Posts tonen met het label middeleeuwen. Alle posts tonen
Posts tonen met het label middeleeuwen. Alle posts tonen

zaterdag 8 augustus 2020

De Zuiderzee – 63 – Kwadijk, watertoren, kerk, station


Het weer wordt steeds mooier en zonniger als we van Purmerend naar Edam rijden, over kaarsrechte wegen, door het vlakke polderlandschap. 


Wilde bij in Kwadijk 
We komen eerst langs het fort bij Kwadijk, dat deel uitmaakt van de Stelling van Amsterdam. Het verdedigingswerk gaat schuil achter een paar lage, langgerekte, bakstenen gebouwen, een boerderij en wat bosjes.

Thuisgekomen ontdek ik dat dit helemaal niet het fort bij Kwadijk was, maar het fort Benoorden Purmerend. Ook dit hoort bij de stelling van Amsterdam, er zijn nogal veel forten in deze buurt, een vergissing is snel gemaakt. De gebouwen van dit fort worden nu gebruikt door een wijnimporteur, maar:

'In 1945 is het fort gebruikt voor het gevangen houden van mensen die verdacht en of veroordeeld waren wegens collaboratie met Duitse bezetters in de toen afgelopen Tweede Wereldoorlog,' schrijft Wikipedia.

Watertoren Kwadijk
We steken de Beemster ringvaart over en rijden Kwadijk binnen, de geboorteplaats van tekenaar Jan Sanders en TV-presentatrice Manuela Kemp. Het lijkt uit niet veel meer te bestaan dan een lange weg met mooie boerderijen, waarvan een aantal van het 'stolp'-type, afgewisseld met vrijstaande huizen.

Kwadijk dateert uit de middeleeuwen en is de opvolger van een ouder dorp, Drei, dat genoemd was naar een waterweg, de Drey (Draai), tussen de Purmer en Beemster. De polder waar het in ligt heet de Zeevang en ooit was hier de kust van de Zuiderzee.

Het eerste opvallende bouwwerk dat we tegenkomen is de watertoren, een bakstenen kolos uit 1925. Mijn monumentenboek schrijft dat hij uitgevoerd is in art déco stijl en ontworpen is door B.F. Van Nievelt en een betonnen binnenwerk heeft.

Even later stoppen we bij de 19e eeuwse kerk. Een bescheiden gebouwtje met een klein wit torentje. In het gras er omheen bloeien de paardenbloemen en op een daarvan spot ik een wilde bij. Van een deskundige op Facebook leer ik later dat het waarschijnlijk een viltvlekzandbij is.

Onderweg zagen we al allerlei vogels. Wulp, grutto, tureluur, scholekster, grauwe gans, nijlgans, bergeend, wilde eend, blauwe reiger, zilverreiger, lepelaar en ik vergeet er nog een paar.

We rijden verder en stoppen vervolgens bij het treinstation, een opvallend groot, wit gebouw. Het is in 1884 voor de Staatsspoorwegen gebouwd, zoals te zien is aan de gevelsteen boven de ingang. Het ligt aan de lijn Zaandam-Hoorn en men moet ooit grote verwachtingen hebben gehad over het aantal passagiers dat hier op de trein zou gaan stappen. Inmiddels is de halte opgeheven, in het gebouw zijn kantoren gevestigd en het perron heeft plaatsgemaakt voor een parkeerplaats.


We maken wat foto's, kijken uit over het weidelandschap met ganzen en stappen weer in de auto. De volgende halte is Edam. 





Tekening: Gerard Kuit 

Foto's: Jan de Stripman 

Bronnen: Monumenten In Nederland - Noord-Holland 2006; Jacobus Craandijk - Wandelingen door Nederland 1887; Google maps; Wikipedia en andere websites


vrijdag 14 december 2018

De Zuiderzee – 51 – De havezaten van Vollenhove


Vollenhove staat bekend om zijn havezaten, maar wat zijn dat eigenlijk ? Volgens Wikipedia zijn havezaten te vergelijken met ridderhofsteden en worden ze, in het noorden van het land, ook wel borgen of stinzen genoemd. De term 'havezate' sloeg aanvankelijk, in de middeleeuwen, op een grote boerderij, een hofstede, met het land daar omheen. Later werd het de benaming voor een ridderlijk goed.


Dat wil niet zeggen dat de havezaten van Vollenhove de woningen van personen waren met een ridderorde. Maar de bewoners waren wel lieden die behoorden tot de Ridderschap en dat kun je een beetje vergelijken met de tegenwoordige Provinciale Staten.

In de meeste delen van de Verenigde Nederlanden had je van de 17e tot halverwege de 19e eeuw een college van edelen, de ridderschap, waarvan afgevaardigden stemrecht hadden in de Staten Generaal. Om tot de ridderschap te worden toegelaten moest je van goede afkomst zijn – dat betekende doorgaans: van adel – en in het bezit zijn van een havezate, ridderhofstad, borg of stins.

Als lid van de ridderschap had je bepaalde belastingvoordelen en andere voorrechten. Dat verschilde per regio, maar het maakte het lidmaatschap iets begerenswaardigs. Vandaar dat je in sommige gebieden veel havezaten of ridderhofsteden vindt. Veel lieden van adellijke herkomst probeerden daarmee toegang tot de ridderschap te verkrijgen.

Vaak gaat het dan om landhuizen, kasteelachtige gebouwen, in het buitengebied. Het aparte van Vollenhove is dat er daar nog een aantal in het stadje zelf zijn terug te vinden. Wij wandelden de bisschopstraat door en daar kom je er vier tegen, gewoon tussen de andere huizen. De namen staan op de gevels: Marxveld, Plattenburg, Lindenhorst en De Haare.

Het zijn voorname panden, nu meestal met een 18e eeuw uiterlijk, maar ze gaan terug op de middeleeuwse huizen van de borgmannen. Dat waren de edelen uit de entourage van de bisschoppen, die aan de haven het kasteel gebouwd hadden.

Een grotere havezate, Oldruitenborg, ligt wat verder weg. Dat is een vrijstaand gebouw in een ommuurd park. In dat park liggen ook nog de resten van kasteel Toutenburg, twee vervallen torens met een poort ertussen. Maar dat is ons net te ver lopen.

We komen nog wel langs de kleine of Onze Lieve Vrouwekerk, een 15e eeuwse, gotische kerk, die aan een klein pleintje halverwege de bisschopstraat staat. De witte lantaarn, de open spits van de kerktoren, is een 19e eeuwse toevoeging.  



NB: Dit verhaal is geschreven in 2017, voor het verenigingsblad van Artishock in Soest. De situatie ter plaatse kan inmiddels veranderd zijn.



Tekening: Gerard Kuit

Bronnen: Dr. L. van Egeraat – Het Onbekende Nederland 196?; Jac.P.Thijsse – Langs de Zuiderzee 1915; Google maps; Wikipedia en andere websites

Een website met bijzonder veel informatie over Vollenhove, zijn geschiedenis en monumenten is: www.henkvanheerde.nl/vollenhove





zaterdag 27 oktober 2018

De Zuiderzee – 43 – Kampen, van kerk tot sigarenfabriek


Het was een mooie, zonnige, maar tegelijk frisse zondag in oktober, waarop Gerard en ik Kampen bezochten. We dwaalden wat lukraak door de oude stad, eigenlijk op zoek naar een café, waar we wat op zouden kunnen warmen bij een kop koffie. 



De nieuwe toren
Het mooie van Kampen is dat het niet veel uitmaakt hoe je door de stad loopt, er is overal wel iets moois te zien. Als ik door mijn foto's blader zie ik de stadspoorten, de Nieuwe Toren – een 17e eeuwse, vrijstaande, klokkentoren die bij de kapel het Heilige-Geestgasthuis hoorde – en het fraaie laat-gotische stadhuis.

Stadhuis













Volgens Wikipedia hoort dat stadhuis, met z'n arkeltorentjes, kruisvensters en versierde gevel, tot de 'top 100 van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg'.

bovenkerk

We kwamen ook nog langs de kerk, de theologische universiteit en het burgerweeshuis – een enorm 19e eeuws gebouw met een grappig klein poortje ernaast. Daarop een plaquette met een mannetje en een vrouwtje, twee weeskinderen, die een stichtelijke te
Poortje weeshuis
kst vasthouden.

Wat verderop zien we een ander poortje, dit keer behorend bij de gebouwen van het 'linne weevers gilde'. Volgens het opschrift dateert het uit 1665 en boven de doorgang zijn twee stenen leeuwen geplaatst, die een wapenschild vasthouden.

Ik maakte foto's van mooie straatjes en steegjes met stenen bogen tussen de monumentale huizen. Zo kan ik nog wel even doorgaan, als ik al die oude en bezienswaardige panden apart moest beschrijven zou ik nog jaren bezig zijn.

Poortje Linneweversgilde




Laat ik daarom tot slot de tabaksfabriek 'De Olifant' noemen, gevestigd in een pakhuis, niet ver van het stadhuis. Boven de grote, dubbele toegangsdeur zijn twee halve, houten, tonnen aan de gevel bevestigd, met het opschrift: 'Tabak, Snuif, Sigaren'.

De tabakshandel en fabricage van sigaren was, in de 19e en begin 20ste eeuw, van groot belang voor Kampen. Er zijn nog meer voormalige sigarenfabrieken in de stad te vinden. Bij 'De Olifant' kun je nog steeds sigaren kopen. Ook is er een tentoonstelling van oude ambachten.

Wie er meer over wil weten kan terecht op de website, www.olifant.com, die gericht is op een internationaal publiek. Je kunt er uitleg krijgen in het Engels, Duits, Frans en Spaans, gek genoeg niet in het Nederlands... 


NB: Dit verhaal is geschreven in 2016, voor het verenigingsblad van Artishock in Soest. De situatie ter plaatse kan inmiddels veranderd zijn.



Tekeningen: Gerard Kuit 

Foto's: Jan de Stripman

Bronnen: Jac.P.Thijsse – Langs de Zuiderzee 1915; Monumenten in Nederland - Gelderland 2000; Google maps, Wikipedia en andere websites.


maandag 15 oktober 2018

De Zuiderzee – 42 – De poorten van Kampen

Jac P. Thijsse schreef het al, zo'n 100 jaar geleden, over 'het beroemde Kampen': 'Er zijn weinig steden in ons land, die zo mooi zijn gebleven (…) de Singels zijn beplant en vormen zoo een mooi park, dat rechtstreeks in verband staat met de vrije buitenwereld. De stad is een van de oudste van ons land en heeft veel oude gebouwen in goeden staat weten te bewaren.'
De Broederpoort

De Cellebroederspoort
De stad is rond 1100 ontstaan en verwierf in de 13e eeuw stedelijke onafhankelijkheid. Het oude centrum heeft geen planmatige aanleg, maar strekt zich langs de rivier uit, met de Oudestraat als centrale as. De eerste stadsmuren zijn waarschijnlijk tegen het eind van de 13 eeuw gebouwd, maar daar is nu niet veel meer van terug te zien.

Rond 1500 kwam er een nieuwe ommuring, langs de huidige Singels. Nog een eeuw later werden er wallen, forten en bolwerken aangelegd. In later jaren zijn grote delen van die verdedigingswerken weer gesloopt. Toch blijft er nog heel wat moois over.

Koornmarktspoort stadszijde
Kampen heeft bijvoorbeeld nog drie van zijn stadspoorten behouden. Wij parkeren de auto vlak bij de Broederpoort, die genoemd is naar het Broederklooster, waar je langs komt als je, onder de poort door, over de Broederweg, de stad inloopt. De poort dateert uit het tweede deel van de 15e eeuw, maar is in later tijd meermaals verbouwd, verfraaid en gerestaureerd. Met zijn vier hoektorens ziet hij er nu uit als een klein kasteeltje.

De Broederpoort staat aan de landzijde van de stad, net als de Cellebroederspoort. Die is ook genoemd naar een klooster, waarvan nog delen te zien zijn, niet ver van de poort. Het kloostercomplex werd vanaf de 16e eeuw gebruikt als weeshuis en is later flink verbouwd en uitgebreid.

De Cellebroederspoort is in dezelfde periode gebouwd als de Broederpoort, maar heeft twee, in plaats van vier torens. Zware jongens zijn het, met speklagen, dat zijn lichtere banden, in het metselwerk en hoge torenspitsen.

Koornmarktspoort rivierzijde
Maar de mooiste poort van Kampen staat aan de rivier en heet de Koornmarktspoort. Thijsse schrijft dat hier vroeger de brug over de IJssel was en dat dit de hoofdtoegang tot de stad was. Deze poort heeft zijn sobere middeleeuwse uiterlijk behouden. Hij is dan ook bijna een eeuw ouder dan de andere twee poorten.

De Koornmarktspoort bestaat uit een vierkant gebouw met aan de rivierkant twee zware ronde torens. Boven de doorgang zijn aan weerskanten twee stenen leeuwen aangebracht, die een wapenschild vasthouden. Mijn monumentenboek schrijft dat die van andere, gesloopte poorten afkomstig zijn.

Ik kan me van lang geleden herinneren, toen ik eens op een fietstocht Kampen aandeed, dat de poort witgekalkt was. Tegenwoordig houden we van schoon metselwerk, dus die verflaag is inmiddels verwijderd.




NB: Dit verhaal is geschreven in 2016, voor het verenigingsblad van Artishock in Soest. De situatie ter plaatse kan inmiddels veranderd zijn.



Tekeningen: Gerard Kuit 

Foto's: Jan de Stripman

Bronnen: Jac.P.Thijsse – Langs de Zuiderzee 1915; Monumenten in Nederland - Gelderland 2000; Google maps, Wikipedia en andere websites.


donderdag 11 oktober 2018

De Zuiderzee – 41 – Kampen en de Kogge


Kampen heeft zijn middeleeuwse pracht te danken aan de Kogge, het type vrachtschip waarmee handelswaar werd aan- en afgevoerd, naar andere Hanzesteden in ons land en het Noord- en Oostzeegebied. Als we aan de koffie zitten, bij Café de Unie aan de IJsselkade, wordt ons dan ook gevraagd of we de Kamper Kogge al hebben gezien. En als we er weggaan worden we de goede kant op gewezen, verderop langs de kade, 5 minuutjes lopen.


Botters bij Kampen
Dat klopt aardig, al waaien we zowat uit onze jassen en moet ik mijn pet goed vasthouden. De Kamper Kogge is een replica, gebouwd tussen 1994 en '98, naar voorbeeld van een wrak dat gevonden is ter hoogte van Nijkerk, bij het droogleggen van de Flevopolder. Dat oorspronkelijke schip zou dateren uit 1336.

Het is maar een notendopje, zwarte geteerd, met een kasteelachtige opbouw op het achterdek. Het is ongeveer 20 meter lang en meet 7,5 meter op z'n breedste punt. Het scheepje heeft één mast waar, volgens Wikipedia, 144 m2 zeil aan gehesen kan worden. Het heeft 12 man nodig om uit te zeilen.

De Kamper Kogge is het enige schip van z'n soort in ons land. Het is een aantal keer te gast geweest op Sail Amsterdam en heeft in 2004 een reis gemaakt langs een aantal oude hanzesteden. Die zogenaamde 'ommelandvaart' duurde 7 weken en ging langs havens in Duitsland, Denemarken en Zweden.

Nu ligt het in een eigen haventje, de Koggewerf, langs de IJssel, waar ook een middeleeuws vissershuisje is nagebouwd, naar voorbeeld van een archeologische vondst in het nabijgelegen Brunnepe. Belangstellenden kunnen zich laten rondleiden en er worden ook rondvaarten gemaakt.

Het toeval wil dat begin dit jaar (2016) een Kogge is geborgen, omhoog gehaald uit de IJssel, vlak bij de Koggewerf. Dat bijzonder gave exemplaar werd in 2011 ontdekt bij sonaronderzoek. Het is zo goed bewaard gebleven omdat het in het zoete rivierwater heeft gelegen. De wrakken, die bij het droogleggen van de Flevopolders zijn gevonden, zijn meer aangetast door het zoute zeewater.

Naast de IJsselkogge zijn nog twee kleinere scheepjes aangetroffen, een aak en een punter, die ongeveer uit dezelfde tijd dateren. Archeologen denken dat de bootjes met opzet op die plaats zijn afgezonken om de stroming van de rivier te beïnvloeden. De drie vaartuigjes worden geconserveerd met het doel ze later ten toon te kunnen stellen.

De Kogge werd als laatste gelicht en is, onder grote belangstelling, overgebracht naar de Bataviawerf, in Lelystad, waar het scheepje de komende jaren geprepareerd zal worden.



NB: Dit verhaal is geschreven in 2016, voor het verenigingsblad van Artishock in Soest. De situatie ter plaatse kan inmiddels veranderd zijn.



Tekeningen: Gerard Kuit 

Zie voor meer informatie http://www.kamper-kogge.nl/http://www.ijsselkogge.nl/ en Wikipedia

Bronnen: Jac.P.Thijsse – Langs de Zuiderzee 1915; Monumenten in Nederland - Gelderland 2000; Google maps, Wikipedia en andere websites.


dinsdag 18 september 2018

Zuiderzee - 38 - Hattem, de Dijkpoort



We beleven het warmste jaar sinds de meteorologen dat soort gegevens bijhouden. Er zijn best al wel warmere jaren geweest, hoor, er waren tijden dat de hele wereld zo'n beetje onder water stond. Geen poolijs en gletsjers meer te bekennen. Maar dat is al erg lang geleden. Toen waren er nog geen meteorologen.





Afgelopen november hadden we een paar heel warme dagen. Maar in oktober was het een paar keer flink koud. Eén van die koude oktoberdagen viel op een zondag, er stond een gure oostenwind en Gerard en ik reden richting Hattem.

In de auto hadden er nog niet zo'n erg in, maar toen we stopten, vlakbij de Dijkpoort, aan de rand van het oude centrum, gierde de wind door onze jassen. Toch wilden we het stadje beter bekijken, dus zette ik me in de rolstoel en reed Gerard me over de hobbelige keitjes richting kerk.



De Markt met terras in Hattem
Hattem is in de vroege middeleeuwen ontstaan op een oeverwal langs de IJssel. Het wordt al genoemd in het jaar 892, maar een paar honderd jaar later kwam het stadje pas echt tot bloei. Het kreeg stadsrechten in 1299 en een omwalling met 3 poorten en aan de rand daarvan, de landheerlijke burcht de 'Grote Tinne'.



Er was een stadsbrand, in 1504, waarbij de helft van Hattem in de as gelegd werd. Maar men herstelde de boel en het kasteel Grote Tinne werd nu opgenomen binnen de nieuwe stadmuren.



In de 17e eeuw nam het belang van Hattem als handelsstadje af. In 1777 werd het kasteel gesloopt, er zijn nu alleen nog wat muurresten te herkennen in voormalige bijgebouwen. Een groot deel van de stadmuren werd gesloopt, alleen aan de zuidkant is nog een stuk bewaard gebleven.



En die Dijkpoort, natuurlijk, een hoge vierkante toren met op de hoeken uitkragende arkeltorentjes. Hij staat te blinken in de frisse ochtendzon. Je kunt zien dat het bovenste stuk uit nieuwer metselwerk bestaat, dat is in 1909 gereconstrueerd door de bekende architect P. J. H. Cuijpers. Die bouwde ook het Rijksmuseum en het Centraal Station in Amsterdam, maar nam, bijvoorbeeld, ook kasteel de Haar, in Haarzuilens, en de koppelpoort in Amersfoort onder handen.



Aan de buitenzijde van de Dijkpoort is nog een stuk muur te zien, met schietgaten voor haakbussen, dat naar een nu verdwenen voorpoort leidde. Een haakbus was een primitief geweer, dat je met een haak aan de muur vast kon zetten, om de terugslag op te vangen.



Aan de stadskant staat een klein withuisje, tegen de zijkant van de poort geleund. Dat was, volgens een opschrift van de ANWB, het 'vroedvrouwenhuisje'. Daar woonde de 'Wiese Moer' die door de stad betaald werd om arme gezinnen te helpen bij bevallingen...





NB: Dit verhaal is geschreven in 2015, voor het verenigingsblad van Artishock in Soest. De situatie ter plaatse kan inmiddels veranderd zijn.



Tekeningen: Gerard Kuit 

Bronnen: Jac.P.Thijsse – Langs de Zuiderzee 1915; Monumenten in Nederland - Gelderland 2000; Google maps, Wikipedia en andere websites.


woensdag 5 september 2018

De Zuiderzee – 35 – Elburg, een gaaf vestingstadje


Jac. P. Thijsse wandelde, in zijn boek 'Langs de Zuiderzee', uit 1915, in twee alinea's van Kampen naar Harderwijk. Daarbij passeerde hij Doornspijk en Elburg in omgekeerde volgorde, vergeleken met onze reis. Aan Doornspijk besteedde hij niet veel woorden, Elburg komt er iets beter vanaf:

'Het is een heel oud stadje, maar in zijn bouwtrant herinnert het aan Mannheim of liever nog aan de nieuwere steden in Noord-Amerika: allemaal rechte lengtestraten en dwarsstraten, die rechthoekige huizenblokken omsluiten.'



Hij noemt de Vischpoort, de oude vestingwallen en het Klooster en schrijft nog dat hij er graag langer was verbleven, maar dat hem daar de tijd voor ontbrak. Of Gerard en ik er heel veel langer zullen zijn weet ik niet, maar ik ga er zeker meer over schrijven.

We parkeren de auto binnen de vesting, aan de Walstraat, laden de rolstoel uit en Gerard rolt me de hobbelige keitjes van de Jufferenstraat over, op zoek naar een terras en een kop koffie. In feite is dit de hoofdstraat van het stadje, die recht op de Vischpoort af loopt. Om ons te herinneren aan het visserijverleden heeft men hier en daar viskorven en -netten over de straat uitgehangen.

Er lopen nogal wat dagjesmensen door het stadje en aan lonkende terrasjes is geen gebrek. We strijken neer op het grote kruispunt, middenin het stadje, tegenover de muziektent. Boven ons hoofd kwetteren huismussen, die ook af en toe onder de tafeltjes door scharrelen, op zoek naar gevallen kruimels.

Elburg is ontstaan in de middeleeuwen en kreeg rond 1230 stadsrechten. In 1339 liet de hertog van Gelre het stadje meer landinwaarts verplaatsen, vanwege de voortdurende kustafslag en overstromingen door de Zuiderzee.

Een deel van de nederzetting, rond de Ellestraat, kwam binnen de nieuwe stadsmuren te liggen, een deel werd aan de zee prijsgegeven. Daar is nu de jachthaven. In de 16e eeuw werd Elburg versterkt met wallen, rondelen en kazematten. Bij een grote brand, in 1593, ging een kwart van alle huizen verloren.

De welvaart in het stadje hing sterk af van de visserij. Vanaf de 17e eeuw ging het daar minder goed mee en met de aanleg van de afsluitdijk was het definitief afgelopen. Door de economische stagnatie bleef het middeleeuwse karakter van Elburg bewaard en aangezien de oude, nauwe gemeentegrenzen tot 1973 gehandhaafd werden, was er ook weinig nieuwbouw, buiten de stadsmuren.

Pas toen, in 1974, de gemeente Elburg samengevoegd werd met Doornspijk kwam er een forse stadsuitbreiding, waarbij het dorp Oostendorp opgeslokt werd.



NB: Dit verhaal is geschreven in 2015, voor het verenigingsblad van Artishock in Soest. De situatie ter plaatse kan inmiddels veranderd zijn.



Tekeningen: Gerard Kuit , foto: Jan de Stripman

Bronnen: Jac.P.Thijsse – Langs de Zuiderzee 1915; Monumenten in Nederland - Gelderland 2000; Google maps, Wikipedia en andere websites.


vrijdag 23 februari 2018

De Zuiderzee – 28 – Harderwijk, woelig verleden, rustig heden

In 1512 stuurde hertog Karel van Gelre een leger, op de schaats, van Harderwijk naar Woerden, lees ik op Wikipedia. En dan zijn er nog mensen die denken dat het klimaat niet veranderd is !

Nou ja, vanaf 1514 liet Karel vanuit Harderwijk troepenschepen richting Friesland vertrekken, dus de Zuiderzee zal niet voortdurend dichtgevroren zijn geweest.



Harderwijk was in de middeleeuwen een strategisch belangrijke plaats. Het was lid van Hanze, er werd dus handelgedreven met Duitse en Scandinavische steden. De visserij was er van belang. De stad kreeg verschillende keren het stapelrecht voor vis toebedeeld. Dat betekende dat '...alle vis die tussen Muiden en Kampen aan land werd gebracht, met uitzondering van Elburg (...) in Harderwijk afgeslagen en verkocht moest worden en dat daar de prijs werd vastgesteld.' Aldus Wikipedia.

De stad wisselde een aantal keren van machthebber. Vaak waren de hertogen van Gelre er de baas, maar soms zwaaide de bisschop van Utrecht er enige tijd de scepter. Eind 15e eeuw had Maximilliaan van Oostenrijk er zelfs een poosje de macht.

De stad werd een paar keer belegerd en door brand verwoest. In 1566 kwamen de burgers zelf in opstand en bestormden ze het blokhuis. De beeldenstorm en de pest trokken door de straten. Het was kortom een woelige tijd.

Daar merk je nu niets meer van. Hoewel je aan het onregelmatige patroon van pleintjes en straatjes kunt zien dat de stad niet in één keer gebouwd is, maar een aantal bouwfases heeft gehad. De vesting heeft niet de symmetrische aanleg die we eerder zagen in Naarden en het stratenplan is niet zo rechtlijnig als bijvoorbeeld het middeleeuwse Bunschoten.

Wij wandelen langs het stadhuis, naar de fraaie vispoort en daarachter, over de lege boulevard. Een enkele horecaondernemer is bezig wat stoelen naar buiten te dragen, maar het ziet er niet naar uit dat we hier ergens een kop koffie zullen kunnen krijgen.

We herinneren ons het glazen paviljoentje in de Hortustuin, waar we mensen met dampende koffie en croissants zagen en lopen weer terug het stille stadje in. Als we daar eenmaal aan de cappuccino zitten, met een appelpunt, vragen we de vriendelijke serveerster of het elke zondag zo uitgestorven is in Harderwijk. 
Ja, zegt ze, en op doordeweekse dagen ook !

Ga er dus rustig eens naar toe...



NB: Dit verhaal is geschreven in 2014, voor het verenigingsblad van Artishock in Soest. De situatie ter plaatse kan inmiddels veranderd zijn.



Tekeningen: Gerard Kuit , foto's Jan de Stripman

Bronnen: Jac.P.Thijsse – Langs de Zuiderzee 1915; Monumenten in Nederland - Gelderland 2000; Google maps en Wikipedia.


vrijdag 16 februari 2018

De Zuiderzee – 27 – Harderwijk, uitgestorven straten

De moderne bezoeker kent Harderwijk waarschijnlijk vooral van het Dolfinarium. Op de frisse, vroege, zondagochtend, waarop wij de stad bezoeken, is dat zeewaterpark nog gesloten. Je zou bijna zeggen dat de hele stad nog gesloten is, want het is buitengewoon stil op straat.



Ongehinderd door enig verkeer duwt Gerard me over de keitjes van de verlaten straten. Links en rechts mooie historische gevels, door een steegje zien we de achterkant van de grote kerk. Er klinken vage orgelklanken, op het dak zit een hele rij duiven.

Van achteren gezien lijkt het een enorm kerkgebouw, maar aan de voorkant ontbreekt een deel. De toren is in 1797 ingestort en nooit meer opgebouwd. Wat rest is een deel van het schip, het dwarsschip en het koor, grotendeels gebouwd in de 15e eeuw.

In een smal straatje, rechts, zien we een slank torentje. Als we er heen lopen blijkt het een bronzen plaquette te bevatten, met een Latijnse tekst. Daarboven, in een nis en achter tralies, kijkt een gebeeldhouwde man naar buiten. Op een steen onder de buste staat zijn naam: Carolus Linnaeus en de datum 23 juni 1735.

Een ANWB-bord geeft verdere uitleg. De beroemde botanicus studeerde aan de universiteit van Harderwijk en promoveerde, hier op die dag, tot doctor in de geneeskunst. De bronzen plaquette verwijst naar Herman Boerhave, die hier in 1693 promoveerde en geëerd wordt als 'uitmuntend man en vorst der geneeskunde'.

Niet veel toeristen zullen aan Harderwijk denken als universiteitsstad. De academie sloot dan ook al ruim 200 jaar geleden, in 1811, de poorten. Een erg goede reputatie schijnt het onderwijs er niet gehad te hebben. Wie het betalen kon ging liever naar Leiden. Toch studeerden, naast Boerhave en Linnaeus, bijvoorbeeld ook de ontdekkingsreiziger Jacob Roggeveen, de politicus Willem Daendels en de dichter Staring af in Harderwijk.

Linnaeustorentje met ginkgo
Door een poortje betreden we een parkje met enkele fraaie bomen. Dit is de hortustuin, de voormalige plantentuin van de universiteit. De monumentale bomen staan tussen, door het late seizoen, kale perkjes. Een grote ginkgo draagt nog een deel van z'n heldergele herfstblad, verderop staat een enorme plataan, waarin een vlaamse gaai zit te krassen.

Daarachter een oude muur, een restant van een middeleeuws klooster, waartegen een modern glazen paviljoen gebouwd is. Binnen zitten mensen aan het ontbijt en brandt de open haard. Het ziet er aanlokkelijk uit, maar we besluiten toch eerst de stad verder te gaan verkennen...



NB: Dit verhaal is geschreven in 2014, voor het verenigingsblad van Artishock in Soest. De situatie ter plaatse kan inmiddels veranderd zijn.



Tekeningen: Gerard Kuit , foto's Jan de Stripman

Bronnen: Jac.P.Thijsse – Langs de Zuiderzee 1915; Monumenten in Nederland - Gelderland 2000; Google maps en Wikipedia.


woensdag 7 februari 2018

De Zuiderzee – 26 – Via Ermelo naar Harderwijk

De provinciale weg van Putten naar Harderwijk loopt dwars door Ermelo. Een oud dorp is het, voor de landbouw aantrekkelijk gelegen, op de rand van de hoge zandgronden van de Veluwe en de lagere kleigronden van de Zuiderzeekust. Er zijn prehistorische grafheuvels gevonden op de Ermelosche hei en overblijfselen van het Klokbekervolk.

Smeepoort Harderwijk

In de 2e eeuw sloegen de Romeinen er een kamp op. Vlak na het jaar 1000 stond er in Ermelo al een Christelijke kerk. Dit was de oudste kerk in de wijde omgeving, gesticht door monniken uit de st. Paulus Abdij in Leusden. Aan die oude Romaanse kerk werd in de 12e eeuw een toren toegevoegd.

In de 15e eeuw en later werd het kerkgebouw verhoogd en verbouwd. Een paar aanbouwsels zijn bij een restauratie in de jaren '70 weer verwijderd, waardoor de kerk weer een authentiek middeleeuws aanzien kreeg. Van de oudste, tufstenen muren zijn aan de buitenkant nog grote delen zichtbaar.

Onze weg komt vlak langs de kerk, dus we stoppen er even om wat foto's te maken. Bij een kruispunt, wat verderop, staat een muziektent op een grasveldje, wat verder daarachter een korenmolen, 'De Koe' genaamd. Deze dateert uit 1863 en is, na een verwoestende brand in 1990, weer opnieuw opgebouwd.

Verder is Ermelo vooral bekend door de aanwezigheid van een aantal verpleeg- en verzorgingstehuizen. Het oudste is Veldwijk, dat al tegen het eind van de 19e eeuw opvang bood voor psychiatrische patiënten. Niet lang daarna opende de 'Vereeniging tot opvoeding en verpleging van idioten en achterlijke kinderen' , op het landgoed 's Heeren loo de poorten. Deze instellingen, later gevolgd door nog anderen, zorgden voor werkgelegenheid en groei van het dorp.

Ondertussen is Ermelo zowat aan Harderwijk vastgegroeid. De Harderwijkerweg lijkt wel door het bos te lopen, maar achter de bomen zijn villawijken, een camping en bedrijven. Al snel rijden we door de buitenwijken van Harderwijk, langs het moderne station en zoeken we een parkeerplaats aan de rand van de oude binnenstad.

Zoals meestal op zondagochtend, is het bijzonder rustig. We vinden dan ook, zonder moeite een plek om de auto neer te zetten, vlakbij de Smeepoort. Oorspronkelijk stond hier een grote middeleeuwse stadspoort. Nu rest daar nog maar een klein stukje van, dat ook nog eens in 1970 grotendeels gereconstrueerd is.

Aan de binnenkant is wel een sfeervol terrasje. Maar dat is nog gesloten als wij er langs wandelen... 


NB: Dit verhaal is geschreven in 2014, voor het verenigingsblad van Artishock in Soest. De situatie ter plaatse kan inmiddels veranderd zijn.



Tekeningen: Gerard Kuit , foto's Jan de Stripman

Bronnen: Jac.P.Thijsse – Langs de Zuiderzee 1915; Monumenten in Nederland - Gelderland 2000; Google maps en Wikipedia.