liet Olivier Hackfort de ingang verplaatsen van de zuid- naar de noordzijde, waar een nieuwe, hardstenen voorgevel werd aangebracht. Op het dak werd een ruiter geplaatst met twee klokken. De zijkanten van het huis hebben in- en uitgezwenkte topgevels met duivengaten. De achterkant, die dus oorspronkelijk de ingang was, heeft een in- en uitgezwenkte gevel met overhoekse pinakels en vroegrenaissance siermotieven. De orangerie werd mogelijk in de 16e eeuw gebouwd als spieker, een  voorraadschuur.



Deze verhalenreeks is, in 1998, geschreven voor de Artishockberichten, het maandblad van culturele vereniging Artishock in Soest. Omstandigheden ter plaatse kunnen inmiddels veranderd zijn.


Met dank aan: Juul van de Poll, bibliotheek Soest.

Tekening: Gerard Kuit

Foto: De Stripman

Bronnen: Grote historische atlas van Nederland - Wolters-Noordhof 1990; Grote topografische atlas van Nederland - Wolters-Noordhof 1987; Ontdek de Veluwe - IVN in samenwerking met de VARA 1981; Handboek Natuurmonumenten 1996; Wandelingen door Nederland, Gelderland I, door J. Craandijk - Tjeenk Willink 1894; Lexicon dorpen en steden benelux - Prisma 1984; Atlas van de Nederlandse kastelen – Sijthof 1980. De straat waarin wij wonen, Soest - Kruseman 1985.


3 opmerkingen:

Jan de Stripman zei

En nu ook met alle linkjes...

martin zei

Vlak bij de waterval zit een huisjespark (dacht Landahl Greenpark). Daar zat ik ook ooit met schoonfamilie, maar met de waterval om de hoek was hij toch niet zo leuk als toen ik er als 12-14 jarige jongen kwam - direct uit de beek dronk - en in de hoge dennen klom die er in 1998 nog steeds lijken te staan.

Overigens ben ik het wel met Craandijk eens, te recht gericht voor een waterval. Maar het is daarmee wel een echte Nederlandse waterval.

Jan de Stripman zei

@martin - Het is een kunstmatige waterval in een kunstmatig stroompje. Maar toch best aardig om te zien...;o)