woensdag 3 juli 2013

Het groene hart 14 – IJsselstein, een oud stadhuis, een nieuw stadskantoor

Na de verwoesting van IJsselstein in 1417-18 werd er vanaf 1427 onder leiding van Willem van Egmond begonnen met het herstel, maar het nieuwe stadsdeel Nieuwpoort werd niet herbouwd. In de daaropvolgende jaren waren er herhaaldelijke belegeringen, zonder ernstige gevolgen. Maar in 1466 kwam er een twist binnen de familie van Egmond tot uitbarsting. De Gelderse troepen verwoestten onder leiding van ruwaard Johan van Egmond en met behulp van Utrecht opnieuw het stadje.

Op bevel van hertog Karel de Stoute, hertog van Bourgondië en stadhouder van Holland en Zeeland, kwam in 1470 een verzoening tot stand, maar na diens dood in 1477 gingen de IJsselsteiners en Utrechters weer los. In 1482 trok Jan van Montfoort op tegen het kasteel, in 1510 was er een belegering door Utrechtse troepen die het een jaar later nog eens probeerden in samenwerking met de Hollanders. Maar de bewoners van IJsselstein lieten zich ook niet onbetuigd.

Toen de Utrechters hun eigen bisschop, David van Bourgondië, in 1459 niet in hun stad toe wilden laten kreeg deze steun van Frederik van Egmond, heer van IJsselstein. Utrecht werd uiteindelijk zelfs ingenomen en Frederik was er korte tijd stadhouder, tot hij er door de Utrechters weer uitgesmeten werd. Pas onder Karel V, van 1523 tot '43 heerser over alle Nederlandse gewesten, kwam er een eind aan de vijandelijkheden. De meeste gebouwen in IJsselstein dateren dan ook van na 1550.


Van het ooit behoorlijk grote kasteel is alleen die ene vierkante toren overgebleven. De toren staat vlak buiten de binnenstad aan de overkant van de stadsgracht, achter een rijtje villa's die rond 1950 gebouwd zullen zijn. Een bruggetje leidt naar het kasteelterrein, maar op zondagochtend is het gesloten. Aan de achterkant is een braakliggend stuk grasland dat ook bij het kasteel gehoord heeft. Hoe omvangrijk het slot in eerste aanleg was weet niemand meer. Het kasteel van Arnout en zijn opvolgers werd immers in 1416 door gezamelijke Utrechtse en Hollandse troepen verwoest. In 1427 werd het herbouwd door Willem van Egmond.

Tot in de 16e eeuw bleef het slot in handen van de familie van Egmond, die ook graven van Buren waren. Toen Willem van Oranje trouwde met Anna van Buren kwam IJsselstein in het bezit van de vader des vaderlands. In de Franse tijd werden de bezittingen van de Oranjes in beslag genomen. Kasteel IJsselstein werd staatseigendom en deed in die periode een tijdje dienst als hospitaal.

Daarna kwam het leeg te staan, tot het gekocht werd door jonkheer meester Nicolaas Hendrik Strick van Linschoten. Diens dochter bewoonde het toen Craandijk IJsselstein in 1874 bezocht. Het forse gebouwencomplex is dan echter al vervallen tot ongeveer de helft van zijn oorspronkelijke grootte. De dominee rept van '…een half vervallen muur en een paar bouwvallige ronde torens, rijk met klimop en andere woekerplanten begroeid…'.

Het deel dat nog wel bewoonbaar is wordt volgens hem echter goed onderhouden: 'Als mensenhand het niet verwoest dan kan het nog lang den tijd trotseren.' Het mocht niet zo zijn. Als Craandijks verslag in druk verschijnt is hij genoodzaakt een noot toe te voegen: 'Het kasteel te IJsselstein is in januari 1888 gesloopt.'


Stadhuis, IJsselstein - Foto: De Stripman
Als Gerard en ik vanaf de IJsselpoort de doodstille stad weer in wandelen komen we na een paar straten Elly en Esther weer tegen. Zij hebben op de hoek van de kerkstraat en de voorstraat een terrasje ontdekt en willen vast koffie gaan drinken. Gerard en ik gaan eerst nog een blokje om en wandelen de Utrechtsestraat door langs het voormalige stadhuis.

Vlak buiten de binnenstad is tegenover de Benschopperpoort een zachtgroen nieuw stadskantoor gebouwd. Het oude stadhuis dateert van 1568, het heeft een hardstenen bordes waarop het stadswapen is aangebracht. Het werd in 1873 bepleisterd en voorzien van nieuwe ramen in empirestijl, van 1974 tot '77 werd het gerestaureerd en weer ontpleisterd, de schilderachtige dakruiter is toen vernieuwd.

Een stukje verderop zien we Esther en Elly lopen. Het terras was nog dicht en dus wandelen we samen langs het waaggebouw, een tamelijk bescheiden classicistisch pand uit 1779 en het daarachter gelegen Cisterciënzerklooster Mariënberg. Er is een restaurant in gevestigd en met name de gevel aan de kant van de waag is het bekijken waard. De achterkant wordt grotendeels aan het oog onttrokken door een lelijk schoolgebouw van rond 1900. Het nog resterende deel van het klooster, dat eertijds veel groter was en lange tijd dienst deed als gasthuis, is 16e en 17e eeuws.


Aan het eind van de Benschopperstraat ligt de Benschopperpoort. Van deze middeleeuwse stadstoegang is nog minder over dan van zijn tegenhanger de IJsselpoort. Twee bescheiden muurtjes ter weerszijden van de brug over de gracht, meer is het niet. Als je hier naar links kijkt zie je de laat 19e eeuwse, neogotsiche Rooms katholieke st. Nicolaaskerk, en op de tegenoverliggende hoek, aan de andere kant van het oude vestingstadje, zie je de korenmolen de Windotter. Deze is in 1732 gebouwd op een restant van de stadsmuur en werd van 1984 tot '88 geheel gerestaureerd.

Als we daar foto's staan te maken komt er een meisje met haar vader voorgelopen. Verwonderd vraagt het kind: 'Waarom nemen ze nou een foto van de molen, pap ?' Wij Soesters hebben thuis geen molen, maar dat kan zo'n kind natuurlijk niet weten. *)

We voltooien onze rondwandeling langs het smalle grachtje dat hier zeer wijds de haven genoemd wordt en vinden bij terugkomst het terras aan de kerkstraat gelukkig geopend. We drinken er een lekker kopje koffie voor we de terugtocht naar huis aanvaarden.


*) Inmiddels is aan dit gemis een eind gekomen. Men heeft de reeds lang verdwenen molen 'De Windhond' geheel nieuw weer opgebouwd, op de Soester Eng.

NB: Dit verhaal is geschreven in 2003 en eerder gepubliceerd in de Artishockberichten, programmablad van de vereniging Artishock in Soest en op het Volkskrantblog. 


Tekening: Gerard Kuit
 
Bronnen: Wandelingen door Nederland, Utrecht - J. Craandijk, 1874; Wij trekken door Utrecht - Rinke Tolman, 1935; ENSIE lexicon 1952; Kastelengids van Nederland - Kransberg en Mils, 1979; Monumenten in Nederland - Utrecht, 1997
 
Links:

Oude foto's en historische informatie is te vinden bij Streekarchief Rijnstreek en Lopikerwaard




donderdag 27 juni 2013

Het groene hart 13 - Gevechten tussen Utrechters en IJsselsteiners


De plattegrond van IJsselstein is tamelijk overzichtelijk: een rechthoek, met een paar straten in de lengte en een paar overdwars. Men denkt dat die regelmatige opzet samenhangt met de verkaveling van het bouwland langs de IJssel, de langgerekte stroken waaruit de stad is opgebouwd komen overeen met het omringende boerenland.

In de hoek vlak bij het kasteel, dat net buiten de noordwestelijke zijde van de rechthoek ligt, staat de oude hervormde kerk. In de tegenoverliggende hoek staat de neogotische katholieke kerk. In het midden van de stad is het marktpleintje met het stadhuis en op de zuidhoek van de vesting staat een molen, op het laatste stukje stadsmuur dat overgebleven is.

Dominee Craandijk doet de bezichtiging van IJsselstein af in zeven regels, want: 'Het stadje zelf heeft men spoedig gezien.' Dat mag zo zijn, want het is niet groot, maar het is wel mooi en het heeft een zeer bewogen geschiedenis.




Wij wandelen om de kerk heen, richting IJsselpoort. Esther en Elly blijven hangen bij een rijtje winkels in de Utrechtse straat, Gerard en ik, die meer de ernst van onze onderneming voor ogen hebben, wandelen samen verder.

De IJsselpoort vormde tot 1950, samen met de Benschopperpoort, aan de andere kant van het stadje, de enige toegang tot de binnenstad. Pas daarna heeft men de verbinding met de overdwars lopende kasteellaan gemaakt, die nu de belangrijkste verkeersader vormt.

Eigenlijk is de IJsselpoort z'n naam nauwelijks waard, de echte poort is in 1852 gesloopt en vervangen door een van kloostermoppen gemetselde borstwering, aan weerskanten van de straat, waarop kleine neogotische siertorentjes prijken. Van een echte poort is dus geen sprake, maar de stadsgracht heeft hier een verbinding met de IJssel en zo is het toch een schilderachtig punt.

We bekijken het piepkleine wachtershuisje uit 1622, met zijn aardige trapgeveltje, dat links van de poort staat. Het diende tot 1972 als opslagplaats voor de brandspuit. Daarna werd het gerestaureerd, van een nieuwe, in oude stijl uitgevoerde, onderpui voorzien en nu biedt het onderdak aan de vrijwilligerscentrale IJsselstein. Rechts van de poort is de Kopierette en de Intercoiffure, links heeft een bewoner van een aangrenzend pand de beschikking over een romantisch terras aan het water.


Als we een gedenksteen staan te bekijken, die in de poortdoorgang is ingemetseld, stapt er een oudere heer van zijn fiets. Hij vraagt of wij weten waarom er twee hazen op de steen staan afgebeeld. Op ons ontkennende antwoord vertelt hij over een oorlog in de 15e eeuw waarbij de IJsselsteiners, met behulp van Gelderse troepen, de Utrechters op de vlucht wisten te jagen. 'Ze gingen er als hazen vandoor. En daarom heet het verderop ook Hazenveld. De burgemeester van Utrecht heeft die steen een jaar of tien terug onthuld, maar zij is gewoon gebleven voor een kopje koffie, hoor.'

Zo moet het met dominee Craandijk ook zijn gegaan, grap ik tegen Gerard als de vriendelijke IJsselsteiner zijn weg heeft vervolgd, hij kwam ook in contact met de lokale bevolking die hem allerlei wetenswaardigheden vertelde. Welke slag er met die steen precies herdacht is kan ik achteraf niet achterhalen.

Na de dood van Gijsbrecht van IJsselstein in 1344 hadden zijn opvolgers binnen de kortste keren weer mot met al hun buren. Met name de conflicten met de Utrechters waren bitter. Er werd over en weer geplunderd en gebrandschat.

Na de dood van Arnold van IJsselstein, in 1363, kwam het stadje via zijn dochter Guyotte in het geslacht van Egmond. Rond 1390 werden de versterkingen rondom IJsselstein uitgebreid. De stad werd bijna twee maal zo groot, het nieuwe deel dat ten zuidoosten van de binnenstad lag, heet nog steeds Nieuwpoort, maar het gaat nu schuil onder een nieuwbouwwijk.

In 1416 kreeg Johan van Egmond ruzie met zowel de Hollanders als de Utrechters die daarop in vereniging bijna een jaar lang het kasteel belegerden en uiteindelijk verwoestten. Het daaropvolgende jaar gaf Jacoba van Beijeren, gravin van Holland, Zeeland en Henegouwen, opdracht aan de burgers van Utrecht om IJsselstein tot de grond toe af te branden.

'Nauwelijks was in 1418 het heilige kerstfeest gevierd, of de burgers togen uit en verwoestten alles, en gaven in 't midden van de winter de schamele gemeente aan gebrek en koude prijs !', vermeldt Craandijk, die na vierenhalve eeuw nog van afschuw vervuld is door zo'n gewelddaad. Het moderne onderscheid tussen militaire en burgerdoelen werd toen nog niet gemaakt en oorlogstribunalen kende men niet. Burgers waren partij in de ruzies tussen hun heersers en vochten enthousiast en meedogenloos mee. 


NB: Dit verhaal is geschreven in 2004 en eerder gepubliceerd in de Artishockberichten, programmablad van de vereniging Artishock in Soest en op het Volkskrantblog. 


Tekening: Gerard Kuit
 
Bronnen: Wandelingen door Nederland, Utrecht - J. Craandijk, 1874; Wij trekken door Utrecht - Rinke Tolman, 1935; ENSIE lexicon 1952; Kastelengids van Nederland - Kransberg en Mils, 1979; Monumenten in Nederland - Utrecht, 1997
 
Links:

Oude foto's en historische informatie is te vinden bij Streekarchief Rijnstreek en Lopikerwaard




donderdag 20 juni 2013

Het groene hart 12 - IJsselstein, een middeleeuwse soap


Wanneer precies begonnen is met de bouw van het kasteel van IJsselstein is niet bekend. Vast staat dat er rond 1250 een Arent van IJsselstein resideerde. Deze wist in de tweede helft van de 13e eeuw zowel in conflict te komen met de bisschop van Utrecht als met de graaf van Holland. Het begon met gedoe rondom het slot van Vreeland, dat Arent en zijn broer Gijsbrecht van Amstel, niet af wilden staan aan de bisschop. Met behulp van graaf Floris V van Holland, werd het kasteel ingenomen. Arent werd gevangen gezet en moest in ruil voor zijn vrijheid een groot deel van zijn goederen aan Floris afstaan. Het is dus niet verwonderlijk dat we Arent en Gijsbrecht later terugvinden onder de samenzweerders tegen Floris V.

Arent overleed in 1291, zijn zoon Gijsbrecht erfde het kasteel. In 1296 werd geprobeerd Floris naar Engeland te ontvoeren. Het plan mislukte en de graaf werd vermoord. Oom Gijsbrecht van Amstel, was daar direct bij betrokken, maar ook neef Gijsbrecht van IJsselstein werd verdacht en kwam in moeilijkheden.

De twee werden opgejaagd door de wraakzuchtige getrouwen van de nieuwe graaf, de nog minderjarige Jan I. De oudste Gijsbrecht werd uit Nederland verdreven en zijn goederen werden verbeurd verklaard, ingepikt dus. Zijn neef werd gevangen genomen door Hubert van Vianen en opgesloten in slot Culemborg.


Mevrouw van IJsselstein, Berta (Craandijk noemt haar: 'Baerte'), die van zichzelf van Heukelum heette, wist het kasteel van IJsselstein een jaar lang te verdedigen tegen de troepen van Hubert van Vianen. Deze wou de belegering niet opgeven omdat op het slot ook zijn zoontje gevangen werd gehouden. Het kind was eerder, op slinkse wijze, door handlangers van de van IJsselsteins ontvoerd.

Toen die uiteindelijk door honger en gebrek het verzet moesten staken werd van de 16 mannen, die nog op het kasteel in leven waren, de helft onthoofd. Het was allemaal nog ver voor de conventie van Geneve en ook opsluiting in Guantanomo bay zat er toen nog niet in.

Zo kwam het kasteel in Hollandse handen. Na de dood van graaf Jan I, schonk zijn opvolger, Jan de II van Avesnes, het aan zijn broer Guy van Henegouwen. Die werd in 1301 bisschop van Utrecht en in de herschikking van bezittingen die daarop volgde wist Gijsbrecht zich weer van het slot meester te maken. In 1305 zitten hij en Berta weer prinsheerlijk op kasteel IJsselstein en verzoenen ze zich met graaf Willem III, opvolger van Jan II. Hun zoon Arnoud trouwt met Maria, de bastaarddochter van bisschop Guy.

Vervolgens is er even pauze in de middeleeuwse soap. In die relatief rustige tijd wordt werk gemaakt van het opbouwen van de stad IJselstein. Gijsbrecht stierf pas in 1344 en had dus de gelegenheid om een en ander goed aan te pakken. Hij stichtte in 1309 de kerk en legde de eerste versterkingen aan.


Na een vluchtige blik op de enige toren die nog van het kasteel overgebleven is wandelen we langs de stadsgracht naar Gijsbrechts kerk. De middeleeuwse vestingwerken rondom IJsselstein zijn bijna helemaal verdwenen. 'De hervormde kerk ligt vriendelijk tusschen 't plantsoen, dat hier den ouden stadswal heeft vervangen', schrijft Craandijk. Van het oorspronkelijke godshuis is, na een verwoesting in 1466, niets meer over. De kerk is na 1500 herbouwd in laat gotische trant.

De toren stamt van rond 1530 en vormt een overgang naar de renaissance, men denkt dat de Italiaanse architect Alesandro Pasqualini, waarvan bekend is dat hij in die tijd voor de heer van IJsselstein werkte, hem heeft ontworpen. Maar van zijn schepping staan alleen de onderste vier verdiepingen nog overeind. De spits brandde in 1568 af en na herbouw in de 17e eeuw, ging hij in 1911 opnieuw in rook op. De huidige bakstenen spits is ontworpen door M. de Klerk, aanhanger van de Amsterdamse school, en werd voltooid in 1928. De architect was toen al vijf jaar dood.

We lopen het portaal van de kerktoren binnen en horen dat de dienst in volle gang is. Binnen moeten twee prachtige grafmonument te zien zijn. Het ene daterend uit 1370 met levensgrote beelden van heer Gijsbrecht van IJsselstein en zijn vrouw Berta, hun zoon Arnoud (gestorven in 1363) en diens vrouw Maria van Henegouwen. Aan de voeten van de, in harnas gestoken, heren liggen leeuwen als symbool van moed, aan de voeten van de dames hondjes ten teken van trouw. Het tweede monument is voor Aleid van Culemborg, de in 1471 jong gestorven vrouw van Frederik van Egmond, heer van IJsselstein, die zelf pas in 1522 overleed. Ook hierop een beeld met een hond aan de voeten.

We willen de eredienst niet verstoren en wandelen weer naar buiten. We hebben trek in koffie, dus gaan we verder het oude stadje in, op zoek naar een café of restaurant .



NB: Dit verhaal is geschreven in 2004 en eerder gepubliceerd in de Artishockberichten, programmablad van de vereniging Artishock in Soest en op het Volkskrantblog. 


Tekening: Gerard Kuit
 
Bronnen: Wandelingen door Nederland, Utrecht - J. Craandijk, 1874; Wij trekken door Utrecht - Rinke Tolman, 1935; ENSIE lexicon 1952; Kastelengids van Nederland - Kransberg en Mils, 1979; Monumenten in Nederland - Utrecht, 1997
 
Links:

Oude foto's en historische informatie is te vinden bij Streekarchief Rijnstreek en Lopikerwaard




woensdag 12 juni 2013

Het groene hart - 11 - IJsselstein, de gevreesde Herik en het kasteel

Op een koele zomerse zondag rijden we naar IJsselstein. Bij onze eerste poging de wandeling door het groene hart, die dominee Jacobus Craandijk aan het eind van de 19e eeuw maakte, na te rijden zijn we verslagen door het gure weer en blijven steken bij Montfoort. Nu gaan we, in gezelschap van Elly en Esther, koffie drinken in IJsselstein, het laatste stadje dat de dominee op zijn 'langen zomerdag' aandeed.

We nemen de A-12 naar Den Haag maar verlaten die al snel ter hoogte van De Meern. Via de provinciale weg naar Montfoort en een nog kleinere binnenweg langs de IJssel rijden we op IJsselstein af. We benaderen de stad zo van dezelfde kant als Craandijk deed.


' 't Is een vruchtbare landstreek; jammer dat ook hier de gevreesde "Herik" overal zijn geele bloemen vertoont, die menig stuk bouwland of klaver op een bloeijenden koolzaadakker doet gelijken,' schrijft de dominee. Onkruidverdelgingsmiddelen waren toen nog niet zo gangbaar. Door het aanleggen van akkers schiep de mens omstandigheden waarin sommige soorten zich bijzonder thuis voelden en een plaag konden worden.

De Herik, sinapis arvensis in het latijn, is een 20 tot 100 cm hoge plant met grof getande, ruw behaarde bladeren. De zwavelgele bloemen, die te zien zijn tussen mei en augustus, zijn ongeveer twee centimeter in doorsnee. Het is nog steeds een algemene plant, maar nu voornamelijk in wegkanten en op braakliggende grond.

In deel 1 van het boek Wilde Planten, in 1970 uitgegeven door Natuurmonumenten, wordt met weemoed teruggeblikt op '…al het moois waardoor onze graanvelden eens werden opgefleurd (...) Korenbloem, Bolderik, Dauwnetel, Gewone Klaproos, Smalbladige Wikke en Herik kwam men bijna overal tegen.' De tijden veranderen en de blik waarmee we naar de natuur kijken ook. Op weg naar het stadje aan de IJssel hebben we geen Herik gezien. Wel een paar fraaie boerderijen en prettig gelegen huisjes.

'De groote boomgaarden beloven veel, het vee vindt er blijkbaar goede weide, gerst en tarwe een weelige grond,' staat er bij Craandijk. Maar ook hier is het een en ander gebeurd, vooral in de middeleeuwen. 'Niet altijd konden landbouw en nijverheid er de welvaart verspreiden, die de vrucht des vredes is.'

Ook IJsselstein heeft geleden onder de langdurige vete tussen de graven van Holland en de bisschop van Utrecht, misschien nog wel meer dan de vorige steden die we bezochten. Met list, bedrog, kidnapping, afpersing, plundering, belegering, moord en verwoesting hebben de verschillende partijen geprobeerd de overhand te krijgen. En dat gedurende meer dan driehonderd jaar, vanaf de stichting van kasteel IJsselstein, tot aan de regering van Karel de vijfde.


In de vroege middeleeuwen was het dorp Eiteren hier de belangrijkste kern. Het kapittel van st. Maria te Utrecht verzorgde de rechtspraak en inde de huur en de tienden, de inkomstenbelasting die een tiende van de opbrengst van het land bedroeg. Door de polder Heeswijk, tussen Montfoort en IJsselstein, loop nog de smalle Tiendweg, een naam die hieraan herinnert.

Omstreeks 1150 begon Gijsbrecht van Amstel, een neef van de beroemde Gijsbrecht die het met graaf Floris V aan de stok had, met de bouw van het kasteel. Als we de tamelijk moderne buitenwijken doorkruist hebben parkeren we de auto op de Kasteellaan die grenst aan het voormalige kasteelterrein. Van de eens behoorlijk grote burcht rest alleen nog een forse vierkante toren. Men zegt dat die toren gebouwd is door Rombout Keldermans II, gestorven in 1531 en bouwmeester van de Vleeshal in Middelburg, de toren van Zierikzee en nog veel meer gebouwen en vestingwerken in Nederland en Vlaanderen.

Craandijk ziet in de toren, die alleen een wenteltrap bevat, vooral een uitkijkpost. 'Ik voor mij althans acht het colossale gevaarte met zijn breede trappen en zijn stevig muurwerk niet louter voor een "statietoren" bestemd.'




NB: Dit verhaal is geschreven in 2004 en eerder gepubliceerd in de Artishockberichten, programmablad van de vereniging Artishock in Soest en op het Volkskrantblog. 


Tekening: Gerard Kuit
 
Bronnen: Wandelingen door Nederland, Utrecht - J. Craandijk, 1874; Wij trekken door Utrecht - Rinke Tolman, 1935; ENSIE lexicon 1952; Wilde Planten - Natuurmonumenten, 1970; Kastelengids van Nederland - Kransberg en Mils, 1979; Monumenten in Nederland - Utrecht, 1997
 
Links:





Oude foto's en historische informatie is te vinden bij Streekarchief Rijnstreek en Lopikerwaard



vrijdag 7 juni 2013

Het groene hart 10 – Montfoort, het oude Stadhuis en de IJsselpoort


Wellicht zijn er lezers die, aangestoken door onze verhalen, ook eens gaan kijken in de oude Utrechtse stadjes die in deze serie beschreven worden. De zondagochtend is daar bijzonder geschikt voor. Het is dan uitgestorven stil, de ene helft van de bevolking ligt nog in bed en de andere helft zit in de kerk. Of de verhouding werkelijk fiftyfifty is kan ik natuurlijk niet nagaan, maar op straat zie je in ieder geval niemand.


Ik zou dan wel aanbevelen te wachten tot het voorjaar. De oude gevels en smalle straatjes mogen dan voor de liefhebber hartverwarmend zijn, bij een temperatuur van rond het vriespunt en met een gure wind hou je het toch niet al te lang vol. Gerard en ik besluiten dan ook in Montfoort nog één bezienswaardigheid mee te pikken en dan terug naar huis te rijden.


We wandelen de Hofstraat, die achterlangs de kerk loopt, uit en komen aan bij het merkwaardige stadhuis. Het in aanleg 14e eeuwse pand, heeft een uit de 18e eeuw daterend, hoog, zadeldak tussen twee trapgevels dat wordt bekroond door een aardig klokkentorentje. Het vormt een voor Nederland unieke combinatie met de eraan vast gebouwde IJsselpoort.

Het stadhuis werd in 1676 verbouwd ten behoeve van de vierschaar, de door vier scharen (banken) afgezette rechtszaal. In de 18e eeuw werd het aan de kant van de rivier uitgebreid met een vleugel, in de 19e eeuw kreeg het een nieuw bordes. In de jaren '60 van de afgelopen eeuw werd het stadhuis gerestaureerd en ontpleisterd. De gevels en ramen werden gereconstrueerd naar 18e eeuwse vormen.

Tegenwoordig is er een restaurant en stadscafé in gevestigd en even twijfelen we of we niet liever de warmte van de gelagkamer op zullen zoeken. Maar we vermannen ons en lopen onder de poort door. Naast de doorgang zien we weer een overblijfsel van het middeleeuwse strafsysteem waar we in Woerden en Oudewater ook al voorbeelden van tegenkwamen.

'Gelijk in Woerden de ijzeren halsband nog prijkt aan het stadhuis, ' schrijft Craandijk, 'zoo hangen hier nog beide steenen aan den ketting, die de "quade wiven" in den goeden ouden tijd moesten dragen.'

Heer Guyotte van IJsselstein stelde in 1336 deze heilzame straf in voor het geval dat '…een kwaad wijf een goede knaap te hoofde sprak met kwade woorden…' of '…dat twee vrouwen malkander uitscholden.' Men liet de misdadigster '…eenen steen om den hals rondom de poorten dragen, tenzij zij liever eene boete van een pond wilde betalen…' Maar ja, dat was 'den goeden ouden tijd', kom daar nu nog eens om !


Tegenwoordig liggen oude stadspoorten vaak midden in drukke steden, terwijl je oorspronkelijk natuurlijk direct buiten de stad stond, als je onder de poort doorging. In Montfoort kun je dat nog ervaren. Als je de smalle IJsselbrug overloopt, langs het groen en wit geschilderde houten brugwachtershuisje dat een beetje te verschimmelen staat, ben je zo goed als de stad uit.

Er staan nog een paar huizen, maar een klein eindje rechtuit de Doeldijk op en je loopt tussen de weilanden. De moderne uitbreidingswijken, die Montfoort natuurlijk ook heeft, liggen aan de andere kant van de rivier, ten oosten en ten zuiden van de oude binnenstad. Wel aan deze kant, maar meer naar het westen, ligt nog een industrieterreintje.

Vanaf de brug heb je dus een uitzicht op de stad dat niet heel veel zal verschillen van wat Craandijk aan het eind van de 19e eeuw aantrof. 'De ligging van het oude stadje is, van hier te zien, niet onbevallig…' schrijft hij. Al vond hij er verder niet zoveel aan: 'De groote, nieuwe Roomsche kerk is nog wat nieuw en kaal…' Die kerk, vanaf de brug helemaal rechts, is in 1925 vervangen door een nog nieuwer exemplaar.

Maar ook over de oude Hervormde kerk, waarvan de spits net boven het dak van het Stadhuis uitsteekt, schrijft hij dat: '…die overigens niets bezienswaardigs heeft…'. Het Stadhuis annex stadspoort wordt afgeserveerd met: '…de IJsselpoort heeft niets bijzonders…' en ook het kasteel bezoekt hij '…niet om het gebouw zelf…'. Eigenlijk kan alleen de oude commanderij de dominee bekoren.

Laat al dit gezuurpruim u niet weerhouden van een bezoek aan Montfoort want het is een heel aardig stadje dat, afgezien van de behandelde oudheden, nog heel wat mooie geveltjes en knusse straatjes heeft.

Dominee Craandijk wandelt vervolgens door via IJsselstein naar Utrecht, maar schrijft daarbij: 'Deze togt vordert een langen zomerdag…' Hij vermeldt dat er tijd te winnen is door van Montfoort naar IJsselstein een rijtuig te nemen en: 'Voor het laatste gedeelte kan men welligt gebruik maken van de stoomboot, die van IJsselstein op Utrecht vaart.'

Wij bewaren IJsselstein voor een andere, hopelijk warmere, gelegenheid.



NB: Dit verhaal is geschreven in 2003 en eerder gepubliceerd in de Artishockberichten, programmablad van de vereniging Artishock in Soest en op het Volkskrantblog. 


Tekening: Gerard Kuit
 
Bronnen: Wandelingen door Nederland, Utrecht - J. Craandijk, 1874; Wij trekken door Utrecht - Rinke Tolman, 1935; ENSIE lexicon 1952; Kastelengids van Nederland - Kransberg en Mils, 1979; Monumenten in Nederland - Utrecht, 1997
 
Links:

Website van de gemeente Monfoort

Website van kasteel Montfoort



Lokatie Montfoort op Google Maps 

Oude foto's en historische informatie is te vinden bij Streekarchief Rijnstreek en Lopikerwaard



vrijdag 24 mei 2013

Het groene hart 9 - Montfoort, kerk, kasteel en commanderij



De naam Montfoort wordt op verschillende manieren uitgelegd. De ene lezing is dat het afgeleid is van 'Mons Fortis', sterke berg en dat zou slaan op de versterking die hier halverwege de 12e eeuw gebouwd werd op last van bisschop Godfried van Rhenen. Op de website van de gemeente wordt als tweede verklaring de oude benaming Castrum Muntford gegeven, wat afgeleid zou zijn van Mundevoorde, een doorwaadbare plaats. Het 'foort' kan dus slaan op 'fort', maar ook op 'voorde' zoals bij Amersfoort.


De bisschop van Utrecht was in ieder geval voortdurend in conflict gewikkeld met de machthebbers van de hem omringende graafschappen, Holland en Gelre. 'Dit sterke kasteel moest een voormuur tegen Holland zijn.' Schrijft dominee Craandijk. 'De burggraven die er op gesteld werden, trachtten evenzeer zich onafhankelijk te maken als zoovele anderen, en hun titel in dien van Heeren van Montfoort te verwisselen…' Zo creëerde de bisschop dus een nieuw probleem. De slotvoogden die door hem werd aangesteld probeerden vlijtig om via Montfoort een onafhankelijke positie te verwerven.

In 1329 leek dat zo'n beetje gelukt te zijn. Montfoort kreeg stadsrechten en werd een vrijstad tussen Holland en het Utrechtse Sticht. Voordien en nadien leenden de Montfoorters hun diensten wisselend aan de graven van Holland en de bisschoppen van Utrecht. In 1301 hielpen ze, onder aanvoering van burggraaf Zweder, de Hollanders in een veldslag waarin de bisschop Willem van Mechelen sneuvelde. Wat later verzoende Jan van Montfoort zich weer met bisschop Filips van Bourgondië. Een andere Jan hielp bisschop David van Bourgondië in zijn gevecht tegen Maximiliaan van Oostenrijk.


Pas onder Karel V nam al dit gewoel een beetje af, of zoals Craandijk het zegt: '…de nieuwe tijd werd geboren en uit de menigte van min of meer onafhankelijke staatjes begon zich, door de ijzeren vuist en het koele hoofd van Karel V, een machtig rijk te vormen.'

Het werd daarmee nog niet direct pais en vree in Montfoort. 'De Spanjaarden hielden er in 1574 deerlijk huis, en de Franschen spaarden het in 1672 niet.' Toen werd dus onder meer het kasteel grotendeels verwoest. En in de 18e eeuw nog '…legde een zware brand er de kerk en 70 huizen in de asch.' In de hervormde kerk, waar je als vanzelf naar toe wandelt als je onder de poort van het kasteel doorloopt, ligt volgens Craandijk '…een uitgesleten zerk. Daaronder is de kelder, waar de onrustige burggraven met de hunnen ter ruste werden gelegd.'

Volgens 'Monumenten in Nederland' is het de grafsteen van Charlotte van Brederode, vrouwe van Montfoort, overleden in 1529. De kerk zelf, die volgens de dominee '…niets bezienswaardigs heeft…', is een tamelijk grote, laatgotische, kruiskerk. Hij is uitgevoerd in rode baksteen, heeft een vijfzijdig koor en een halfingebouwde westtoren met een ranke spits. Hij staat er knus op een sfeervol pleintje met lage boompjes en bankjes.


Achter de kerk, op de hoek van een smal straatje, is een kapelletje met daaraan vast gebouwd een oud pand met een grote inrijpoort. In Craandijks dagen was er een grutterij in gevestigd (een 19e eeuwse kruidenier), maar in zijn fantasie ziet de dominee geharnaste ridders te paard door de poort naar buiten draven: '…gelijk het edelen paste van hoogen naam en kloeken moed (…) de gebaarde lippen hadden op menig oorlogsveld den donderende wapenkreet laten weergalmen, die in de ooren der ongeloovigen zo'n vreeselijken klank had (…). De rooden kap, die het hoofd bedekt, verbergt de geschoren kruin, maar het witte kruis op den zwarten mantel toont het (…). Het zijn de geduchte ridders van st. Jan van Jeruzalem, de Malthezer ridders (…) gezegend door menigen kranken pelgrim, door menigen gewonden krijgsman, dien zij hadden verpleegd in hun hospitaal te Jeruzalem.'

De ridders van de Johannieter orde hadden in Montfoort hun commanderij gesticht onder aanvoering van de Utrechtse balijer Bernhard van Duven. De ridderorde werd rond 1050 in het beloofde land opgericht en het hoofdkwartier was lange tijd gevestigd op Malta. De hospitaalridders waren de inspiratie voor het rode kruis, maar volgens deskundigen zijn de kruisridders er ook de schuld van dat er nu nog steeds hevige spanningen zijn tussen Christendom en Islam. *) Op verschillende plaatsen in Nederland hadden zij hun commanderijen.

Een bijzonder mooi voorbeeld is de, overigens grotendeels gereconstrueerde, commanderij van st. Jan in Nijmegen. Van het oorspronkelijke complex in Montfoort resteren nu alleen nog een overdekte kloostergang, de inrijpoort en een kapel. Het geheel wordt beheerd door dezelfde organisatie die in het kasteel het restaurant exploiteert. De kapel is te huur voor recepties en trouwerijen.


*) Zie: In het spoor van de kruisridders - Terry Jones en Alan Ereira, Teleac 1996. 
De protestantse tak, de Johanniterorde, is nog steeds actief in het verzorgen van zieken. Alleen Protestante leden van de adel kunnen lid worden. ZKH Prins Berhard was lange tijd landscommandeur. Informatie is te vinden op: www.johanniter.nl In Duitsland bestiert de orde een groot aantal ziekenhuizen en kuuroorden, zie: www.johanniterorden.de , ook in Zweden zijn de Johanniters actief: www.johanniterorden.se.

NB: Dit verhaal is geschreven in 2003 en eerder gepubliceerd in de Artishockberichten, programmablad van de vereniging Artishock in Soest en op het Volkskrantblog.



Tekening: Gerard Kuit
 
Bronnen: Wandelingen door Nederland, Utrecht - J. Craandijk, 1874; Wij trekken door Utrecht - Rinke Tolman, 1935; ENSIE lexicon 1952; Kastelengids van Nederland - Kransberg en Mils, 1979; Monumenten in Nederland - Utrecht, 1997
 
Links:

Website van de gemeente Monfoort: www.montfoort.nl

Website van kasteel Montfoort.


Lokatie Montfoort op Google Maps

Oude foto's en historische informatie is te vinden bij Streekarchief Rijnstreek en Lopikerwaard



vrijdag 17 mei 2013

Het groene hart 8 - Langs de Hollandse IJssel naar het kasteel van Montfoort


We rijden van Oudewater naar Montfoort langs de Hollandse IJssel, een rivier die zich in de buurt van IJsselstein afsplitst van de Lek en zich bij Krimpen aan de IJssel net zo vrolijk weer bij diezelfde grote rivier aansluit. Samen omsluiten de beide waterlopen de Krimpenerwaard en de Lopikerwaard.

Tot in de middeleeuwen waren hier uitgestrekte moerassen die vanaf de 11e eeuw ontgonnen werden door middel van het 'cope-systeem'. De landsheer, hier de bisschop van Utrecht, verpachtte het recht op ontginning tegen een vastgestelde koopsom, een 'cope', of een periodieke betaling. Plaatsnamen als Willeskop en Benschop, beide gelegen in de Lopikerwaard herinneren hier aan.



De ontginners groeven evenwijdige sloten in het drassige veengebied om het overtollige water af te voeren. Die sloten stonden haaks op natuurlijke waterlopen, in ons geval de IJssel, of gegraven kanalen of weteringen. Zo ontstonden kavelstroken van 30 roeden breed en zes voorling diep, ongeveer 115 bij 1250 meter. De boerderijen werden doorgaans op de kop van de kavel langs de hoofdwetering of rivier gebouwd. Vandaar dat je hier veel boerderijenlinten tegenkomt. Afgezien van lege weilanden en boerderijen is er, tussen Oudewater en Montfoort, niet veel te zien, zeker niet in de winter.


Montfoort is een stad die zijn ontstaan dankt aan de rivaliteit tussen Utrecht en Holland. Omstreeks 1170 liet de Utrechtse bisschop Godfried van Rhenen hier, ten zuiden van de IJssel, een kasteel bouwen. Tussen de burcht en de rivier ontwikkelde zich in de daarop volgende eeuwen een nederzetting, die in 1329 stadsrechten kreeg.

Gerard en ik rijden de stad binnen over de provinciale weg die, rond 1930, met weinig gevoel voor historie, dwars over het voormalige kasteelterrein is aangelegd. In 1991 heeft men, wellicht berouwvol, een poging gedaan deze harteloze daad een beetje goed te maken en een deel van de funderingen van het slot weer zichtbaar gemaakt. Achter een bushalte zien we inderdaad wat oude muurresten.

Maar niet alles is verloren gegaan. We zetten de auto neer naast het moderne stadskantoor, gebouwd in 1990 en constateren, als we daar omheen wandelen, dat er nog een belangrijk deel van de oude gebouwen gespaard is gebleven. Ze behoren niet tot het hoofdgebouw want, zoals dominee Craandijk ons meldt: 'Het oude slot van Montfoort is gesloopt; de Franschen, die in deze streken zooveel onaangename herinneringen achterlieten, hebben 't in 1672 in de lucht laten springen. Wat er van over is, is een deel van de sterke voorpoort, die eens naar de opperhof leidde.'


Het kasteel van Montfoort was lange tijd in gebruik als gevangenis. 'Gij zoudt zoo niet zeggen.' Schrijft Craandijk. 'Het witte gebouw met zijn groote ramen rijst vriendelijk tusschen bloemen en heesters uit de gracht. (…) Trouwens, het is hier ook eigenlijk een opvoedingsgesticht, want het is de gevangenis voor jeugdige vrouwelijke veroordeelden. Hier wordt de straftijd doorgebragt der minderjarige meisjes, die om misdrijf zijn gevonnisd, maar hier worden ook de verwaarloosde kinderen opgevoed, die als bedelaressen of landloopsters opgroeiden, of misdrijven pleegden, zonder geacht te kunnen worden met oordeel des onderscheids gehandeld te hebben.'

De dominee roemt het vooruitstrevende en, voor die tijd zeker, milde regime: 'Het inwendige van het gebouw herinnert aan een kostschool (…) nergens tralies, of grendels, of zware knarsende sleutels. (…) De meisjes, op 't oogenblik 67 in getal, zien er frisch en gezond uit. (…) Het moet voor menigeen een zegen zijn geweest, onttrokken te worden aan de omgeving van zonde en ellende, waarin zij opgroeiden.'
Wel maakt hij zich zorgen over wat er met de meisjes gebeuren zal als ze eenmaal weer in vrijheid worden gesteld. 'Een gevaarlijke tijd is 't voor haar, als de deuren der gevangenis opengaan en zij op eens weer, in volle vrijheid, in 't midden der de maatschappij staan. Vrij maar met de onuitwisbare vlek van een vonnis. Mocht onze Tweede Kamer eens tijd vinden tot het bewerken van een goede wet, die den overgang tusschen gevangenis en vrijheid regelt.'

Inmiddels kennen we proefverloven en half open inrichtingen en zijn we daar, volgens sommigen, zover in doorgeschoten dat het wel weer wat strenger mag. In 1968 werd het Rijksopvoedingsgesticht in Montfoort gesloten. Op het terrein staat nu het nieuwe gemeentehuis en een complex seniorenwoningen. In het oude gedeelte is een restaurant gevestigd.



NB: Dit verhaal is geschreven in 2003 en eerder gepubliceerd in de Artishockberichten, programmablad van Vereniging Artishock in Soest  en op het Volkskrantblog


Tekening: Gerard Kuit
 
Bronnen: Wandelingen door Nederland, Utrecht - J. Craandijk, 1874; Wij trekken door Utrecht - Rinke Tolman, 1935; ENSIE lexicon 1952; Kastelengids van Nederland - Kransberg en Mils, 1979; Monumenten in Nederland, Utrecht - Zwolle, 1997
 
Links:


Website van kasteel Montfoort

Monfoort op Wikipedia 

Lokatie Montfoort op Google Maps 

Oude foto's en historische informatie is te vinden bij Streekarchief Rijnstreek en Lopikerwaard



dinsdag 7 mei 2013

Het groene hart 7 - Oudewaters woelige verleden


In welk jaar Oudewater precies ontstaan is weten we niet. Omstreeks 1100 werd er vermoedelijk een eerste kerk gebouwd. In 1239 wordt er voor het eerst melding gemaakt van een nederzetting en in 1265 krijgt Oudewater van de Utrechtse bisschop stadsrechten. Daarmee hoopt de bisschop een sterke grensvesting tegen de Hollanders te creëren, maar al in 1280 moet hij de stad in onderpand aan de graaf van Holland afstaan. Pas na de provinciale herindeling van 1970 zal Oudewater weer binnen de grenzen van Utrecht terugkeren.

Maar in de tussentijd is er wel het een en ander gebeurd. In 1321 werden de eerste stadsmuren gebouwd, om een vrijwel rechthoekig terrein ten oosten van de kerk. De verdedigingswerken werden verbeterd en uitgebreid na 1572, toen de stad de zijde van de prins van Oranje koos. Desondanks namen de Spanjaarden de stad in 1575 in en moordden ze vrijwel de gehele bevolking uit. Volgens de overlevering wisten slechts drie personen zich te verstoppen terwijl rondom hen Oudewater platgebrand werd.

De periode na de ramp, die bekend staat als 'de Oudewaterse moord', geldt als een bloeitijd waarin vooral de touwfabricage sterk opkwam. Aan die tijd herinneren nog verschillende bedrijfsgebouwen, waaronder een zogenaamde touwbaan, een enorm lange schuur, van 350 meter lengte. En de vele prachtige woonhuizen in het centrum. Voor wie zich in de touwmakerij wil verdiepen is er het touwmuseum aan de Reijersteeg, dat overigens, net als de heksenwaag, in de wintermaanden gesloten is.


In de 19e eeuw worden de stadsmuren afgebroken en halverwege de 20e eeuw komen er vooral ten noorden van de binnenstad wat nieuwbouwwijken. De oude stad is nu een beschermd stadsgezicht. Je wandelt er door straten vol monumentale panden, genietend van al die mooie trapgevels met siermetselwerk, natuurstenen ontlastingsbogen boven stijlvolle vensters, gevelstenen en zuiltjes met beeldhouwwerk. Om beurten wijzen we elkaar op het volgende leuke pandje, maar na een tijdje houden we op met het lezen van alle informatiebordjes. In Oudewater is gewoon teveel te zien voor één koude zondagochtend.

Wel bewonderen we de forse hervormde kerk, die een karakteristieke torenspits heeft met een zadeldak en een uitwendige klokkenstoel. Daarin hangt nu een kopie van het oorspronkelijke klokkenspel, dat door Gerrit Both in 1600 gegoten werd. Het origineel staat binnenin de kerk. De eerste aanzet voor het gebouw werd in de 13e eeuw gegeven, maar het grootste deel van de huidige kerk is in de 14e en 15e eeuw gebouwd. Volgens een plaquette is het onderstuk van de toren extra robuust uitgevoerd omdat de kerk ooit vlakbij de stadsmuur stond. In de kerkstraat was vroeger, in een opvallend dwars op de straat gebouwd huis, de pastorie gevestigd. Het huis wordt heel toepasselijk 'het dwarshuis' genoemd.

Achter de kerk, aan de overkant van de IJssel, zien we de vervallen fabrieksgebouwen van Six mengvoeders. In 1913 werd de fabriek hier gevestigd in oude soldatenbarakken uit 1798. Nu staat de boel heel schilderachtig en treurig te vervallen. *)


We wandelen langs het aardige stadhuis, dat na de brand van 1575 opnieuw opgebouwd werd. In de 17e en 19e eeuw is het verbouwd en in 1968 nog eens door brand verwoest. Alles is nadien weer keurig hersteld en de rijk versierde trapgevel, met beeld van vrouwe Justitia, het bordes en het klokkentorentje staan er nu weer netjes bij.

We staan nog even stil bij een 17e eeuws winkelpandje dat te koop staat. Prachtig uitzicht aan de achterzijde, parketvloer en moderne keuken. Tussen de affiche en het raam plakt een dode vlieg, boven het raam een mooie gevelsteen. Verderop hangt een heks van draadijzer aan een ander leuk geveltje.

Door de nog altijd gure wind weer behoorlijk afgekoeld keren we terug bij de Waag. Gerard maakt een paar foto's en alsof een hogere macht ons een schouderklopje wil geven, schijnt de laagstaande zon net op dat moment even door het wolkendek.

Na dit bijzondere moment laten we ons nu wel verleiden door de erwtensoep van het aan de markt gelegen restaurantje. Dat is natuurlijk ook in een historisch pand gevestigd: het Arminiushuis uit 1601. Het ontwerp van de gevel wordt toegeschreven aan Hendrik de Keyzer. Op deze plaats stond het geboortehuis van Jacob Hermanszoon Arminius (1560 - 1609), theologisch hoogleraar in Leiden, die de grondlegger was van wat later de Remonstrantse Broederschap zou worden. Nu serveert men er een goede, stevige snert met een roggebroodje met spek.


NB: Dit verhaal is geschreven in 2003 en eerder gepubliceerd in de Artishockberichten, programmablad van de vereniging Artishock in Soest en op het Volkskrantblog.

*) De kazerne waarin de fabriek van Six gevestigd was is in 2005 afgebroken. Er zijn inmiddels op dezelfde plaats woningen gebouwd, ongeveer in de vorm van het oude complex, de zogenaamde garnizoenswoningen. Zie deze website 


Tekening: Gerard Kuit

Bronnen: Wandelingen door Nederland, Utrecht - J. Craandijk, 1874; Wij trekken door Utrecht - Rinke Tolman, 1935; ENSIE lexicon 1952; Kastelengids van Nederland - Kransberg en Mils, 1979; Monumenten in Nederland, Utrecht - Zwolle, 1997
 
Links:

Website van de gemeente Oudewater: www.oudewater.nl

Oudewater op Wikipedia 

Jacobus Arminius op Wikipedia 

Oudewater op Google maps 

Oude foto's en historische informatie zijn te vinden bij Streekarchief Rijnstreek en Lopikerwaard