dinsdag 22 februari 2011

De Vecht 12 - Van Nijenrode naar Breukelen

Rond het jaar 1500 wonen de laatste van Nijenrodes op kasteel Nijenrode, de zusjes Josina en Johanna. Hun ouders, Jan III, de blinde, van Nijenrode en Elisabeth van Zuylen, sterven vlak na elkaar en in 1504 ziet een Gelderse ridder, Willem Torck, zijn kans schoon. Hij ontvoert de twee meisjes, een gewelddaad waarbij zelfs doden vallen. De familie laat dit niet op zich zitten, maar de actie die ze ondernemen is minder gewelddadig dan je zou verwachten. Oom Steven van Zuylen beklaagt zich bij de bisschop en de Utrechtse raad van staten en daar blijft het bij.

Het weerhoudt Willem er niet van om een jaar later met Josina te trouwen en zo heer van Nijenrode te worden. Veel sympathie geniet hij echter niet in de buurt. In 1511 wordt Nijenrode nog eens door Utrechtse burgers verwoest, dit keer in een samenwerkingsverband met Gelderse troepen. Willem wordt als gevangene afgevoerd, maar in 1512 weer vrijgelaten en in staat gesteld het kasteel weer op te bouwen. In 1536 wordt het als ridderhofstad erkend.

De Vechtbrug bij Breukelen - tekening Gerard Kuit

Na de woeste middeleeuwen komt kasteel Nijenrode in rustiger vaarwater. Door huwelijk kwam het halverwege de 16e eeuw, in de familie van den Bongard. Dat bleef zo tot 1669, dan komt het in handen van de familie van Reede tot Saesfelt. Er is in die periode veel aan Nijenrode verbouwd. De boel is net aardig op orde als de Franse troepen er in 1673 hun hoofdkwartier vestigen. De Fransen vernielen het een en ander, maar de grootste verwoesting wordt aangericht door hun Zwitserse vrienden die bij hun vertrek de hoofdtoren opblazen en de rest van het kasteel in brand steken.


 

De puinhopen worden in 1675 gekocht door de Amsterdamse koopman Johan Ortt, voor 40.000 gulden. Hij laat de boel weer netjes opknappen en gaat er met zijn gezin wonen. Tot halverwege de 19e eeuw blijft het min of meer in de familie. Onderling geruzie heeft tot gevolg dat Nijenrode een paar keer geveild wordt, waarbij verschillende familie leden het afwisselend opkopen. In 1853 zakt Sara Adriana, de laatste van Ortt, in Tilburg met haar paard en wagen door een ophaalbrug en komt daarbij te overlijden. Het kasteel wordt verkocht en doet een poosje dienst als kostschool.

In 1907 komt Nijenrode in het bezit van de koffiemagnaat Michiel Onnes. Deze besluit tot een omvangrijke restauratie, waarbij onder andere de grote toren tot de grond toe afgebroken wordt en, een verdieping hoger dan oorspronkelijk, weer opgebouwd. Hij bouwt ook het neo-renaissancistische poortgebouw aan de straatweg en laat het park opnieuw aanleggen. Onnes raakt hierdoor uiteindelijk in financiële problemen en is gedwongen de boel te verkopen aan de bekende Joodse kunsthandelaar Jacques Goudstikker. Die stelt er zijn omvangrijke kunstverzameling ten toon en houdt er feesten en recepties.

In de tweede wereldoorlog raakt Goudstikker zijn bezittingen grotendeels kwijt en komt hij zelf, op de vlucht naar Engeland, om het leven. Zijn erfgenamen zijn er pas in 2006, na ruim 50 jaar procederen, in geslaagd een deel van de kunstcollectie van de Nederlandse staat terug te krijgen. 

Nijenrode wordt in 1940 verkocht aan de Duitser Alois Med, die Nazi-topstukken als Seis-Inquart en Göring op zijn nieuw verworven kasteel onthaalt. Na de bevrijding verblijven er Duitse krijgsgevangenen op Nijenrode, bewaakt door Canadese troepen. In 1946 vestigt de Stichting Nijenrode, Nederlands Opleidings-Instituut voor het Buitenland, zich op het kasteel, in 1950 wordt de stichting ook eigenaar.


 

Als we er dominee Craandijk en Jac Thijsse op naslaan dan is het aardige dat zij twee heel verschillende indrukken van Nijenrode noteren. Craandijk wandelt er aan het eind van de 19e eeuw voorbij en merkt op dat het veranderd is '…van een geducht kasteel in eene vreedzame jongejuffrouwenkostschool. Op den keeper beschouwd, is het ook meer portlandsche cement, dan gehouwen steen, waaraan zijn muren en kanteelen hun grimmig voorkomen ontleenen.'

Thijsse treft in 1915, tijdens de restauratie van Onnes, een heel ander Nijenrode aan: '…schoner dan ooit tevoren. De tegenwoordige eigenaar heeft niets gespaard, om aan 't slot en zijn tuinen hun oude luister weer te geven…'. Waarschijnlijk heeft hij gelijk als hij zegt dat '…Nijenrode nu veel mooier is dan anno 1700.' Maar of het ook allemaal authentiek is ?

Gerard en ik rijden inmiddels, op de andere oever, rustig verder richting Breukelen. Bij de ophaalbrug, tegenover kasteel Gunterstein, wenkt de brugwachtster dat we nog snel de brug over mogen, voor ze hem ophaalt om een pleziervaartuigje te laten passeren. Door een smal straatje komen we aan de Kerkbrink en na een klein rondje vinden we een parkeerplaats achter de Katholieke kerk.


Dit verhaal verscheen in 2005 in de Artishockberichten, verenigingsblad van culturele vereniging Artishock in Soest. Omstandigheden kunnen inmiddels veranderd zijn.



Tekening: Gerard Kuit


Bronnen: J. Craandijk - Wandelingen door Nederland 1890; Jac. P. Thijsse - de Vecht 1915; ENSIE Lexicon 1952; Atlas van de Nederlandse kastelen 1980; Monumenten in Nederland 1996; Handboek Natuurmonumenten 1996.



dinsdag 15 februari 2011

De Vecht 11 - Nijenrode en het rampjaar


De ouderen onder ons kunnen het nog wel opdreunen: 1672 Rampjaar, Frankrijk, Engeland, Keulen en Münster vallen ons land binnen. Maar omdat het tegenwoordig slecht gesteld is met de kennis van de Vaderlandse Geschiedenis zal ik het nog eens uitleggen.

Het rampjaar en de daarop volgende oorlog maken een einde aan het eerste Stadhouderloze Tijdperk, dat aangevangen is na de dood van stadhouder Willem II in 1650. Het schijnt dat met name Lodewijk XIV, de Zonnekoning, ontstemd is over de tegenwerking die hij ondervindt, van de Republiek der Nederlanden, waar het zijn expansiedrift betreft.

Lodewijk vindt Frankrijk veel te klein en meent dat de noordgrens eigenlijk ter hoogte van de Rijn zou moeten liggen. Het bisdom Münster en het keurvorstendom Keulen verlenen hem de doorgang en zo kan hij ons land vanuit het oosten binnenvallen. De Engelsen zetten met hun schepen koers naar onze westkust. In Nederland zelf breekt een oproer uit, aangestookt door aanhangers van het huis van Oranje, die er mede toe leidt dat de gebroeders De Witt in Den Haag, door een woedende volksmenigte, op straat aan stukken worden gescheurd.

De Franse troepen trekken op tot aan de Hollandse waterlinie, bezetten onder meer de stad Utrecht en richten overal verwoestingen aan. Michiel de Ruiter verslaat echter de Engelse vloot en de Republiek sluit weer vrede met de Britten in 1674.

De vrede met Münster volgt snel en uiteindelijk worden de geschillen met Keulen en Frankrijk in 1678 bijgelegd. Deze schermutselingen, die bekend staan als de Hollandse Oorlog leiden ertoe dat Prins Willem III stadhouder wordt en daarmee komt een eind aan het eerste Stadhouderloos Tijdperk.


Fascinerend, hè, die Vaderlandse geschiedenis ? En de gevolgen zijn tot op de huidige dag zichtbaar. Ook aan de Vecht, waar vrijwel alle kastelen en buitenhuizen van voor 1672 door de Fransen in de as gelegd zijn. Eigenlijk is alleen Oudaen gespaard gebleven, men denkt omdat de eigenaar katholiek was (net als de Fransen). Het volgende kasteel dat we tegenkomen, Nijenrode, werd door de Franse troepen wel verwoest.

Nijenrode ligt voor ons aan de overkant van de rivier. We stoppen wel even voor een foto, maar uitgebreid bekijken kunnen we het niet. Het is een imposant kasteel maar, omdat er de bekende Nyenrode Business Universiteit in gevestigd is, is het niet toegankelijk voor het gewone publiek. Het werd vermoedelijk in de 13e eeuw gesticht door Gerard Splinter van Ruwiel en bestond toen waarschijnlijk uit een enkele toren.

Een verklaring voor de naam is dat 'Nije' staat voor nieuw en 'rode' voor een pas gerooid stuk bos. Gijsbrecht, de zoon van Gerard, gaat zich van Nijenrode noemen en stort zich in de twisten tussen Hollanders en Utrechters. In 1311 betaalt Graaf Willem III van Holland 'de som van 2000 zwarte tournoisen' voor schade die het kasteel door krijgshandelingen heeft opgelopen.

Gijsbrecht II, kleinzoon van de eerste, sluit zich tijdens de Hoekse en Kabeljauwse twisten aan bij de Kabeljauwen, die de aanspraken van Willem V op Holland en Zeeland steunen. In de winter van 1355 moordt hij de mannelijke bevolking van Bunschoten uit en aansluitend legt hij Soest in de as. Altijd leuk om te lezen dat je eigen woonplaats ook een rol heeft gespeeld in de vaderlandse geschiedenis !

Wat later wordt de gewelddadige heer van Nijenrode door de Utrechters gevangen genomen. Als straf voor zijn wandaden moet hij een bedevaart naar het heilige land maken. Bij terugkeer sluit hij zich aan bij de Hoeken, zijn voormalige vijanden dus, en schermutselt vrolijk verder.

Dat een onrustig leven tot op hoge leeftijd vol te houden is bewijst Gijsbrecht door na zijn 70ste nog deel te nemen aan de belegering van het kasteel Altena, waar rebellerende edelen Aleid van Poelgeest, de vriendin van Hertog Albrecht van Beieren, gevangen houden. Kleinzoon Gijsbrecht III huwt met Alienora van Borsselen, een zuster van Frank van Borsselen, de geheime geliefde van Jacoba van Beieren. (Zie ons verhaal over slot Zuylen.)


Inmiddels zijn we halverwege de 15e eeuw. Nijenrode staat dan aan de kant van David van Bourgondië, de Bisschop van Utrecht. Het is misschien moeilijk te volgen, maar het gevolg is dat de boze burgers van Utrecht, die hun Bisschop de stad al uitgeschopt hebben, het kasteel in 1481 plunderen en in brand steken.

De boel wordt weer opgebouwd en rond 1500 wonen de laatste telgen uit het geslacht van Nijenrode, de zusjes Josina en Johanna, op het kasteel. Hoe het hun verging leest u in de volgende aflevering van onze reis langs de Vecht.


Dit verhaal verscheen in 2005 in de Artishockberichten, verenigingsblad van culturele vereniging Artishock in Soest. Omstandigheden kunnen inmiddels veranderd zijn.



Tekening: Gerard Kuit


Bronnen: J. Craandijk - Wandelingen door Nederland 1890; Jac. P. Thijsse - de Vecht 1915; ENSIE Lexicon 1952; Atlas van de Nederlandse kastelen 1980; Monumenten in Nederland 1996; Handboek Natuurmonumenten 1996.




vrijdag 11 februari 2011

De Vecht 10 – Van Goudestein tot Ridderhofstad Oudaen

Dominee Craandijk vertelt hoe in de 17e eeuw Constantijn Huygens lovende dichtregels wijdde aan Goudestein. 'En als Huygens zoo de loftrompet stak, Huygens die toch waarlijk op Hofwijk en in zijne huizinge in Den Haag ook niet in 't midden eener woestenij leefde, dan blijkt het wel, dat de Vecht in 't algemeen en Goudenstein in 't bijzonder een groote aantrekkelijkheid moet hebben gehad.'

De dominee vindt trouwens de aanblik van het 19e eeuwse Goudestein enigszins teleurstellend: 'De steenen koepel op den hoek is verdwenen en de poortvormige ingang door een ligt ijzeren hek vervangen. Wat er van het oude nog over is, is welligt het "schaduwrijk geboomte". ' Niettemin moet hij toegeven dat het ook nu nog tot de sieraden van de Vecht behoort.
 


Gerard en ik stappen weer in de auto om onze weg te vervolgen langs andere sieraden, want de buitenhuizen staan hier haast schouder aan schouder. We passeren Otterspoor, Ganzenhoef en Doornburg, mooie tuinen, theekoepels en een enkele oude boerderij. We kunnen onmogelijk bij elke bezienswaardigheid stoppen en rijden daarom maar kalmpjes verder, terwijl nieuwe donkere wolken boven ons de zon dreigen te verduisteren.


Uiteindelijk houden we halt bij ridderhofstad Oudaen, een van de aardigste kastelen langs de Vecht. Thijsse noemt het een '…hoog en grauw gebouw…', maar rond 1900 was de voorgevel voorzien van een grijs geschilderde, planken betimmering, die bij een restauratie in 1978 gelukkig verwijderd is. Craandijk schrijft: 'Veel vertooning maakt het huis niet, maar reeds sinds drie eeuwen spiegelden zich zijn beide trapgevels, met het hangende torentje daar tusschen, in den kalmen stroom.'
Toegegeven Oudaen is geen spectaculair kasteel, maar het is wel een prachtvoorbeeld van wat je een klassieke ridderhofstad kunt noemen. Van oorsprong de versterkte woning van een ridder, of edelman, met een boerderij erbij, dus verdedigbaar en zelfvoorzienend. Vanaf de 16e eeuw was het bezit van een ridderhofstad een voorwaarde om, als edelman, deel te kunnen nemen aan de provinciale statenvergadering en de Staten-Generaal. Toen had een dergelijke woning dus een politieke waarde en was het belangrijk om je huis op de officiële lijst van erkende ridderhofsteden geplaatst te krijgen.

Dit systeem hield stand tot het eind van de 18e eeuw. Het gevolg was dat veel oude ridderhofsteden hun middeleeuwse kenmerken behielden, terwijl de huizen op zich niet meer verdedigbaar waren. Oudaen, dat in 1536 zijn officiële erkenning als ridderhofstad kreeg, heeft dan ook het uiterlijk van een deftig, dubbel herenhuis, met trapgevels, grote ramen en een decoratief hangtorentje. Maar is wel gelegen op zijn eigen eilandje, omringt door een slotgracht en toegankelijk via een ophaalbrug. Een kwaadwillende zou echter zonder problemen een baksteen over de gracht naar binnen kunnen werpen. Gelukkig voor de huidige bewoners komen wij alleen om foto's te maken en een beetje rond te kijken.


 

Het oudste deel van Oudaen, de rechter helftvan het kasteel (op de foto hiernaast, dus links), dateert uit de 13e eeuw en vormde toen een alleenstaande woontoren. Bij verbouwingen in de 16e en 17e eeuw kreeg het zijn huidige uiterlijk. Tegen de toren werd een tweede exemplaar aangebouwd. Het geheel werd voorzien van sierlijke gevels en aan de achterkant kwam een aanbouw, waarin de ingang werd opgenomen, en een halfronde traptoren. Op het terrein buiten de gracht staan een witgepleisterde, 17e eeuwse boerderij en twee dienstgebouwen met daartussenin de overblijfselen van een toegangspoort.
Ridderhofstad Oudaen zou genoemd zijn naar het riviertje de Oude Aa, dat vroeger hier aan de Vecht ontsprong. Aan de oude gracht in de stad Utrecht staat ook een huis Oudaen en de overeenkomst van naam is misschien geen toeval. Dit huis, dat bekend staat als stadkasteel en dat een horecagelegenheid en een bierbrouwerij herbergt, dankt volgens een folder van de gemeente Utrecht zijn naam aan Evert Taets, burgemeester van Utrecht en heer van de ridderhofstad Oudaen, die beide kastelen in de 14e eeuw in bezit had.

Een verhaal dat tegengesproken wordt door mijn monumentengids. Daar schrijven ze dat het Utrechtse huis Oudaen genoemd is naar de familie Van Houdaen, die het pand in de 15e eeuw bezat. Hier moeten professionele historici zich maar eens het hoofd over breken.


 
Terwijl het weer zachtjes begint te regenen maken Gerard en ik, onder de beschutting van een paraplu, een paar foto's. Daarna stappen we weer in de auto om onze weg richting Breukelen te vervolgen.



Dit verhaal verscheen in 2005 in de Artishockberichten, verenigingsblad van culturele vereniging Artishock in Soest. Omstandigheden kunnen inmiddels veranderd zijn.



Tekening: Gerard Kuit


Bronnen: J. Craandijk - Wandelingen door Nederland 1890; Jac. P. Thijsse - de Vecht 1915; ENSIE Lexicon 1952; Atlas van de Nederlandse kastelen 1980; Monumenten in Nederland 1996; Handboek Natuurmonumenten 1996.


Website van de Gemeente Maarssen 


Erfgoed Utrecht en Het Utrechts Archief    - voor artikelen en oude afbeeldingen van ridderhofstad Oudaen (en andere monumenten) 

Meer informatie over stadskasteel Oudaen in Utrecht

donderdag 10 februari 2011

De Vecht 9 - Goudestein

Als we om Bolenstein heen lopen blijkt Maarssen nog meer schilderachtige kanten te hebben. Het kasteel staat aan de rand van het dorp en naar links zie je het klassieke Vechtlandschap, met een theekoepel en geboomte waarachter je weer andere buitenhuizen vermoedt. Maar naar rechts, terug het dorp in, krijg je een heel andere indruk. De Vecht is hier omgevormd tot een stadsgracht met 18e en 19e eeuwse grachtenpanden.

Moderne motorjachten manoeuvreren behoedzaam op de ophaalbrug aan. We lopen langs hoge huizen, met namen als Raadhoven en De Boomgaard. Craandijk noemt ze '…typen dier oud-Hollandsche deftigheid en degelijkheid…'. Als we bij de brug komen rijdt er net een Rolls-Royce uit de jaren '50 voorbij die wonderwel bij de nostalgische omgeving past.




Jac. Thijsse schrijft niet zoveel over Maarssen. Dat komt omdat hij en zijn metgezellen er door de politie gearresteerd werden. Toen zij in 1915 langs de Vecht liepen was het land in opperste paraatheid, vanwege wat wij later de Eerste Wereldoorlog zijn gaan noemen. Dienstplichtigen waren gemobiliseerd, stellingen en forten gereed gemaakt voor het gevecht en ook langs de Vecht waren veel militairen op de been.

Een oplettende soldaat had, bij de molens van Zuilen, gezien dat Thijsse aantekeningen maakte in een boekje en had dat doorgegeven aan het bevoegd gezag in Maarssen. Het gezelschap werd van spionage verdacht en meegenomen het politiebureau. Thijsse kon de agenten van zijn onschuld overtuigen door zich bekend te maken als schrijver van de, toen al behoorlijk beroemde, Verkade-albums. Door het oponthoud kon hij niet veel aandacht meer schenken aan het dorp, hij moest zich haasten om in Nieuwegein de trein te halen.



Wij hebben minder haast en wandelen op ons gemak terug naar de auto. Als we even later opnieuw bij de brug aankomen blijkt dat we beter wat door hadden kunnen stappen, want nu staat de brug open. Links van ons zijn twee horecagelegenheden die, aan de naam te zien, bij elkaar horen: 'Zuster Francina' en 'Broeder Franciscus'. De deuren staan uitnodigend open. Koffie lijkt best een goed idee, maar we kunnen moeilijk de auto laten staan in de kleine file die zich voor de brug vormt.

Uiteindelijk gaat de brug weer dicht en kunnen we verder, het knusse winkelstraatje door en dan linksaf, weer op zoek naar de oevers van de rivier. Na een kort ritje draaien we de oprit van kasteel Goudestein op. We parkeren op een invalideparkeerplaats, aan de rand van het gazon achter het huis, het is er doodstil, dus we hinderen niemand.



Het kasteel rijst als een groot bakstenen blok voor ons op. Vier schoorstenen, met windvanen in de vorm van leeuwen en centaurs met pijl en boog, bekronen het dak. Rechts, half verscholen achter de bossages, staat het nieuwe, witte gemeentekantoor van Maarssen. Er is een pijl die verwijst naar parkeerplaatsen voor bruiloftsgasten.

In het lagere bouwhuis, naast het kasteel, is het Nederlands drogisterijmuseum gevestigd en de historische kring Maarssen. De voorkant van het huis, met een hardstenen bordes, waar een rode loper op ligt, is op de Vecht gericht. Er is een formele tuin met rozenperken, dikke eikenbomen en een vijver met fontein. Aan de oever van de rivier is een smeedijzeren hek met in gouden letters de naam van het buiten.

Goudestein werd in 1628 gebouwd door Joan Huydecoper, ridder, Heer van Maarsseveen en Neerdijk en burgemeester van Amsterdam. Het was een van de eerste buitenplaatsen langs de Vecht. De Huydecopers, rijke kooplieden betrokken bij de Verenigde Oostindische Compagnie, kochten verschillende landerijen langs de vecht, waar ze huizen op lieten bouwen. Zo stimuleerden ze de mode van het buiten wonen in statige buitenhuizen.



Goudestein bleef de hoofdzetel van het geslacht Huydecoper, maar werd in de 18e eeuw wel helemaal opnieuw opgebouwd. Tot 1955 bleef het in handen van de familie. De laatste bewoonster was mevrouw Royaards-Huydecoper, die in 1938 overleed. In de oorlog had het gebouw diverse functies, ondermeer als onderkomen voor de Nederlandse arbeidsdienst voor meisjes en de Landwacht. Van 1946 tot '59 deed het dienst als Rijksinternaat voor Sociale Jeugdzorg.

Inmiddels was het aangekocht door de gemeente Maarssen die er, na een grondige restauratie, in 1961 het gemeentehuis in vestigde. In de jaren '80 en '90 werd het interieur gedecoreerd met muurbekleding en verlichting die past bij het karakter van het huis. Voor het bijpassende meubilair, uit de 17e, 18e en 19e eeuw, zorgde de Rijksgebouwendienst. Uit de collectie van de familie Huydecoper kreeg men een aantal familieportretten in bruikleen. De burgemeester en wethouders zitten er nu dus poepsjiek bij.



Dit verhaal verscheen in 2005 in de Artishockberichten, verenigingsblad van culturele vereniging Artishock in Soest. Omstandigheden kunnen inmiddels veranderd zijn.



Tekening: Gerard Kuit


Bronnen: J. Craandijk - Wandelingen door Nederland 1890; Jac. P. Thijsse - de Vecht 1915; ENSIE Lexicon 1952; Atlas van de Nederlandse kastelen 1980; Monumenten in Nederland 1996; Handboek Natuurmonumenten 1996.

Wikipedia over Maarssen en Goudestein

Website van de Gemeente Maarssen 



zaterdag 5 februari 2011

De Vecht 8 - Maarssen, kerk en kastelen

De nederzetting Maarssen wordt voor het eerst genoemd in 866, op een lijst van bezittingen van de bisschop van Utrecht, als Marsna, of Marsua, wat moerassige grond betekent. De website van de gemeente vermeldt dat het eerste begin misschien een houten wachttoren tegen de Noormannen is geweest. Maar dat lijkt een slag in de lucht, daar betrouwbare informatie uit die periode ontbreekt.
 
tekening - Gerard Kuit



In 1083 bouwt Hemericus van der Meer, volgens de historische bronnen, een nieuw huis in de bocht van de Vecht, hetgeen suggereert dat er wellicht eerder een oud huis heeft gestaan. De opvolger van dit huis, er zal in de loop van de tijd wel heel wat aan verspijkerd zijn, wordt in 1672 door de Fransen verwoest, maar rond 1700 door Maximilliaan van Lockhorst weer opgebouwd.
 
Craandijk beschrijft het aan het eind van de 19e eeuw als '…een der schoonste landhuizen van het Sticht en door zijn vorstelijken luister het edel geslacht van zijn stichter waardig…'. In 1902 wordt het toch gesloopt, op het terrein zijn woonhuizen gebouwd.



foto - de StripmanRond 1200 wordt, wat verder van de rivier af, de oude kerk van Maarssen gebouwd. De toren is een van de oudste van de Vechtstreek. Hij is in Romaanse stijl opgetrokken van zogenaamde tufsteen. Deze natuursteen, Craandijk noemt het 'duifsteen', is van vulkanische oorsprong en moest van ver aangevoerd worden, bijvoorbeeld uit de Eifel in Duitsland. De rest van de kerk is laatgotisch en uitgevoerd in baksteen, die overal langs de Vecht in steenbakkerijen werd geproduceerd.

Craandijk schrijft: 'Aan de kerk is weinig opmerkelijks, tenzij de wijze waarop zij door vroegere en latere "architecten" bedorven is. ' Hij doelt daarmee op de twee gotische aanbouwen waardoor de toren als het ware gesandwiched wordt. Het grote gotische raam boven de ingangsdeur is ook niet origineel, maar de zogenaamde galmgatvensters, waarachter de kerkklokken hangen zijn, bij een restauratie in de jaren '70 van de 20ste eeuw, weer in Romaanse vorm teruggebracht. Een buitengewone schoonheid is de kerk daarmee niet, maar de toren is toch wel de moeite waard.

We werpen door het gesloten hek een blik op de naast de kerk gelegen begraafplaats. Tegen de kerk aan is in de 18e eeuw een grafkapel gebouwd voor de familie Huydecoper, toenmalige eigenaren van de buitenplaats Goudenstein, waar we later nog voorbij zullen komen.




Het kasteel van Hemericus van der Meer, dat naar hem 'Huis ter Meer' werd genoemd, maar dat later ook een poosje 'Zuylenburg' heette, naar de 16e eeuwse eigenaar Steven van Zuylen, lag op de linkeroever van de Vecht, ongeveer tussen de twee huidige bruggen in. Craandijk beschrijft hoe hij '…langs het plantsoen en de boomgaarden van dit goed…' naar de oude kerk wandelde.

foto - de StripmanEr waren nog twee andere kastelen in de buurt van het dorp: Snaefsburg, waar alleen de naam van '…een boerderij bij den tol aan den weg naar Utrecht…' nog aan herinnert, en Bolenstein dat nog steeds bestaat. Dat ontdekken Gerard en ik even later als we, na op goed geluk het dorp in te zijn gereden, voor ons een fraai smeedijzeren hek zien opdoemen. Achter dit hek ligt '…een aanzienlijk buitengoed, met een groote heerenhuizinghe, uit de gracht opgetrokken, met brug en voorplein en een wit koepeltorentje op het dak.'

Bolenstein zou in de 14e eeuw aan een geslacht de Bole, of van Bole, hebben behoord. Later was het ondermeer in handen van het geslacht Snaef, van de Snaefsbrug en Splinter van Nijenrode, die het in 1458 kocht en er '…een onder- en bovenkok, een bottelier, een kamerling, een jager en een schipper…' in dienst had.

In het tegenwoordige gebouw zijn nog 15e eeuwse delen terug te vinden, maar zijn deftige voorkomen dankt het aan verbouwingen in 1829 en 1917. Het oude kasteel werd omgevormd tot een regelmatig, rechthoekig, landhuis met classicistische trekken. Het werd witgepleisterd, maar die gevelbekleding is inmiddels aan drie kanten weer weggehaald. Alleen de vechtzijde is nog wit. Daar kun je als kasteelheer of -dame, vanaf een dubbel balkon versierd met een wapenschild, over de rivier uitkijken.




Ps: In de afgelopen jaren is Bolenstein in het nieuws gekomen als woning van de dubieuze vastgoedhandelaar Jan Dirk Paarlberg. Zie Wikipedia

Dit verhaal verscheen in 2005 in de Artishockberichten, verenigingsblad van culturele vereniging Artishock in Soest. Omstandigheden kunnen inmiddels veranderd zijn.


 
Tekening: Gerard Kuit


Bronnen: J. Craandijk - Wandelingen door Nederland 1890; Jac. P. Thijsse - de Vecht 1915; ENSIE Lexicon 1952; Atlas van de Nederlandse kastelen 1980; Monumenten in Nederland 1996; Handboek Natuurmonumenten 1996.

Wikipedia over Maarssen en Bolenstein 

Website van de Gemeente Maarssen 




woensdag 2 februari 2011

De Vecht 7 - Op weg naar Maarssen

Met tekenaar Gerard Kuit aan het stuur vervolgen we, op een wisselvallige zondagochtend in augustus, onze autorit langs de Vecht. Het weer slaat bijna elk kwartier om, van zonneschijn naar regenbui en weer terug. Maar we hebben regenkleding meegenomen en een goed humeur.

We rijden naar Utrecht-Overvecht en zoeken zo snel mogelijk de rivier op, richting Oud Zuilen. Eerst komen we langs flatblokken, met een enkel oud huis er tussen. Cafe het Vechtse park, bijvoorbeeld en verderop een herenhuis met terras aan het water.

We gaan langs het kasteel, het kerkje en de ophaalbrug, de dorpsstraat van Oud Zuilen in. Hier wisselen oudere huisjes en redelijk smaakvolle nieuwbouw elkaar af. Voorbij het dorp rennen joggers langs de rivier. In een boom, waarvan de takken over het water hangen, zien we een paar eenden zitten.

Een stukje verder ligt de salonboot, 'MS de Tijd', langs de wal. Dit schip heb ik naderhand niet op internet kunnen vinden, maar voor de liefhebbers zijn er salonboten genoeg te huur. Bijvoorbeeld de Belle van Zuylen, met ruimte voor 30 personen. Voor twee uur betaal je 525 euro, exclusief bediening, want onderweg kun je een high tea gebruiken of een borrel met hapjes.*)
 




We parkeren de auto bij een smal zijweggetje dat naar twee molens voert. '…een houten standermolen en zoo'n dikkerd met een groot rieten dak, ' schrijft Jac. P. Thijsse, in het Verkade-album 'De Vecht' uit 1915. Dominee Craandijk noemt de molens niet, hoewel ze er al wel stonden toen hij hier, 25 jaar eerder, voorbij wandelde. Misschien zag hij deze functionele bouwsels niet als bezienswaardig, maar alleen als nuttig.
 
De houten molen, een wipwatermolen volgens mijn monumentengids, heet de Buitenwegse molen en is in 1830 gebouwd om de polder Buitenweg te bemalen. Zijn grotere overbuurman is een met riet gedekte, achtkantige bovenkruier uit 1753, die de Westbroekse molen heet, naar het waterschap waarvoor hij tot 1946 water uit de polder maalde. Ze staan elk aan hun eigen molengang, een smal watertje dat naar de Vecht afvoert. Ertussenin staat een klein gebouwtje dat vermoedelijk een modern, elektrisch gemaal herbergt. Op de top van de bovenste wiek zit bij alle twee de molens een aalscholver.

We proberen foto's te maken, maar Gerard komt tot de ontdekking dat zijn toestel stuk is. Gelukkig heb ik mijn digitale cameraatje bij me. Groene weiden, de zon die schijnt tussen dreigende wolken, het is een schilderachtig plaatje.
 



Op de hoek van het weggetje naar de molens staat een witgeverfde boerderij, met een lage schuur erachter. Als we die passeren valt ons ineens op dat de deur, die toegang lijkt te geven tot het gebouwtje, niet echt is maar op de muur geschilderd. Het venster ernaast, met twee dichtgeslagen luiken ervoor, is wel echt en om het effect te verhogen heeft men op de nepdeur een echte knop gemonteerd. Humor langs de Vecht !

Het begint weer te spetteren dus we stappen weer in de auto. De Vecht maakt tussen Zuilen en Maarssen een grote S-bocht. Zo zelfs dat je na enige tijd aan je linkerhand Zuilen weer zou moeten kunnen zien liggen. '…met eenige verbazing herkennen we ons geliefd Zuilen…', schrijft Thijsse, maar hoewel ik erg zit op te letten, zie ik geen bebouwing tussen de bomen. Misschien zijn die in de tussentijd gewoon te dicht en te hoog opgegroeid.
 



We rijden onder het viaduct door van de N230, die Groenekan en Maarssen met elkaar verbindt, passeren kantoorgebouwen en fabrieken, een verkeersdrempel, een voetbalveld en wat nieuwbouwwoningen. De buitenwijken van Maarssen '…een mengelmoesje van oud en nieuw', schrijft Thijsse, 'een fabriek, druk in werking, een ander die te huur staat, een vervallen oud werfje, een coquet theehuisje…'.

Een jonge meerkoet scharrelt langs de oever bij het hek van de buitenplaats Vechtenstein. Het huis zelf lijkt me niet al te oud, Craandijk noemt het in 1875 '…het nieuwe, vrolijke Vechtenstein…', maar er stonden ook toen al een paar mooie oude bomen.
 
Bij de brug steken we de Vecht over, eigenlijk willen we rechtsaf, de rivier volgen, maar eenrichtingsverkeer dwingt ons eerst naar links. Een beetje per ongeluk belanden we zo bij de oude kerk van Maarssen, waar we de auto parkeren. De regen is weer even opgehouden, dus stappen we uit voor een foto.




*) Dit verhaal verscheen in 2005 in de Artishockberichten, verenigingsblad van culturele vereniging Artishock  in Soest. Omstandigheden kunnen inmiddels veranderd zijn.

 
Tekening: Gerard Kuit 


Bronnen: J. Craandijk - Wandelingen door Nederland 1890; Jac. P. Thijsse - de Vecht 1915; ENSIE Lexicon 1952; Atlas van de Nederlandse kastelen 1980; Monumenten in Nederland 1996; Handboek Natuurmonumenten 1996.

Wikipedia over Maarssen 

Website van de Gemeente Maarssen 

Zie Rederij Belle voor salonboten op de Vecht