woensdag 28 november 2012

De Langbroeker Wetering 3 – Frisse weiden en een heldere vliet.


Van het edele huis Rijsenburg, het eerste dat wij aan de Wetering zouden hebben gevonden, als wij een eeuw vroeger hadden geleefd, is niets meer over dan een poortje.’ Meldt dominee Craandijk al in 1883, ‘…maar zulk een poortje kan er wel eens geestig en schilderachtig uitzien. De laan achter het ons reeds bekende Rijsenburgsche kerkje loopt er regt op aan.’

Ruim honderd jaar later rijden Gerard en ik dus om het kerkje heen, om bijna direct af te remmen omdat onze aandacht getrokken wordt door een opvallend monument op het kerkhof. Het lijkt wel een groot, donker grijs, stenen bed, ‘…wel wat zwaar van vorm, maar het munt uit door een kunstig gebeeldhouwd kleed, in breede plooijen neerhangend…’ Het is de tombe van de familie van Rijckevorsel, in 1856 gemaakt door de Utrechtse beeldhouwer E.F.Georges. Het kleurige wapen, dat erboven aan de kerkmuur hangt, is van Johannes Zwijssen, aartsbisschop en stichter van het Groot Seminarie.

 ‘Wilgen, slooten, weiden, elzen...'

Een stukje verder de Rijsenburgselaan in passeren we de Rooms katholieke school, annex missiehuis. Een rood bakstenen gebouw uit het begin van de 20e eeuw, dat in de verte wel wat aan ons eigen Soester Artishockgebouw doet denken, van oorsprong een R.K. bejaardengesticht uit 1868. Daarna komen we door een flinke nieuwbouwwijk, met frisse woningen, strak geschoren gazons en jonge boompjes die zich aan palen rechtop houden. Maar ook dat gaat weer voorbij en tussen de weilanden door bereiken we uiteindelijk de weg langs de Wetering.


Aan de overkant van het water ligt de voormalige ridderhofstad Rijsenburg, de naam staat in grote letters op een van de schuren. Al in 1268 wordt vermeld dat Rijsenburg door Gijsbrecht van Aemstel wordt verwoest. Later wordt het geroemd als ‘…een der schoonste ridderhofsteden van het Sticht…’. Het voormalige poortgebouw is niet meer dan een rechthoekig bouwsel met een even rechthoekige doorgang, het dateert uit 1635.

Wie het niet heeft gezien, heeft er niet veel aan verloren…’, oordeelt Craandijk. De bijbehorende middeleeuwse ridderwoning werd in de 19e eeuw gesloopt. De boerderij die er nu nog staat is van oorsprong 18e eeuws en maakte ook deel uit van het complex. Dat moest ook om toegelaten te worden tot de lijst van Utrechtse ridderhofsteden, verder was een gracht en een ophaalbrug vereist.


We slaan linksaf en volgen de Wetering, aan onze linkerhand liggen weilanden, rechts aan de overkant van het water is een strook bos. Hier en daar staat een mooie boerderij, het is rustig en er schijnt een bleek zonnetje. ‘Wilgen, slooten, weiden, elzen geven er een echt Hollandsch voorkomen aan…’, jubelt de dominee, om verder de lof te zingen over de heldere vliet, de witte wolken, de frisse weiden, de fijne grijze grintweg. ‘…zoo rijk is de afwisseling van schaduw en licht, dat wij een aangenamen indruk van het geheel ontvangen.’ En dat vooral dankzij ‘…het water dat wij liefhebben en dat aan onze landschappen leven geeft.’

Zes hectaren van het weiland links behoren tegenwoordig toe aan Het Utrechts Landschap, het is het terrein van een voormalige kurkfabriek en wordt daarom ‘De kurk’ genoemd. Het grasland is er rijk aan bloemen en er komen ringslangen en heikikkers voor.

Bij de eerste gelegenheid nemen we een bruggetje de Wetering over en rijden we naar de Kromme Rijn toe. De fraaie boerderij bij het bruggetje heet ‘Broekhoeve’ de weg de Broekweg, zo worden we voortdurend herinnerd aan de zompige aard van de landstreek. Bij het volgende boerderijtje, ‘Jachtrust’ uit 1865, maakt de weg een scherpe bocht naar rechts. In de verte zien we de torenspits van Werkhoven en niet lang daarna de torentjes van kasteel Beverweerd, ons volgende reisdoel.



Deze verhalenreeks is geschreven in 2001, voor het programmablad van vereniging Artishock in Soest, en eerder verschenen op het Volkskrantblog. De situatie ter plaatse kan inmiddels veranderd zijn.


Tekening: GerardKuit

Rijsenburg vormt een gemeente met Driebergen, meer informatie is dan ook te vinden op www.driebergen.net.

Zie Wikipedia over Rijsenburg 

Bronnen: J. Craandijk: Wandelingen door Nederland - Utrecht, 1874;  ENSIE lexicon 1952; Handboek Natuurmonumenten, 1996; Monumenten in Nederland - Utrecht, 1997; Landschapsgids voor Utrecht – Stichting het Utrechts Landschap, na 1997.


woensdag 21 november 2012

De Langbroeker Wetering 2 – Rijsenburg


Het dorp Rijsenburg is gesticht bij een kasteel dat ooit aan de Langbroeker Wetering lag. Het was een engdorp, waar akkerbouw bedreven werd op een eng, een hoger gelegen stuk land, tegen de Utrechtse Heuvelrug aan. De moeraslanden langs de Kromme Rijn, ooit de hoofdstroom van de Rijn voordat die in 1122 bij Wijk bij Duurstede afgedamd werd, waren daar minder geschikt voor. Halverwege de 12e eeuw werd de wetering gegraven en nam de ontginning van het gebied een aanvang. Later bouwden de grondbezitters er hun ridderhofsteden en versterkingen.

Het Schaepman-monument

Van kasteel Rijsenburg is niet veel meer over, het dorp stamt grotendeels uit een latere periode. In 1800 kocht een Haagse fabrikant van legeruniformen, Petrus Jodocus van Oosthuyse, de heerlijkheid. Hij betrok het landgoed Sparrendaal, aan de hoofdweg en begon aan een ambitieus bouwprogramma. Hij liet een katholieke kerk bouwen, die in 1810 gereed kwam en zette er meteen een nieuwe dorpskern omheen, waar hij zijn personeel in huisvestte.

Men zegt dat hem de st. Pieter in Rome voor ogen heeft gestaan bij het ontwerp van het kerkplein, maar wie er nu rondloopt zal dat toch wat overdreven vinden. De kerk staat een stukje van de hoofdweg af en de weg er naartoe begint met een halfrond pleintje. Maar daarmee houdt de overeenkomst met het Roomse voorbeeld wel op, het is allemaal veel kleinschaliger en kneuteriger.

De kerk zelf is een leuk classicistisch bouwwerk, met een aardige toren. De huisjes rond het pleintje zijn maar één verdieping hoog, onder een rood pannendak. Ze hebben boogvormige vensters, deuren en dakkapellen en zijn tegenwoordig voornamelijk in gebruik als winkel.

Dominee Craandijk noemde het geheel ‘…meer eigenaardig, dan schilderachtig…’. Hij vond de architectuur maar stijf ‘…en daardoor volstrekt niet indrukwekkend.’ Smaken veranderen door de jaren heen, de schrijvers van het onlangs verschenen Monumenten in Nederland roemen het als het enige voorbeeld van vroeg-19e eeuwse neoclassicistische stedenbouw in ons land. Het is dan ook beschermd als dorpsgezicht.

Tegenover de kerk staat het hotel-restaurant ‘Het wapen van Rijsenburg’ uit dezelfde periode. De dominee prijst het aan als ‘…het uitstekende logement van Scholz, waar het wapen van de heerlijkheid uithangt…’. Het is een fors gebouw met een gepleisterde symmetrische gevel boven een overdekt terras.


We wandelen de hoofdstraat in, richting Driebergen. In een van de laatste huizen van het kerkplein is een rijtuigschilder gevestigd, zou die al in de 19e eeuw actief zijn geweest en van vader op zoon…? Aan de overkant van de weg staat in een plantsoentje een monument, maar eerst gaat de aandacht uit naar ‘…een groote en deftige ouderwetsche heerenhuizinge, met een torentje op het hooge dak, een ruim voorplein, stalgebouwen en grachten…’, een stukje verderop. In feite doorsnijdt de weg het buitengoed, want aan onze kant is een ruim park, de voormalige overplaats, met een waterpartij, grasveld en oude bomen, ontworpen door J.D.Zocher.

Dit is Sparrendaal, gesticht in de 17e eeuw. Het is een van de oudste buitens op de Heuvelrug, hoewel het huis dateert uit 1754. Het indrukwekkende gebouw heeft twee verdiepingen van zeven ramen breed, waarvan de middelste met een zandstenen omlijsting, in Lodewijk de 15e stijl. Op het torentje zit een zonnewijzer en soortgelijke torentjes sieren ook de koetshuizen, die aan weerskanten van het voorplein staan. In een ervan is het VVV gevestigd, maar dat is blijkbaar op zaterdag gesloten. In het andere houdt een registeraccountant kantoor. Van Oosthuyse, de bouwer van de dorpskern, bewoonde Sparrendaal tot zijn dood in 1818.

We lopen terug langs de andere kant van de weg en passeren een ruim grasveld waarachter tot 1985 het Groot Seminarie van het bisdom Utrecht lag. Het moet een flink complex geweest zijn, gelegen in een ruim park dat vroeger bij Sparrendaal hoorde.

Craandijk, die het gebouw verder niet beschrijft, vermeldt wel dat ‘…over het algemeen de R.C. geestelijkheid ten onzent haar opleiding op uitgezochte plekjes ontvangt en in de jaren harer studie in ruime mate natuurgenot smaken kan.’ Er staat nu een enorm halfrond flatgebouw.

Aan de straat ervoor staat in een rond perk een neogotisch monument. Het is zeskantig en op elke zijde wordt in reliëf een facet uit het leven van een geestelijke uitgebeeld. Het geheel wordt bekroond door een beeld van st. Joris die de draak aan zijn lans spietst. Gerard en ik proberen de wat verweerde teksten te ontcijferen. Enkele fraaie regels verwijzen naar de verdiensten van de geportretteerde: ‘Hij heeft zijn vaderland liefgehad met een liefde die alles overtrof, die geen offer te groot en geen inspanning te machtig deed achten…’ We lezen het met groeiend onbegrip.

Thuisgekomen kom ik er achter dat het een monument is voor H.J.A.M. Schaepman, die leefde van 1844 tot 1903. De reliëfs beelden hem uit als staatsman, priester, hoogleraar, dichter en man van het volk. Vanaf 1880 was hij voorman van de katholieke politieke beweging in ons land. Zijn gedichten waren, volgens mijn encyclopedie, van geringe betekenis.

Het monument is het resultaat van een prijsvraag, waarvoor de inzendingen zo tegenvielen dat jurylid P.J.H. Cuypers, die van het Rijksmuseum, uiteindelijk zelf maar een ontwerp maakte. Aardig contrast vormen de betonnen banken die om het toch wel indrukwekkende monument heen staan, volgens een opschrift: ‘Van de verfraaiingsvereniging.’



Deze verhalenreeks is geschreven in 2001, voor het programmablad van vereniging Artishock in Soest, en eerder verschenen op het Volkskrantblog. De situatie ter plaatse kan inmiddels veranderd zijn.


Tekening: GerardKuit

Rijsenburg vormt een gemeente met Driebergen, meer informatie is dan ook te vinden op www.driebergen.net.

Zie Wikipedia over Rijsenburg 



Er zijn sinds kort ook plannen om kasteel Rijsenburg weer op te bouwen, kijk maar hier http://www.landgoedrijsenburg.nl/

Bronnen: J. Craandijk: Wandelingen door Nederland - Utrecht, 1874;  ENSIE lexicon 1952; Handboek Natuurmonumenten, 1996; Monumenten in Nederland - Utrecht, 1997; Landschapsgids voor Utrecht – Stichting het Utrechts Landschap, na 1997.


dinsdag 13 november 2012

De Langbroeker Wetering 1 – De Stichtse Lustwarande



Nagenoeg evenwijdig met den schoonen straatweg tusschen het station Zeist-Driebergen en het bloeijende dorp Doorn loopt de Langbroeksche Wetering.’ Zo begint dominee Jacobus Craandijk in 1883 zijn verslag van een driedaagse wandeltocht, van Zeist langs de wetering, met een lus via Wijk bij Duurstede, over de Rijndijk naar Amerongen en terug langs Leersum en Doorn. Samen met tekenaar Gerard Kuit, voor deze keer chauffeur, rijdt ik, op een frisse, grijze, maar gelukkig droge zaterdag in februari, een deel van deze route na. Wat is er verdwenen ? Wat is er gebleven ? Wat herkennen we nog van Craandijks reisverslag in het landschap van nu ?

Ons eerste doel is het dorp Rijsenburg en we willen er net als de dominee over de straatweg vanaf Zeist naartoe rijden. Soest en Zeist grenzen aan elkaar, maar ze liggen als het ware met de rug naar elkaar toe. Er is geen directe weg van het ene dorp naar het andere. De Soesterduinen en het militair oefenterrein bij Soesterberg grenzen aan het bossen rond de Willem Arntzhoeve bij Den Dolder en het Zeisterbosch.

De kerk van Rijsenburg

De meest directe weg is het fietspad vanaf Soesterberg langs de Verlengde Slotlaan dat uiteindelijk, via de Slotlaan en het centrum van Zeist, uitkomt bij het slot. Omdat wij per auto reizen nemen we de Biltseweg vanaf Soestdijk, slaan af bij Den Dolder en steken dan de A 28 over. Om de drukte van de Slotlaan te vermijden houden we links de Krakelingweg aan en nemen uiteindelijk de Woudenbergseweg, door het Zeisterbosch. Dat maakte oorspronkelijk deel uit van de grootschalige parkaanleg die hoorde bij het Slot Zeist, ‘…het edele huis met zijn grootsche aanleg als een indrukwekkend geheel, waard om met ere genoemd te worden onder die landgoederen van de eersten rang…’.

Het slot werd aan het eind van de 17e eeuw gebouwd in opdracht van Willem Adriaan van Nassau, de zoon van Lodewijk van Nassau die een bastaardzoon was van prins Maurits. Willem hoefde niet op een paar centen te kijken. Is het slot zelf al fors, het park er omheen was ronduit immens. De Slotlaan, de hoofdas, is nu grotendeels in de bebouwing van Zeist opgenomen maar liep oorspronkelijk vijf kilometer ver de hei op.

Achter het slot liep de as verder richting Bunnik. Oorspronkelijk was er een formele, franse tuinaanleg, met geometrische vormen. De Woudenbergseweg vormde hierin een diagonale as. Aan het eind van de 18e eeuw werd op deze diagonaal de buitenplaats Beek en Rooyen gesticht. Voor dit huis vormde de Woudenbergseweg de centrale zichtas. Het Zeisterbosch werd ingericht als park bij dit nieuwe buiten.

Een oude afbeelding van Slot Zeist

In de 19e eeuw genoot de gewone Zeister er al van de natuur: ‘Menigmaal weergalmen er in den zomer de stille, woeste boschpartijen van vrolijke kinderstemmen en lustige bruiloftsliederen, terwijl de meer bedaarde wandelaars er uitrusten onder het genot van het fraaie uitzicht…’

Sinds 1994 is het eigendom van Het Utrechts Landschap, de wandelaar heeft er vrij toegang en kan er nog steeds genieten van oude lanen, een grote variatie in plantengroei en een rijk vogelleven. Langs de Woudenbergseweg is een hertenkampje, een kopje koffie kan genoten worden in het neo-gotische Jagershuis, dat tussen 1830 en ’40 werd gebouwd in opdracht van de burgemeester van Zeist, F.N.Bern de toenmalige eigenaar van het bos.

Buitenplaats Beek en Rooyen staat inmiddels aan een tamelijk druk kruispunt. Het is een niet erg opvallend grijs gebouw, geflankeerd door 19e eeuwse herenhuizen. Onze aandacht wordt meer getrokken door het hoofdkantoor van Verzekeringsbank de Kosmos, dat een stukje verderop aan de Driebergseweg staat. Het werd oorspronkelijk in 1876 gebouwd, maar kreeg in 1901 een Jugendstil – facelift naar ontwerp van P.J.Houtzagers. Vooral de ingangspartij is indrukwekkend, met bogen en pilasters.

De Driebergseweg is de hoofdstraat van de zogenaamde Stichtse Lustwarande ‘… een aaneenschakeling van rijke lusthoven, uitgestrekte bosschen, trotsche lanen, golvende bouwvelden…’ om Craandijk weer te citeren. Na 1814, toen de straatweg geplaveid werd, nam de bouwactiviteit hier een grote vlucht. Geïnspireerd en gestimuleerd door Slot Zeist, aan de ene kant en de 17e eeuwse buitenplaats Sparrendaal in Rijsenburg, aan de andere kant, bouwden de welgestelden hier hun buitenverblijven.

De opening van station Driebergen in 1844 aan de Rijnspoorweg, een van de oudste van ons land, maakte de streek nog aantrekkelijker. Rijke kooplieden konden nu snel heen en weer reizen tussen hun landhuis en de steden Utrecht en Amsterdam.

Het is ondoenlijk om alle buitengoederen apart te gaan beschrijven. ‘Wederom buitens. Men kan van het goede ook teveel hebben…’, verzucht de dominee. Maar hij corrigeert zichzelf al snel: ‘…vooralsnog verveelt ons de lange reeks van lusthoven in geenen deele.’ En er zijn er nog steeds veel in volle glorie te bewonderen, hoewel de meeste landhuizen inmiddels in gebruik zijn als kantoorpand.

De landgoederen Pavia, Hoog Beek en Rooyen, Molenbosch, Heerewegen, Schoonoord, de Breul, Heidestein, Bornia en Noordhout worden inmiddels beheerd door Het Utrechts Landschap. De laatste drie alleen al vormen een aaneengesloten gebied van ruim 600 hectare met bossen, heide, stuifzand en akkerland. Het is haast niet meer voor te stellen dat dit alles ooit particulier terrein was. Zoals het tweede huisje in Drenthe van nu, maar dan een stuk groter. Zo groot dat er zelfs een kudde Drentse Heideschapen ingezet wordt om de open gebieden voor dichtgroeien te behoeden.

In de schaapskooi op Heidestein is een informatieruimte ingericht. Voor de geïnteresseerde wandelaar organiseert Het Utrechts Landschap excursies en er is ook een NS-wandeling vanaf station Zeist-Driebergen.
Vlak voorbij dat station parkeren we de auto op het schilderachtige pleintje voor de kerk van Rijsenburg.


Deze verhalenreeks is geschreven in 2001, voor het programmablad van vereniging Artishock in Soest, en eerder verschenen op het Volkskrantblog. De situatie ter plaatse kan inmiddels veranderd zijn.


Tekening: GerardKuit



Kijk ook in de rechter kolom voor informatie over Dominee Jacobus Craandijk

Bronnen: J. Craandijk: Wandelingen door Nederland - Utrecht, 1874; Handboek Natuurmonumenten, 1996; Monumenten in Nederland - Utrecht, 1997; Landschapsgids voor Utrecht – Stichting het Utrechts Landschap, na 1997.