dinsdag 31 januari 2012

De Veluwe 8 - De Loenermark en het Huis te Eerbeek

‘Ter plaatse waar een breede zandweg, die van den grintweg tusschen Soeren en Loenen komt, den onzen kruist, om verder naar Hall te leiden, begint de landstreek in schoonheid te winnen. Zij wordt meer boschrijk, het hout wordt kloeker, het groen dichter en voller.’ Schrijft Dominee Craandijk in zijn wandelingen door Gelderland.

'Tusschen dennen en berken, beuken en eiken, eikenwallen en akkermaalsboschjes slingert zich de belommerde weg, waarop hier en daar breede stroomen van licht de koele schaduwpartijen afwisselen en de zilverwitte, grijze en roode stammen zich krachtig afteekenen tegen rijk geschakeerd loof, als de gloed der middagzon er op speelt.’



Rechts van de weg liggen de bossen van de Veluwe. Het landgoed Molenbeek dat is genoemd naar een beekje dat vroeger een papiermolen aandreef, de molen is verdwenen en de waterval die het rad liet draaien opgedroogd. In plaats daarvan zag Craandijk: ‘... boven de hooge bouwlanden van den Molenenk,  de gebouwen en den schoorsteen van eene der papierfabrieken, wier rookwolk wij ook reeds dezen morgen zagen opstijgen...’  Er staat er nog steeds een rechts in het bos.

Verder naar het westen ligt de uitgestrekte Loenermark een natuurgebied met bossen en heidevelden en een rijke wildstand. Je kunt er buizerds zien cirkelen en zelfs de wespendief, een roofvogel die van insecten leeft. De nachtzwaluw en de gekraagde roodstaart, eveneens insecteneters, komen er ook voor. Om dichtgroeien te voorkomen laat men er schapen en schotse hooglanders grazen.

Kleinere terreinen zijn Grootmoeshul, particulier eigendom, en Steilhul van Natuurmonumenten. Het laatste is ook een oud markebos, land dat vroeger gemeenschappelijk eigendom was van de omliggende dorpen. Het werd beheerd om zijn wild- en houtvoorraad en er mocht maar beperkt in gekapt worden. Deze oude bossen behoren tot de gevarieerdste van de Veluwe, voor zover ze gespaard zijn door de kapdrift van de 18e en 19e eeuw.

Craandijk vertelt dat aan het eind van de vorige eeuw de opbrengst van de Loenermark nog op ouderwetse wijze verdeeld werd: ‘Den tweeden Dinsdag na Pinksteren, op den zoogenaamden Geërfdendag, vergadert de Loener mark onder het voorzitterschap van den Heer van ter Horst, waarop door den markschrijver rekening en verantwoording van ontvangsten en uitgaven wordt gedaan en de belangen der marke worden behandeld.’ De geërfden waren de nakomelingen van de oorspronkelijke bewoners van de streek, onder wie de mark verdeeld was.

De mark van Eerbeek werd in Craandijks tijd al niet meer op de oorspronkelijk manier bestuurd, de Loenermark wordt nu beheerd door het Gelders Landschap. In onze moderne tijd is geen plaats meer voor overblijfselen van voor de allesoverheersende markteconomie. Gemeenschappelijke bossen en velden, de weidelanden ten noorden van Eerbeek heten nog de Eerbeekse Hooilanden, het doet eerder denken aan een communistische opzet. Of aan de manier waarop sommige primitieve stammen nog hun gezamenlijke akkertjes bebouwen. Bosbeheer is trouwens niet meer winstgevend, tenzij je er bungalowparken en campings bij aanlegt. 



Park bij het Huis te Eerbeek
 
Wij rijden Eerbeek (gemeente Brummen) door, langs het dorpsplein met winkeltjes en veel betonnen paaltjes tegen het parkeren.*) We steken het oude spoorbaantje over en zoeken het Huis te Eerbeek.

‘Sedert eeuwen was ‘t een adellijk huis, volgens overlevering een grafelijk jachtslot, later bewoond door de familiën van Wijnbergen, van Lamsweerde en Berns, in wier bezit het nog heden is. (...) de naam wordt reeds in het jaar 1046 als “Erebeke” genoemd (...) Langs een groote, door statige lanen omringde en door een beek ten deele begrensde weide ter linkerhand, en een nette boerderij met boomgaard ter rechter, voert de deftige beukendreef naar het ruime nieuwerwetsche grijs gepleisterde, met wilden wingert begroeide huis...’

De situatie is wel enigszins veranderd, je passeert nu eerst een modern hotel, met een parkeerplaats en een ruim gazon, waar toen wij er waren beelden tentoongesteld werden. Een grindweg met jonge beukjes voert naar het landhuis en koetshuis.

De voorgevel, van het van oorsprong 14e eeuwse huis, is wit geschilderd met lichtgrijze accenten, een stenen trap leidt naar de voordeur onder een grijze luifel. In de klassieke, wat saaie gevel is rechts een uitspringende serre die het geheel wat verlevendigt. Aan de balkonnetjes voor de ramen van de verdieping hangen vrolijke bloembakken. **)

Er is een terras voor de hotelgasten en  een park met vijver, fonteinen en mooie, oude  bomen. We lopen er door, om het huis heen, dat van achteren minder fraai onderhouden is. Het pleisterwerk is hier grijs en afgebladderd, een lelijke, moderne brandtrap staat tegen de gevel in de verwaarloosde tuin. Voor het in handen kwam van de hoteliers was het ook nog een poosje volkshogeschool, de brandweer zal wel opdracht hebben gegeven tot het plaatsen van de trap. Toch, de achterkant daargelaten: ‘De ligging tusschen het uitgestrekte wandelpark met zijn vijvers is gunstig en het uitzicht naar alle zijden fraai en vriendelijk.’




*) Eerbeek kwam pas in de 18e eeuw  tot ontwikkeling onder invloed van de toenemende papiernijverheid. Begin 20e eeuw waren er vijf papierfabrieken in het dorp. Er werd pas in 1857 een kerk in Eerbeek gebouwd, waarvan de toren nog resteert. De rest van het kerkgebouw werd in 1930 vervangen door nieuwbouw. Verder zijn er een paar fabrikantenvilla's in het dorp van rond 1900 en een schaapskooi uit de 2e helft van de 19e eeuw. In 2012 blijkt Eerbeek wat inwonertal Brummen voorbij te zijn gestreefd. Er wonen nu ruim 10.000 personen.

**) Het huis te Eerbeek behoorde oorspronkelijk toe aan het geslacht van Bronckhorst. Begin 19e eeuw liet J.H.Berns het huis moderniseren, de neoclassicistische gevel dateert uit 1872.




Deze verhalenreeks is, in 1998, geschreven voor de Artishockberichten, het maandblad van culturele vereniging Artishock in Soest. Omstandigheden ter plaatse kunnen inmiddels veranderd zijn.


Met dank aan: Juul van de Poll, bibliotheek Soest.

Tekening: Gerard Kuit

Foto: De Stripman

Bronnen: Grote historische atlas van Nederland - Wolters-Noordhof 1990; Grote topografische atlas van Nederland - Wolters-Noordhof 1987; Ontdek de Veluwe - IVN in samenwerking met de VARA 1981; Handboek Natuurmonumenten 1996; Wandelingen door Nederland, Gelderland I, door J. Craandijk - Tjeenk Willink 1894; Lexicon dorpen en steden benelux - Prisma 1984; Atlas van de Nederlandse kastelen – Sijthof 1980. De straat waarin wij wonen, Soest - Kruseman 1985.


donderdag 26 januari 2012

De Veluwe 7 – De Loenense waterval

Een bospaadje, links van de weg van Beekbergen naar Loenen, voert naar de Loenense waterval. Al in de dagen van Craandijk was dit een toeristische attractie. ‘Onder het zeer weinige dat ons aangaande den omtrek bekend was, behoorde de wetenschap, dat er op eenigen afstand een niet onaanzienlijke val werd gevonden. (...) Afgedaald van den hoogte komen wij op het pad langs de beek, een laantje van sparretjes en eikjes, jong nog wat stijf.’

Dan komt hij aan bij de waterval: ‘’t Is geen Zwitserschen of Noorweegsche bergstroom, die donderend neerstroomt langs machtige klippen en wolken van schuim doet opstuiven in zijn geweldigen verbolgenheid. Wij zouden wel dwaas moeten zijn, om iets dergelijks hier op de Veluwe te verwachten en verkeerd zouden wij doen, als wij de herinnering aan zulke overweldigende natuurtooneelen ’t genoegen lieten bederven, dat het zicht van dezen Loenenschen waterval ons bereiden kan.(...) In vier afdeelingen stort het water trapsgewijze neder en tamelijk breed is het heldere, blinkende vlies, dat ruischend en klaterend neerdaalt. (...) ’t Zou een uitnemend en begeerlijk sieraad voor een landgoed zijn, gelijk hij aan de Loenense omtrek een eigenaardige aantrekkelijkheid geeft.’


 Rijkswaterstaat heeft er nu een parkeerplaatsje aangelegd waar een friettent staat. We lopen het bos in langs de spreng, een helder stroompje, de jonge boompjes zijn intussen flink uitgegroeid tot eiken van een meter of twintig hoog. In de verte klinkt het ruisen van water en het geschreeuw van spelende kinderen. De waterval is van een zeldzame kunstmatigheid, een viertal gemetselde terrassen, waarin het leuk pootjebaden is.

Kinderen klimmen tegen de stroom in de terrassen op, terwijl hun ouders langs de kant foto’s maken of de videocamera hanteren. Desondanks heeft het toch wel iets schilderachtigs. In ons vlakke land zijn watervallen immers schaars. Misschien moeten we er dus niet al te lullig over doen. Craandijk schreef het al: ‘...voor ons land heeft hij een hoogte, die door zeer weinigen, indien al door een enkelen, wordt geëvenaard.’

Toch had ook hij kritiek op de weinig esthetische aanpak van Rijkswaterstaat. ‘Stijf en regelmatig, van stenen gemetseld, is bodem en kant. Dat schaadt den indruk. We zouden wel willen vragen, of ’t met de belangen van het werk zoo gansch onvereenigbaar zou zijn geweest, als langs de zijden wat groote veldkeien, zooals de heide er wel opleveren zal, waren neergeworpen en opgehoopt, als wat mos en gras en waterplanten en biezen, waarvoor de milde natuur wel zou zorgen, de eenvormigheid en regelmatigheid mochten breken ? Daar zou van dit schoone plekje met zijn frisch en overvloedig water wel wat te maken zijn...’.

Hij spreekt tenslotte de hoop uit dat als de jonge aanplant wat gegroeid is het er allmaal wat aardiger uit zal gaan zien. Maar ja, bomen groeien langzaam. Of zoals het wat flauwe gezegde gaat: ‘Boompje groot, plantertje dood.’ Op de lange duur maken de tijd en de natuur veel goed van wat de mens aan lelijks op de wereld zet.



We hernemen onze reis in de richting van Loenen. Vlak voor we het dorp inrijden doorkruisen we het Loenerveld, alweer zo’n voormalig heidegebied dat nu bebost is. In het zuidwestelijk deel is een erebegraafplaats voor slachtoffers van de tweede wereldoorlog.*)

Ook Loenen hoort nu bij de gemeente Apeldoorn. Volgens Craandijk wordt het al in 838 in een oorkonde genoemd. Albricus, bisschop van Utrecht geeft het samen met de villa Sulvenda, waarschijnlijk het gehucht Zilven, in vruchtgebruik aan de ‘in Christus geliefden graaf Rodgar’. Daarna schijnt er weinig meer gebeurt te zijn. ‘Tot de oudst bekende plaatsen in den lande mag Loenen dus wel worden gerekend, al wordt zijn naam in de loop van tien en een halve eeuw ook nauwelijks meer genoemd.’ **)



Wij missen de afslag naar het huis Ter Horst dat ter noordoosten van het dorp ligt. Een beetje per ongeluk wandelt dominee Craandijk er wel langs, op weg naar het station. ‘Links volgt een breede lange vijver, met een tweetal watervalletjes, de trotse laan, terwijl aan de andere zijde van den vijver de grintweg (naar het station) voortloopt. En aan het einde der beukendreef worden wij verrast en getroffen door het gezicht op het groote deftige huis, dat daar onverwacht uit zijn grachten oprijst en zijn strenge lijnen afteekent tegen den klaren avondhemel. (...)... wij hadden niet verwacht, zulk een gebouw aan te treffen.’
Ter Horst getekend door Schipperus

Ter Horst is van oorsprong een 16e eeuws huis. Na een verbouwing aan het eind van de 18e eeuw kreeg het een neo-klassiek voorkomen, later zijn de achter- en zijgevels teruggebracht naar een 17e eeuws uiterlijk. ***)

Loenen ligt op de rand van het hoge schrale Veluweland en het meer vruchtbare weide- en landbouwgebied in het dal van de IJssel. We rijden tussen de weilanden door naar het volgende dorp: Eerbeek.




*) Het ereveld Loenen werd in 1949 aangelegd, in 1952 kwam er een monument en een houten kapel. Onder de slachtoffers die hier begraven liggen is de journalist H.B.Wiardi Beckman, in mijn woonplaats een bekende naam omdat er een straat naar hem genoemd is. Hij was secretaris van P.J.Troelstra, hoofdredacteur van Het Volk en lid van de Eerste Kamer voor de Sociaal Democratische Arbeiders Partij. Wiardi Beckman werd door de Duisters gearresteerd na een mislukte poging de Noordzee over te steken. In 1945 kwam hij om in Dachau. Daarnaast zijn er op het ereveld 125.000 bordjes met namen van vermisten.
 
**) In het deel Gelderland van de reeks Monumenten in Nederland wordt van Loenen gezegd dat het als esdorp in de late middeleeuwen is ontstaan. Bij Loenen waren oorspronkelijk drie watermolens. Twee daarvan zijn uitgegroeid tot papierfabrieken, de 'Bovenste molen' werd de Thomassen papierfabriek die in 1975 afbrandde, de 'Achterste molen' werd de nog bestaande papierfabriek 'Schut en Berends NV'. Alleen de 'Middelste molen' is nog als zodanig te herkennen. Ook dit was een papiermolen, gesticht rond 1662. Na een brand in 1886 kwam het huidige molenhuis tot stand.

***) Ter Horst werd in 1557 gesticht door Wijnand Hackfort en zijn vrouw Aleid Boshof. In 1791-92 liet Olivier Hackfort de ingang verplaatsen van de zuid- naar de noordzijde, waar een nieuwe, hardstenen voorgevel werd aangebracht. Op het dak werd een ruiter geplaatst met twee klokken. De zijkanten van het huis hebben in- en uitgezwenkte topgevels met duivengaten. De achterkant, die dus oorspronkelijk de ingang was, heeft een in- en uitgezwenkte gevel met overhoekse pinakels en vroegrenaissance siermotieven. De orangerie werd mogelijk in de 16e eeuw gebouwd als spieker, een  voorraadschuur.



Deze verhalenreeks is, in 1998, geschreven voor de Artishockberichten, het maandblad van culturele vereniging Artishock in Soest. Omstandigheden ter plaatse kunnen inmiddels veranderd zijn.


Met dank aan: Juul van de Poll, bibliotheek Soest.

Tekening: Gerard Kuit

Foto: De Stripman

Bronnen: Grote historische atlas van Nederland - Wolters-Noordhof 1990; Grote topografische atlas van Nederland - Wolters-Noordhof 1987; Ontdek de Veluwe - IVN in samenwerking met de VARA 1981; Handboek Natuurmonumenten 1996; Wandelingen door Nederland, Gelderland I, door J. Craandijk - Tjeenk Willink 1894; Lexicon dorpen en steden benelux - Prisma 1984; Atlas van de Nederlandse kastelen – Sijthof 1980. De straat waarin wij wonen, Soest - Kruseman 1985.


woensdag 18 januari 2012

De Veluwe 6 - Beekbergen en omgeving

Aan het eind van de mooie Berg en Dalweg, die golvend tussen de bossen van Hoenderloo naar Beekbergen gaat, rijden we een wildrooster over. We slaan hier linksaf de Arnhemseweg op, een zijtak van de A-50, de grote weg van Arnhem naar Apeldoorn.  Het rooster, dat bestaat uit een uitholling in de weg met metalen spijlen erover, moet voorkomen dat het wild zich op de drukke verkeersweg waagt. De jagers zouden het niet leuk vinden als een hert of zwijn aan de kogel ontkwam door zich voor een vrachtwagen te werpen.

We verlaten de weg weer snel en gaan rechtsaf door Beekbergen richting Loenen. Beekbergen hoort inmiddels tot de gemeente Apeldoorn. Honderd jaar geleden waren beide nog onbeduidende dorpjes, van elkaar gescheiden door het Wornumsche Veld, een heidegebied, de Wornumse Enk, waar landbouw werd bedreven en het bijbehorende dorpje Wornum. Dat laatste is opgeslokt door het uitdijende Apeldoorn en alleen de A50 scheidt Beekbergen nu nog van de grote, gulzige moedergemeente.


Dominee Craandijk bezocht deze streek in 1887 en hij deed dat onder meer met de trein van de Koninklijke Nederlandse Locaalspoorweg, die in dat jaar een lijn opende tussen Apeldoorn en Dieren. ‘De dampende, sissende, fluitende locomotief met de ratelende, schuddende wagens achter zich door de stille heidevelden voortsnellend, is er wel een vreemde verschijning...’, zo overpeinst hij, maar... ‘maakt het bezoek gemakkelijk en geeft aan de logeergasten gelegenheid tot uitstapjes naar de schoonste gedeelten van Gelderland.’

Het was toen niet eens nodig om naar een officiële halte of station te gaan ‘...‘t Is voldoende, wanneer wij bij den overweg wachten. De trein neemt daar de reizigers wel op.’ Kom daar nu nog eens om. De Nederlandse Spoorwegen hebben dit traject trouwens al lang geleden afgestoten. Grappig genoeg rijdt de stoomtrein sinds een aantal jaren weer over dit traject, maar nu voor de toeristen en bestuurd door hobbyisten.

We rijden over de smalle dorpsstraat van Beekbergen, dat vroeger dus nabij het legendarische Beekberger woud lag. De plaatselijke groenteman biedt verse kapucijners te koop aan. Er staan een paar flinke villa’s en mooie eikenbomen. Het kerkje is schilderachtig en stamt uit de 13e eeuw.

Craandijk noemt het: ‘Een der oudsten van de Veluwe, met zijn niet onaanzienlijken toren...’ *) Hij stapt uit bij het station dat een eindje buiten het dorp ligt, vlakbij het gehucht Lieren. Langs de weg van Lieren naar Beekbergen is trouwens een watermolen. **)

‘Veel is er trouwens niet te zien,’ beschrijft Craandijk het landschap laatdunkend. Hij vervolgt wat enthousiaster: ‘De spoorbaan volgt aanvankelijk den loop van het (Apeldoorns) kanaal tusschen groenland en boschjes, met wijde uitzichten over de vlakte. (...) door schrale bouwakkers en weiden, waardoor hier en daar zandwegen zich slingeren, waarin nu en dan een boerenwoning zich vertoont en waarboven van verre de Zutfensche toren oprijst.’



We slaan rechtsaf richting Loenen en Eerbeek. De weg voert door een bosgebied waar het wemelt van de campings. Hun namen verwijzen naar het heuvelachtige karakter van deze streek: Immenberg, Pietersberg, Wipselberg. Na camping de Immenberg is, in de bossen rechts van de weg, een sanatorium. ***) Een overblijfsel van de gedachte dat lijders aan longziekten baat zouden hebben bij gezonde boslucht. Verderop zullen we hier nog andere voorbeelden van tegenkomen.

Vlak voor het viaduct over de A50 beheert Natuurmonumenten een stuk bos, Munsterman, waar nog overblijfselen van agrarische activiteit uit vroeger jaren terug te vinden zijn. Zogenaamde randwallen, dijkjes beplant met struiken die opgeworpen werden om overstuiving van het bouwland te voorkomen. Craandijk vertelt hoe het aan zijn naam komt: ‘Daar zou in onveiliger dagen dan de onzen, een Munstersch koopman van zijn geld beroofd en vermoord zijn geworden.’

Aan de andere kant van het viaduct nog een mooi natuurmonument: De reeënberg, met glooiende heidevelden en vennen. Aangrenzend ligt landgoed de Vrijenberg, een heuvelachtig bosgebied dat doorsneden wordt door de Vrijenbergse spreng. Een spreng is een gegraven beek. Eertijds was dit een tamelijk vochtige streek met moerassige stukken. Om dat water af te voeren is een aantal sprengen gegraven dat uitmondt in het Apeldoorns kanaal.

‘’t Was in de laatste helft der junimaand van het jaar 1354,’ schrijft de dominee, in zijn verklaring van de naam Vrijenberg, ‘in Gelder blaakte het oorlogsvuur. Hertog Reinoud III en zijn broeder Eduard streden met verbittering tegen elkander.’

De edelen en steden waren verdeeld in twee kampen. De bewoners van de heerlijkheden, eenvoudige boeren en landarbeiders, vochten noodgedwongen mee. ‘...hun velden werden vertreden, hun woningen verbrand, hun bezittingen geplunderd, hun zonen opgeofferd, rechten hadden zij niet, om hun nooden en belangen bekommerde zich niemand.’

Om alle mannen van de Veluwe aan zijn zijde te krijgen beloofde hertog Reinoud hen de vrijheid, de meeste waren horigen, in feite slaven. Hij slaagde erin een leger van boeren op de been te brengen dat hij liet optrekken naar Arnhem. Maar zover kwamen ze niet: ‘Een sterke krijgsmacht, onder aanvoering van de Heeren van Bronckhorst en van Bahr, werd in de Veluwe gezonden en hier in de heide werd de geduchte beweging met geweld onderdrukt.’ Aan die vergeefse vrijheidsstrijd herinnert de naam van het landgoed.

Aan de weg, waar de spreng onderdoor stroomt, staat hotel-restaurant ‘de Vrijenberg’, een aardig gebouw uit het begin van de 20e eeuw. De uitkijktoren op het dak verwijst naar de boomloosheid van het landschap toen het gebouwd werd. Nu is er door de groei van het gewas niet veel uitzicht meer te genieten. In Craandijks tijd stond er een boerderij met dezelfde naam.



*) De oorspronkelijk aan st. Fabianus en st. Sebastianus gewijde kerk werd in de 13e eeuw gebouwd op de plaats van en met gebruikmaking van materiaal van een 11e eeuwse, romaanse voorganger. Uitbreidingen volgden in de 15e, 16e en 17e eeuw. In 1867, kort voordat Craandijk het dorp bezocht, werd er een nieuwe torenspits aangebracht en in 1905-07 en 1968-70 werden er restauratiewerkzaamheden uitgevoerd.

**) Langs de Beekbergensebeek staan twee watermolens. De oudste is de 'Gasthuismolen' die al in 1294 vermeld wordt. Het huidige molenhuis stamt uit 1900, kort daarna werd de molen ingericht als wasserij, sinds 1969 is er een metaalwarenbedrijf in gevestigd. De 'Ruitersmolen' bestond al in 1606 en was toen een dubbele papiermolen. De helft brandde in 1864 af, de andere helft was al in 1843 verbouwd tot korenmolen en werd in 1894 nog eens ingrijpend verbouwd. In 1984 werd de Ruitersmolen gerestaureerd. Beide zijn bovenslagmolens waarbij het beekwater van bovenaf op het rad valt. Hiervoor moeten vaak speciale voorzieningen in de beek aangebracht worden. De oudste molens zijn daarom meestal onderslagmolens, waarbij het water dus aan de onderkant tegen het wiel stroomt.

***) Sanatorium 'Immendaal' is momenteel in gebruik als verpleeghuis. Het hoofdgebouw met een centrale torenpartij, dateert uit 1910 en is opgetrokken in historiserende stijl. 



Deze verhalenreeks is, in 1998, geschreven voor de Artishockberichten, het maandblad van culturele vereniging Artishock in Soest. Omstandigheden ter plaatse kunnen inmiddels veranderd zijn.


Met dank aan: Juul van de Poll, bibliotheek Soest.

Tekening: Gerard Kuit

Bronnen: Grote historische atlas van Nederland - Wolters-Noordhof 1990; Grote topografische atlas van Nederland - Wolters-Noordhof 1987; Ontdek de Veluwe - IVN in samenwerking met de VARA 1981; Handboek Natuurmonumenten 1996; Wandelingen door Nederland, Gelderland I, door J. Craandijk - Tjeenk Willink 1894; Lexicon dorpen en steden benelux - Prisma 1984; Het beste boek voor de weg – ANWB / Reader’s digest 1996.

woensdag 4 januari 2012

De Veluwe 5 - Stuifzand, bos en campings

Voor een doorgaande weg is de N304 een hele mooie. Ter weerszijden golven de bossen en heidevelden. In het zuiden ligt het park de Hoge Veluwe, ten noorden het uitgestrekte militaire oefenterrein, het Harskampse zand. Honderd jaar geleden was dit een grote, kale heide- en zandvlakte. Nu maakt het de indruk aaneengesloten bos te zijn, maar wat verder van de weg is toch nog de nodige heide te vinden.

Ten noorden van het Harskampse zand ligt het Kootwijker zand dat volgens de gids van Natuurmonumenten het grootste actieve stuifzand gebied van Europa is: 'Een Sahara-achtig natuurgebied, waar bijzondere planten en dieren voorkomen. Tot 1900 was het open zandgebied nog veel uitgebreider en vormde het een reële bedreiging waardoor hele dorpen, waaronder Kootwijk, werden ondergestoven.'

Aan deze gevaarlijke situatie is door de ontginners een einde gemaakt. Er is in het begin van de eeuw veel bos aangeplant om het zand te beteugelen. Al in 1928 zag de overheid echter in dat stuifzand toch ook het behouden waard was en werd het resterende gebied aangewezen als Staatsnatuurreservaat. 

 


In het lieflijke Hoenderloo merk je niets van dit woeste natuurgeweld. Er valt in dit dorp toch al opmerkelijk weinig te beleven. Er is wat smakeloze jaren zeventig nieuwbouw, er is een aantal restaurants en een sigarenhandel, annex souvenirwinkel, waar we een toeristenkaart van de Veluwe kopen. Smulders kompas, schaal 1 op 150.000, met afrit nummers.*)

Midden in het dorp is een zevensprong waar, bij een grasveldje waarop een muziektent staat, zeven wegen en of bospaden ontspringen. Op het terras van restaurant de Deelerhof eten we een broodje en drinken een kopje koffie. Het weer is nog steeds heel redelijk en al etend bekijken we de voorbijgangers.

Vooral oudere stelletjes op de fiets. Zij in bloemetjesjurk met het haar strak gepermanent, hij met een sportieve pet op en zo’n handig houdertje voor de kaart voorop het stuur. Eén echtpaar is er in geslaagd om de al behoorlijk opgeschoten kinderen mee te krijgen. Ze strijken verderop neer om uitsmijters te bestellen.

In alle opzichten verkwikt slaan we een van de zeven wegen in, richting Beekbergen. Op de kaart staat deze weg aangegeven als een schilderachtige route. Meestal betekent dat dat er veel bomen langs staan. Dat is ook hier het geval, links van de weg ligt het Spelderholt, dat deel uit maakt van de boswachterij Uchelen-Hoenderloo. Rechts passeren we eerst een heidegebiedje dat de Krim genoemd wordt. Daarna volgt het Spoek, een voormalig heide- en stuifzandgebied dat aan het begin van de eeuw bebost is en vervolgens het Lierderbos.

Het hele complex valt onder staatsbosbeheer dat met name in het Spelderholt pogingen doet om het monotone naaldhoutbos gevarieerder te maken. Men past hier de mozaïekmethode toe, waarbij hier en daar groepjes bomen worden gekapt en vervangen door loofbos. Verder naar het noorden, aan de andere kant van de N 304 liggen bij Hoog Buurlo nog oudere loofbossen en een heidegebied dat begraasd wordt door een schaapskudde.


Er zijn veel campings hier in de buurt, waar de oudere toerist zijn tentje opzet, of zijn caravan parkeert. Ik heb eens een collega gehad die elk jaar op de Veluwe ging kamperen. ‘De Veluwe is het mooiste dat er is,’ placht hij elk jaar na terugkomst te zeggen, ‘Ik begrijp niet dat er mensen zijn die naar het buitenland op vakantie gaan.’

Toen zijn ouder wordende kinderen hem, na jaren aandringen, zover kregen om eens in Oostenrijk vakantie te houden, kwam hij terug met de mededeling: ‘Oostenrijk is het mooiste dat er is. Ik ga nooit meer ergens anders heen ! Onbegrijpelijk dat er niet meer mensen naar Oostenrijk op vakantie gaan.’

Iets dergelijks maakten wij een jaar of vijf terug mee, toen we tijdens een fietsvakantie een dagje bij Uddel op de Veluwe kampeerden. ‘s Avonds in de kantine bleek dat de meeste campingbezoekers, type diep gebruinde, geblondeerd vrouw en net zo diep gebruinde man met matje in de nek en dikke gouden kettingen op de harige borst, daar al tientallen jaren kwamen.

Ze hadden er hun vaste stek en hun kinderen waren soms zelfs getrouwd met de kinderen van andere campinggasten. Op hun beurt had het kroost dan weer een caravan naast die van de ouders staan. Wel gezellig doorgezakt in die kantine hoor, maar de volgende dag met kater en al gauw op de fiets. Wegwezen, hoewel we nog uitgenodigd waren op de koffie, maar nog meer gezelligheid konden we op dat moment niet aan.


*) Hoenderloo is een verrassend jong dorp, het is pas ontstaan nadat hier in 1841 in opdracht van ds. Heldring een waterput werd gegraven en in 1848 een tehuis voor verwaarloosde minderjarigen werd gesticht. Deze stichting bestaat nog steeds, als Hoenderloo Groep, maar de oude gebouwen zijn in 1985 grotendeels gesloopt.
De witgepleisterde hervormde kerk dateert uit 1857. De muziektent is van 1925. Het poortgebouw dat toegang geeft tot het Deelerwoud werd in 1923 in opdracht van baron van Heeckeren van Enghuizen gebouwd, het bijbehorende landhuis, dat in 1895 werd opgetrokken, is in 1945 verwoest. Herberg 'de Woeste Hoeve' een stukje ten oosten van Hoenderloo werd in 1771 gesticht als pleisterplaats aan de weg van Arnhem naar Apeldoorn.



Deze verhalenreeks is, in 1998, geschreven voor de Artishockberichten, het maandblad van culturele vereniging Artishock in Soest. Omstandigheden ter plaatse kunnen inmiddels veranderd zijn.


Met dank aan: Juul van de Poll, bibliotheek Soest.

Tekening: Gerard Kuit

Bronnen: Grote historische atlas van Nederland - Wolters-Noordhof 1990; Grote topografische atlas van Nederland - Wolters-Noordhof 1987; Ontdek de Veluwe - IVN in samenwerking met de VARA 1981; Handboek Natuurmonumenten 1996; Wandelingen door Nederland, Gelderland I, door J. Craandijk - Tjeenk Willink 1894; Eerste Nederlandse Systematisch Ingerichte Encyclopedie, deel IX en X - 1950; Lexicon dorpen en steden benelux - Prisma 1984; Kramers woordenboek -1956.